Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Procesverloop
[naam vertegenwoordiger] .
Overwegingen
Feiten
De met eiseres tijdens dit gesprek gemaakte afspraken zijn neergelegd in een brief van
28 maart 2019. Die brief luidt, voor zover nu van belang, als volgt:
“(…)
- U heeft een verzoek tot alimentatie gedaan met als ingangsdatum 1 februari 2018 waarbij vermeld is dat u in februari 2018 uit elkaar bent gegaan. U heeft hierover aangegeven dat u over de eerder periode alimentatie heeft aangevraagd. U dient dit middels controleerbare en verifieerbare bewijsstukken aan te tonen.
- In de periode januari, februari en maart 2018 heeft u geld ontvangen van [naam persoon] en [naam persoon2] . U heeft hierover aangegeven dat u dit geld ontving ten behoeve van een gezamenlijke cursus/training “communicatie voor dieren”. U spaarde voor hun voor dit doel. U dient dit middels controleerbare en verifieerbare bewijsstukken aan te tonen.
- Op 20 september 2018 heeft u een bedrag van €85.- ontvangen van [naam persoon3] . U geeft hierover aan dat u een betaling voor haar heeft voorgeschoten. U had dit bedrag zelf eerder gepind. U dient dit middels controleerbare en verifieerbare bewijsstukken aan te tonen.
- Op 2 oktober 2018 ontvangt u een bedrag van €50.- van [naam persoon] . U geeft hierover aan dat dit bedoeld was voor eerder genoemde cursus/training. U dient dit middels controleerbare en verifieerbare bewijsstukken aan te tonen.
- Op 14 november 2018 ontvangt u van [naam persoon4] een bedrag van €50.- Hierbij is vermeld ‘weekend weg paard’. U dient dit middels controleerbare en verifieerbare bewijsstukken aan te tonen.
1 januari 2019 ingetrokken, omdat zij vanaf die datum over voldoende inkomen beschikt. Daarnaast heeft het college bepaald dat de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 10 januari 2018 tot en met 31 december 2018 dient te worden herzien omdat aan haar teveel uitkering is verstrekt. Eiseres heeft volgens het college een aantal onkosten ten onrechte opgevoerd en heeft alimentatie en andere inkomsten ontvangen die zij ten onrechte niet heeft doorgegeven. Gelet hierop is het college van mening dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden.
Geschil
Inkomsten
- € 100,- op 10 januari 2018 van [naam persoon] , omschrijving:
- € 100,- op 23 januari 2018 van [naam persoon2] , omschrijving:
- € 50,- op 5 februari 2018 van [naam persoon] , omschrijving:
- € 50,- op 11 maart 2018 van [naam persoon] , omschrijving:
- € 50,- op 19 maart van [naam persoon2] , omschrijving:
- € 50,- op 7 april 2018 van [naam persoon] , omschrijving:
- € 85,- op 20 september 2018 van [naam persoon3] , omschrijving:
- € 50,- op 2 oktober 2018 van [naam persoon] , omschrijving:
- € 50,- op 14 november 2018 van [naam persoon4] , omschrijving:
“3x workshop communiceren met dieren op 20 oktober 2018 contant voldaan”.
De overgelegde verklaringen van de vriendinnen van eiseres acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. Daar komt bij dat het door [naam persoon] aan eiseres betaalde bedrag van in totaal € 300,- niet te rijmen is met het bedrag van de factuur van [naam organisatie] van € 450,-. Als eiseres met in totaal drie personen de cursus zou hebben gevolgd, zou het immers gaan om een bedrag van € 150,- per persoon. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij het teveel van [naam persoon] ontvangen bedrag heeft terugbetaald aan [naam persoon] , maar zij heeft dat niet met controleerbare en verifieerbare gegevens onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
“Behandeling cranio sacraal therapie 20-9-2018”. De factuur staat op naam van [naam persoon3] . Ook bevat het dossier een verklaring van [naam persoon3] die de stelling van eiseres bevestigt en die de rechtbank voldoende geloofwaardig voorkomt. Het college heeft de storting door [naam persoon3] naar het oordeel van de rechtbank dus ten onrechte als inkomen aangemerkt.
Alimentatie
Onkosten
- € 147,- in april 2018 met betrekking tot stoelen,
- € 695,75 in april 2018 met betrekking tot [naam accountant] ,
- € 695,75 in juli 2018 met betrekking tot [naam accountant] .
“kado stoelen”. Aan de achteraf opgestelde verklaring van de moeder van eiseres komt niet de betekenis toe die eiseres daaraan toegekend wil zien.
Hoogte terugvordering
Conclusie
Het primaire besluit II van 19 april 2019 zal in zoverre worden herroepen. Het collegezal een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is bepaald dat de hoogte van de terugvordering € 5.149,00 bruto bedraagt;
- herroept het primaire besluit van 19 april 2019 zover daarin is bepaald dat de hoogte van de terugvordering € 5.149,00 bruto bedraagt en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen de terugvordering met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van