Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar aanspraken op uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. de Goede en mr. J.C. Sneep, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 12 augustus 2019, waarin haar ZW-uitkering werd beëindigd. Het UWV heeft later, op 12 februari 2020, dit besluit gewijzigd, waarbij het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van de ZW-uitkering gegrond werd verklaard, maar haar aanspraak op een WIA-uitkering werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 5 maart 2020 heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV besproken, waarbij eiseres psychische klachten had en eerder was gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld in zijn medische beoordeling en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens werd het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.