ECLI:NL:RBZWB:2020:1510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19_2566
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunning voor strandbrug en natuurmaatregelen

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Nieuwvliet, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, dat op 13 mei 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van een strandbrug en het treffen van natuurmaatregelen. De strandbrug is bedoeld om het Vakantiepark Nieuwvliet-Bad te verbinden met het Noordzeestrand en is bestemd voor bezoekers van het recreatiepark en voetgangers en fietsers uit de omgeving. De rechtbank heeft op 14 februari 2020 de zitting gehouden, waarbij eiseres in persoon aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door M. Cijsouw. De derde partij, Beach Resort Nieuwvliet B.V., was vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker en C. van de Wel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde partij op 14 juli 2017 een aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft ingediend, die gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. Eiseres heeft haar zienswijze ingediend, maar het college heeft de vergunning verleend, ondanks haar bezwaren. De rechtbank overweegt dat eiseres eerder niet-ontvankelijk was verklaard in haar bezwaren tegen een andere omgevingsvergunning, omdat de afstand tussen haar vakantiewoning en het centrumgebouw te groot was. De rechtbank concludeert dat eiseres geen eigen en persoonlijk belang heeft dat haar onderscheidt van andere bewoners van vakantiehuizen op meer dan 350 meter afstand van de strandbrug.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. L.P. Hertsig, leden, op 27 maart 2020, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2566 WABO

uitspraak van 27 maart 2020 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Nieuwvliet, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Beach Resort Nieuwvliet B.V., te Middelburg,
gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 mei 2019 (bestreden besluit) inzake de omgevingsvergunning voor het bouwen van een strandbrug en het treffen van natuurmaatregelen tussen Vakantiepark Nieuwvliet-Bad en het Noordzeestrand.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 14 februari 2020. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Cijsouw. Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden mr. J.M. van Koeveringe-Dekker en C. van de Wel.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Derde partij heeft op 14 juli 2017 verzocht om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een strandbrug en het treffen van natuurmaatregelen. De strandbrug gaat het Vakantiepark Nieuwvliet-Bad verbinden met het Noordzeestrand aan de andere zijde van de zeewering. De brug is bestemd voor bezoekers van het recreatiepark en voetgangers en fietsers uit de omgeving. De strandbrug wordt gerealiseerd in combinatie met (natuur)maatregelen om de kwaliteit van het gebied verder te versterken. Die maatregelen zien op het vergroten van de geul, het verruimen van de zandrug voor kustbroedvogels en het ontgraven van het geulenstelsel.
Het project is in strijd met de twee ter plaatse geldende bestemmingsplannen “Buitengebied” en “Kustwerk Nieuwvliet”. Verweerder heeft te kennen gegeven dat hij voornemens is om de gevraagde vergunning te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en sub a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De aanvraag met bijbehorende stukken heeft met ingang van 29 november 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze inzagetermijn heeft (onder meer) eiseres haar zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van eiseres, de omgevingsvergunning verleend.
2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3. Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – bijvoorbeeld de uitspraak van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2347) – een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
3.1
De rechtbank overweegt dat verweerder eiseres eerder niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan derde partij voor het bouwen van een centrumgebouw in het vakantiepark. Eiseres is niet-ontvankelijk verklaard omdat de afstand tussen haar vakantiewoning en het centrumgebouw 150 à 200 meter bedraagt en daarmee te groot is. Het beroep van eiseres tegen deze niet-ontvankelijkheid is bij uitspraak van 28 november 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6597, ongegrond verklaard.
Voorts overweegt de rechtbank dat de strandbrug is geprojecteerd op een afstand van ongeveer 350 meter van de vakantiewoning van eiseres, ongeveer 150 à 200 meter achter het centrumgebouw. In het verlengde van de hiervoor genoemde uitspraak van 28 november 2018 is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen eigen en persoonlijk belang heeft waarmee zij zich onderscheidt van veel andere bewoners van vakantiehuizen op meer dan 350 meter afstand van de strandbrug.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres met betrekking tot de verleende omgevingsvergunning voor de strandbrug niet als belanghebbende in de zin van de Awb worden aangemerkt. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar beroep tegen deze omgevingsvergunning.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. L.P. Hertsig, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 27 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
V.E.H.G. Visser, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.