Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- [adres 2] te [plaats 3] : BRE 19/437,
- [adres 3] te [plaats 4] : BRE 19/439,
- [adres 4] te [plaats 4] : BRE 19/440.
2.Feiten
betreft: bezwaar WOZ c.a. 2018”. Als bijlagen bij het bezwaarschrift zijn meegestuurd het aanslagbiljet en een e-mailbericht van belanghebbende aan de gemachtigde van 28 mei 2018 waarin het volgende staat:
(…) [Straatnaam] is niet bij mij in gebruik, er is geen sprake van kamerverhuur. [plaats 3] is te hoog, er wonen slechts 8 mensen.”
Nee hebben ze niet. Het is kamerverhuur, boven zitten 4 kamers met 2 gezamenlijke toiletten. Toiletten zijn niet toegekend en moeten ze dus samen delen.”
Ga je voor [Straatnaam] naar rechtbank? Zijn geen aparte objecten omdat het kamerverhuur is.”
3.Geschil
- of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd;
- of de toegekende kostenvergoeding in bezwaar op de juiste hoogte is vastgesteld;
- of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade.
4.Beoordeling van het geschil
betreft: bezwaar WOZ c.a. 2018” bevat geen bezwaargronden die gaan over de aanslagen zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2017 van het waterschap.
5.Conclusie
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: