Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Türk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op zijn aanvraag voor herbeoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat het UWV de beslistermijn had overschreden. De gemachtigde van eiser had het UWV op 13 december 2019 in gebreke gesteld, waarna twee weken waren verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. Hierdoor was het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft ook een verzoek van de gemachtigde van eiser om een beslissing te nemen over de verschuldigdheid van een dwangsom behandeld. Aangezien het UWV op 12 maart 2020 had toegezegd het maximale dwangsombedrag te betalen, werd het beroep op dit punt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 262,50. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV binnen zes weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag moet nemen, zonder het opleggen van een dwangsom. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.