ECLI:NL:RBZWB:2020:1509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19_2565
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen watervergunning en ontheffing voor aanleg strandbrug

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, wonende te Nieuwvliet, en het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 april 2019, waarin haar bezwaren tegen de verleende watervergunning en ontheffing voor de aanleg van een strandbrug aan de Zeedijk te Nieuwvliet-Bad niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire besluiten op 31 juli 2018 zijn verzonden naar de derde partij, en dat de bezwarentermijn op 1 augustus 2018 is aangevangen. Eiseres heeft haar bezwaarschrift pas op 21 september 2018 ingediend, wat 9 dagen te laat was. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, aangezien de besluiten op de juiste wijze bekendgemaakt waren aan de aanvrager. Eiseres had bovendien meerdere keren eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten van lagere overheden en was dus bekend met de wettelijke termijnen. De rechtbank concludeerde dat eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard in haar bezwaren en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2565 WATER

uitspraak van 27 maart 2020 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Nieuwvliet , eiseres

en

het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Beach Resort Nieuwvliet B.V., te Middelburg ,
gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 april 2019 (bestreden besluit) inzake het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaren tegen de aan derde partij verleende watervergunning en ontheffing wegen voor de aanleg van een strandbrug aan de Zeedijk te Nieuwvliet-Bad.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 14 februari 2020. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door L.C. Meijers, P.H. Janse en mr. C.C. Wolters. Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden mr. J.M. van Koeveringe-Dekker en C. van de Wel.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Derde partij heeft op 2 oktober 2017 verzocht om een watervergunning voor het aanleggen van een strandbrug voor fietsers en voetgangers aan de Zeedijk te Nieuwvliet-Bad. Voor het plaatsen van bouwwerken binnen een afstand van 20 meter langs wegen die in beheer zijn van het waterschap, is tevens een ontheffing van de Keur wegen waterschap Scheldestromen 2011 (hierna: Keur) vereist. Ook deze ontheffing is op 2 oktober 2017 aangevraagd.
Zowel de vergunning als de ontheffing is op 31 juli 2018 verleend. Beide besluiten zijn op 31 juli 2018 verzonden naar derde partij.
Tegen deze besluiten heeft eiseres, blijkens de poststempel op de enveloppe, op 21 september 2018 een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaren omdat zij haar bezwaarschrift niet binnen de wettelijke bezwaartermijn heeft ingediend.
2. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
3. Vaststaat dat de primaire besluiten op woensdag 31 juli 2018 zijn toegezonden aan derde partij. De bezwarentermijn is dus aangevangen op 1 augustus 2018 en liep tot en met woensdag 12 september 2018. Eiseres heeft haar bezwaarschrift pas op 21 september 2018 ingediend. Dit is 9 dagen te laat.
4. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de verlening van de watervergunning en de ontheffing van de Keur pas op 28 augustus 2018 is gepubliceerd in het Waterschapsblad en dat zij niet eerder van deze besluiten kennis heeft kunnen nemen. Naar eiseres heeft gesteld woont zij in een vakantiehuis waar geen huis-aan-huisbladen worden bezorgd. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat in de publicatie niet is aangegeven dat bezwaar gemaakt kan worden en binnen welke termijn dat moet gebeuren.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De besluiten zijn op de juiste wijze bekendgemaakt, namelijk door toezending aan de derde partij, de aanvrager. Bekendmaking van besluiten van het waterschap in een huis-aan-huisblad of op andere wijze is niet verplicht. De onverplichte publicatie van de besluiten in het Waterschapsblad van 28 augustus 2018 vermeldt dat de besluiten op 31 juli 2018 zijn genomen. Verder heeft het waterschap de besluiten ook (onverplicht) elektronisch bekendgemaakt op de website van het waterschap. Die bekendmaking is vergezeld van linkjes naar de vergunning en de ontheffing, zodat ook op die manier voor eiseres te zien was welke bezwaartermijn gold. Eiseres heeft al meerdere keren bezwaar gemaakt tegen besluiten van lagere overheden. Zij was dus op de hoogte van het feit dat bezwaarschriften binnen zes weken na bekendmaking van besluiten moeten worden ingediend (in dit geval dus binnen zes weken na bekendmaking aan de aanvrager). Zij had nog vóór het verstrijken van de termijn op 12 september 2018 een bezwaarschrift in kunnen dienen. De rechtbank acht de termijnoverschrijding in dit geval dus niet verschoonbaar.
5. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaren. Haar beroep zal daarom ongegrond verklaard worden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. L.P. Hertsig, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 27 maart en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
V.E.H.G. Visser, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.