ECLI:NL:RBZWB:2020:1439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4742
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake Ziektewet en WIA-uitkering

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar aanspraken op uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. de Goede en mr. J.C. Sneep, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 12 augustus 2019, waarin haar ZW-uitkering werd beëindigd. Het UWV heeft later, op 12 februari 2020, dit besluit gewijzigd, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van de ZW-uitkering gegrond werd verklaard, maar haar aanspraak op een WIA-uitkering werd afgewezen.

Tijdens de zitting op 5 maart 2020 heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV besproken, waarbij eiseres psychische klachten had en eerder was gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld in zijn medische beoordeling en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens werd het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4742 ZW

uitspraak van 26 maart 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. de Goede,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 augustus 2019 (bestreden besluit I) van het UWV inzake haar aanspraken op uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 12 februari 2020 (bestreden besluit II) heeft het UWV bestreden besluit I gewijzigd. Het UWV verklaart het bezwaar van eiseres, voor zover betrekking hebbend op haar aanspraak op een uitkering grond van de ZW, gegrond en, voor zover betrekking hebbend op haar aanspraak op een uitkering grond van de WIA, ongegrond.
Het beroep van eiseres is mede gericht tegen bestreden besluit II.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 5 maart 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Sneep, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is werkzaam geweest als projectmanager. Tijdens een periode van werkloosheid heeft zij zich op 8 mei 2017 ziek gemeld met psychische klachten.
Bij besluit van 29 september 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 10 mei 2017 een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 28 maart 2019 (primair besluit I) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 29 april 2019 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 29 maart 2019 (primair besluit II) heeft het UWV geweigerd aan eiseres met ingang van 6 mei 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij de wachttijd van
104 weken niet heeft volgemaakt.
Bij het bestreden besluit I heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Bij bestreden besluit II heeft het UWV bestreden besluit I gewijzigd. Het UWV verklaart het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I gegrond en tegen primair besluit II ongegrond. Het UWV stelt dat de ZW-uitkering van eiseres ten onrechte is beëindigd met ingang van 28 april 2019. Eiseres heeft recht op deze uitkering tot 5 mei 2019, tot aan de maximale termijn van 104 weken. Aansluitend heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt beschouwd.
2.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat bestreden besluit I is gewijzigd met bestreden besluit II. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres als gevolg daarvan geen belang meer bij de beoordeling van bestreden besluit I. Het beroep daartegen zal de rechtbank daarom niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank ziet hierin wel aanleiding om het UWV in de proceskosten van eiseres te veroordelen. Met wijziging van bestreden besluit I acht de rechtbank namelijk voldoende vaststaan dat aan dat besluit een gebrek kleefde.
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank derhalve alleen bestreden besluit II voor. Gelet op dat besluit is uitsluitend nog in geschil of het UWV terecht aan eiseres een WIA-uitkering heeft geweigerd per 6 mei 2019.
4.
Medische beoordeling
4.1
Bestreden besluit II, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Voorts heeft de verzekeringsarts medische informatie van de behandelend psycholoog in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres lichamelijke en psychische klachten heeft en duidelijk verminderd belastbaar is. Eiseres is echter niet volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Vanwege therapie op 2 dagdelen per week neemt de verzekeringsarts wel een urenbeperking aan. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 maart 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht, waaronder medische informatie van psychologen [naam psycholoog1] en [naam psycholoog2] . Ook heeft de verzekeringsarts b&b het Rapport diagnostisch onderzoek Autismespectrum stoornissen van 6 mei 2019 en een orthopedagogisch-orthodidactisch onderzoek van 21 mei 1999 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met psychische problematiek, geduid als recidiverende depressieve stoornis, matig van ernst, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een autismespectrumstoornis. Eiseres heeft verder nek- en schouderklachten als gevolg van de spanningen. In de FML zijn beperkingen aangenomen op psychisch vlak in verband met de psychoproblematiek, op fysiek vlak in verband met nek- en schouderklachten en ten aanzien van duurbelastbaarheid in verband met deeltijdtherapie. Met deze beperkingen wordt volgens de verzekeringsarts b&b voorzien in zowel psychisch als fysiek zeer laag belastende arbeid in deeltijd. Met name op psychisch gebied wordt rekening gehouden met de klachten en belemmeringen vanuit de aanwezige problematiek (depressie, borderline persoonlijkheidsstoornis, autismespectrumstoornis). De beperkingen zorgen voor een stressarme arbeidsomgeving zonder klachten uitlokkende dan wel versterkende factoren. De beperkingen sluiten ook aan bij de gegevens van het primair medisch onderzoek en ten aanzien van de recent vastgestelde autismespectrumstoornis ook bij de adviezen vanuit het onderzoeksrapport. Aan structuurbehoefte, routine, vaste planning en organisatie en beperkte flexibiliteit, zoals door de onderzoekers aangegeven, wordt in de FML voldaan. Uit het orthopedagogisch-orthodidactisch onderzoek uit 1999 kan de verzekeringsarts b&b geen beperkingen in arbeid destilleren, die op datum in geding – zo’n 20 jaar later – aan de orde zouden moeten zijn. De verzekeringsarts b&b ziet derhalve geen aanleiding voor aanpassing van de FML.
4.2
Standpunt van eiseres
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en haar beperkingen en belastbaarheid onjuist vastgesteld. Eiseres heeft een autismespectrumstoornis, maar het onderzoek naar de exacte omvang van deze stoornis was ten tijde van het bestreden besluit nog niet afgerond. Volgens eiseres had het UWV daarop moeten wachten. Inmiddels is bekend dat deze stoornis zowel een luxerende als onderhoudende factor is bij de ernstige vermoeidheid van eiseres. Verder stelt eiseres dat onvoldoende is gemotiveerd waarom een urenbeperking van 30 uur voldoende is, gelet op haar therapie en recuperatietijd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de rapportages van de verzekeringsartsen af dat zij op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder haar psychische klachten. De verzekeringsarts b&b was ook bekend met haar autismespectrumstoornis. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Ook de verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres niet zelf gezien, maar dat is het gevolg van het gegeven dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de hoorzitting. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b recente medische informatie betrokken van psychotherapeut [naam psycholoog1] van 18 februari 2019 en het Rapport diagnostisch onderzoek Autismespectrum stoornissen van 6 mei 2019. Daarmee is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank in beginsel voldoende zorgvuldig verricht.
Eiseres betwist dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Volgens eiseres hadden eerst de resultaten van het onderzoek naar haar autismespectrumstoornis afgewacht moeten worden. Daarnaast stelt eiseres dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Inmiddels is namelijk bekend dat haar autismespectrumstoornis zowel een luxerende als onderhoudende factor is bij haar ernstige vermoeidheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie overgelegd van psycholoog [naam psycholoog3] van 30 september 2019 en
13 januari 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 8 mei 2020 gereageerd op deze informatie en de beroepsgronden van eiseres. De verzekeringsarts b&b stelt daarin geen aanleiding te zien om zijn standpunt te wijzigen. Dat eiseres gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis is bekend en meegewogen bij vaststelling van de belastbaarheid. Het instellen op medicatie en de psychische weerslag daarop vonden plaats na datum in geding en leiden daarom niet tot andere beperkingen op datum in geding. Dat behandeling en begeleiding bij een autismespectrumstoornis een langdurig proces kan zijn is de verzekeringsarts b&b bekend, maar doet niets af aan de belastbaarheid op de datum in geding. De verzekeringsarts b&b ziet in de informatie van de psycholoog geen ander of ernstiger medisch beeld dan waarvan in bezwaar werd uitgegaan of dat eiseres meer beperkt is. De verzekeringsarts b&b ziet in ieder geval geen aanleiding voor aanvullende beperkingen op energetische gronden. Met de reeds gestelde beperkingen wordt volgens de verzekeringsarts b&b rekening gehouden met de adviezen uit het onderzoeksrapport van mei 2019 en voorzien in energetisch laag belastende arbeid in deeltijd door een stressarme omgeving, structuur, routine, vaste planning en organisatie en beperkte flexibiliteit.
De rechtbank acht deze reactie en motivering van de verzekeringsarts b&b afdoende. De rechtbank ziet geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten noch voor de conclusie dat de belastbaarheid van eiseres niet juist is vastgesteld.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 1 maart 2019.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van
1 maart 2019 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker, samenstellen van producten (Sbc-code 111180), productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (Sbc-code 111172) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130).
In beroep heeft het UWV aanleiding gezien om een arbeidsdeskundige b&b deze functies te laten beoordelen op geschiktheid voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b heeft geconcludeerd dat een aantal van deze functies niet geschikt is voor eiseres, vanwege een overschrijding van haar belastbaarheid. De arbeidsdeskundige b&b acht eiseres wel geschikt voor de volgende functies: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en administratief medewerker, correspondent (Sbc-code 515100).
5.2
Standpunt van eiseres
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies niet passend zijn voor haar, gelet op haar problemen in het aandachtsniveau, werktempo, sociaal functioneren en vanwege de werktijden.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de door de arbeidsdeskundige b&b voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 februari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 6 mei 2019.
Het beroep tegen bestreden besluit II zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Zoals reeds overwogen onder rechtsoverweging 3 zal de rechtbank het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De uitspraak is gedaan op 26 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.