Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 27 maart 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
de burgemeester van de gemeente Sluis, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Standpunt verzoeker
Kortsluiten
Wettelijk kader
Bevoegdheid tot sluiting
27 januari 2020 op dit tegenonderzoek overgelegd. In die reactie, vergezeld van foto’s van de aangetroffen wapens, geeft de politie, voor zover thans van belang, aan dat de aangetroffen wapens voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens. Daarmee zijn zij voor afdreiging of bedreiging geschikt, aldus de politie. Verzoeker heeft dit laatste niet weersproken en de voorzieningenrechter deelt aan de hand van de overgelegde foto’s ook het standpunt van de politie. In deze procedure staat daarom voldoende vast dat de aangetroffen wapens onder artikel 2 lid 1, categorie I onder 7 van de Wwm vallen. Op grond van de Beleidsnota kan het bezit van deze verboden wapens dus als een verzwarende omstandigheid worden aangemerkt.
Gebruikmaking van bevoegdheid
Evenredigheid
7.2.1 De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat de burgemeester zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen.
5 februari 2020 contact heeft gehad met een WMO-consulent van de gemeente voor hulp. Dat verzoeker teleurgesteld is in de hulp die de WMO-consulent hem kon bieden, leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie dat sluiting van de woning daardoor op zich onevenredig moet worden geacht. Ook het gestelde feit dat het gezin van verzoeker niet meer op één adres woont, leidt -hoe invoelbaar de gevolgen daarvan ook zijn- nog niet tot die conclusie. En anders dan verzoeker lijkt te willen betogen, kan de uitlating van de burgemeester tijdens de zitting in het kader van het eerste verzoek om een voorlopige voorziening niet worden gelijkgesteld met een (harde) juridische toezegging om van sluiting af te zien wanneer het uiteindelijk onverhoopt (toch) niet mogelijk zou blijken om vervangende woonruimte te vinden voor het hele gezin gezamenlijk.
de burgemeester op grond van aanwezige verzwarende omstandigheden in beginsel naar boven kan afwijken van de in artikel 3.4.2 van de Beleidsnota genoemde sluitingsperiode van drie maanden.
(zie rechtsoverwegingen 4.1.1 en 4.1.2).
Conclusie
De voorzieningenrechter zal het primaire besluit in zoverre ook herroepen. Dit betekent dat de sluiting van de woning nog zal voortduren tot en met 3 mei 2020.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het beroep gegrond;