In deze zaak heeft de gemachtigde van verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van de Zeeuwse Muziekschool, dat op 31 oktober 2019 was genomen. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 13 februari 2020, waarbij het bezwaar van verzoekster gegrond werd verklaard, heeft de gemachtigde het beroep ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek om veroordeling in de proceskosten zonder zitting te behandelen.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De kosten worden vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 46,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank heeft de beslissing op 27 maart 2020 genomen en deze is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.