ECLI:NL:RBZWB:2020:1442
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor opknap- en inrichtingskosten woning
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand aanvroeg voor de kosten van het inrichten en opknappen van haar woning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Eiseres had op 5 december 2018 een aanvraag ingediend, maar het college had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de kosten al waren gemaakt vóór de aanvraagdatum. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 5 februari 2020 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college.
De rechtbank overwoog dat volgens de Participatiewet bijstand in beginsel niet kan worden verleend voor kosten die zijn gemaakt vóór de aanvraagdatum. Eiseres stelde dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder lichamelijke en psychische klachten, niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen. Het college erkende de moeilijke situatie van eiseres, maar vond het niet aannemelijk dat zij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat eiseres niet voor bijzondere bijstand in aanmerking kwam, omdat zij de kosten al had gemaakt voordat zij de aanvraag indiende.
Daarnaast voerde eiseres aan dat zij een toezegging had gekregen van een medewerkster van de gemeente dat haar kosten vergoed zouden worden als zij foto’s en bonnen zou inleveren. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een concrete, ondubbelzinnige toezegging die door een bevoegd persoon was gedaan. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden de aanvraag van eiseres had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.