ECLI:NL:RBZWB:2020:1432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
02-146186-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op Poolse supermarkt met geweld en poging tot diefstal

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een Poolse supermarkt in Terneuzen op 8 juni 2019. De verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. A.H. Staring. Tijdens de zitting op 13 maart 2020 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een bedrag van ongeveer 180 euro, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen twee medewerkers van de supermarkt werd gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld en het bezit van een verboden wapen, maar sprak hem vrij van de voltooide diefstal, omdat niet kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk geld was weggenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waaronder de supermarkt en de slachtoffers van de overval. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds psychische gevolgen ondervinden van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/146186-19
vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, locatie Torentijd,
raadsman mr. A.H. Staring, advocaat te Arnhem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 maart 2020, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Terneuzen, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,
een bedrag van ongeveer 180 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Poolse supermarkt
“ [bedrijf] ” Terneuzen en/of [naam 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of
[naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad,
aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [naam 2] met een vinger in zijn oog te steken en/of met
een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
te bedreigen en/of te slaan/stompen en/of door die [naam 3]
meermalen, althans eenmaal met een of meer messen te
steken/snijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de Poolse
supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen weg te nemen een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Poolse
supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen en/of [naam 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan
en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 3]
, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 2]
en/of [naam 3] te dwingen tot afgifte van een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Poolse
supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen en/of [naam 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
met voormeld oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, met gedeeltelijk bedekt gezicht en/of met medeneming van
(een) mes(sen) en/of een pistool/vuurwapen, althans een op een
pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, voornoemde supermarkt is
binnengegaan (via het magazijn met gebruikmaking van een valse
sleutel) en/of vervolgens de in de supermarkt aanwezige perso(o)n(en)
[naam 2] en/of [naam 3] heeft aangevallen en/of
bedreigd - door die [naam 2] met een vinger in zijn oog te steken
en/of met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te bedreigen en/of te slaan/stompen en/of door die [naam 3]
meermalen, althans eenmaal met een of meer messen
te steken/snijden - en/of (hierbij) heeft geroepen "money, money",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Terneuzen, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I,
onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een balletjespistool
(opdruk Walther P99, cal. 6mm BB), zijnde een voorwerp dat voor wat
betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde
met een vuurwapen/pistool (merk Walter, model P99), voorhanden
heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld en het onder feit 2 tenlastegelegde verboden wapenbezit in vereniging en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 primair. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is geweest van een voltooid delict. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 1 subsidiair en feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Onder feit 1 primair wordt verdachte ten laste gelegd, kort samengevat, dat hij samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een Poolse supermarkt waarbij geld is gestolen.
In zijn aangifte heeft [naam 2] verklaard dat er geen geld is meegenomen bij de overval op de Poolse Supermarkt. Aangever [naam 3] heeft verklaard dat hij niet weet of de overvallers iets hebben weggenomen. Een week na de overval is door de eigenaar van de Poolse Supermarkt verklaard dat er na het opmaken van de kas een tekort van € 180,- was en dit bedrag vermoedelijk tijdens de overval op 8 juni 2019 is weggenomen. Op de camerabeelden van de overval is niet te zien dat verdachte en/of de mededader geld heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat de overvallers een geldbedrag hebben weggenomen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit - de voltooide diefstal met geweld in vereniging - moet worden vrijgesproken.
Nu verdachte het aan hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [naam 2] van 8 juni 2019; [1]
- de aangifte van [naam 3] van 17 juni 2019; [2]
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 10 juni 2019; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 maart 2020. [4]
feit 2
Nu verdachte het aan hem onder 2 tenlastegelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [naam 2] van 8 juni 2019; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2019; [6]
- het proces-verbaal onderzoek wapens en munitie van 2 juli 2019; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 maart 2020. [8]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 8 juni 2019 te Terneuzen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de Poolse supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan de Poolse
supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [naam 2] en [naam 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
[naam 2] en [naam 3] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan de Poolse supermarkt “ [bedrijf] ” Terneuzen,
met voormeld oogmerk met zijn mededader met gedeeltelijk bedekt gezicht en met medeneming van messen en een op een pistool gelijkend voorwerp, voornoemde supermarkt is binnengegaan (via het magazijn met gebruikmaking van een valse sleutel) en vervolgens de in de supermarkt aanwezige personen [naam 2] en [naam 3] heeft aangevallen en bedreigd - door die [naam 2] met een vinger in zijn oog te steken
en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te bedreigen en door die [naam 3] meermalen met een of meer messen te steken - en (hierbij) heeft geroepen "money, money",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 8 juni 2019 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een balletjespistool
(opdruk Walther P99, cal. 6mm BB), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool (merk Walter, model P99), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de proceshouding en het blanco strafblad van verdachte en een combinatie van een gevangenisstraf en een (mogelijk maximale) werkstraf aan verdachte op te leggen. Verder verzoekt de verdediging acht te slaan op het reclasseringsadvies over verdachte, waarin nadrukkelijk voor de mogelijkheid van een voorwaardelijk strafdeel wordt gekozen. Er zijn door de reclassering heldere doelstellingen geformuleerd, die zinvol en passend voor verdachte zouden zijn. Daarnaast moet rekening worden gehouden met eendaadse samenloop en, in het kader van proportionaliteit, met de mogelijke beslissing tot verbeurd verklaring van de inbeslaggenomen auto.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een supermarkt. Samen met de mededader is hij op een zaterdagavond na sluitingstijd via het magazijn met gebruikmaking van een gestolen sleutel de supermarkt binnengedrongen, waar op dat moment twee supermarktmedewerkers aanwezig waren. Zij hebben deze slachtoffers vervolgens aangevallen en bedreigd met een airsoftpistool dat op een echt pistool leek. Een van de slachtoffers werd daarbij met een vinger in zijn oog gestoken en het andere slachtoffer werd meerdere keren met een mes gestoken. De rechtbank rekent verdachte en de mededader met name de mate van geweld die zij gebruikt hebben en de angst die zij daarmee bij de slachtoffers hebben veroorzaakt, zeer aan. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Zij ondervinden hiervan nog steeds de nadelige gevolgen. Zo blijkt onder meer uit de ter zitting namens aangever [naam 2] voorgedragen slachtofferverklaring dat hij tot aan de dag van vandaag voelt wat hem op 8 juni 2019 is overkomen. Hij slaapt erg slecht en heeft nachtmerries over die avond in de winkel. Namens aangever [naam 3] is ter zitting naar voren gebracht dat hij nog steeds pijn en nachtmerries heeft en nog altijd bang is. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Het is algemeen bekend dat een overval grote gevolgen heeft voor slachtoffers en dat het niet ondenkbaar is dat zij daar nog lang mee zullen worden geconfronteerd. Feiten als deze horen bovendien tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Uit het rapport van de reclassering van 4 november 2019 blijkt dat er niet kan worden gesproken van een delictpatroon, al is onderhavige verdenking wel ernstig te noemen. De leefgebieden sociaal netwerk, (het ontbreken van) dagbesteding en psychosociaal functioneren waren ten tijde van de verdenkingen delict gerelateerd. Er is tevens sprake van beschermende factoren, zoals familie en houding. Verdachte heeft zich meewerkend opgesteld ten tijde van het opstellen van het reclasseringsadvies. Hij is open en toont inzicht in het delictgedrag. Verdachte zegt hulp te willen aanvaarden en zegt mee te willen werken aan de voorgestelde interventie en voorwaarden. De reclassering acht een behandeling in een forensisch kader aangewezen, om het tot stand komen van het delictgedrag en verdachtes psychisch functioneren nader te onderzoeken. Daarnaast wordt een gedragsinterventie ter vergroting van de cognitieve vaardigheden gepast gevonden. Vanuit een reclasseringstoezicht kan controle op de voorwaarden en begeleiding van verdachte verder worden vormgegeven. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod (met EC) voor Zeeuws-Vlaanderen, een locatiegebod op het verblijfadres van verdachte en een behandelverplichting op te leggen. Bij een langere gevangenisstraf kunnen de voorwaarden in het kader van detentiefasering worden vormgegeven.
De rechtbank heeft uitspraken in vergelijkbare zaken en oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren tot uitgangspunt genomen. Voor een overval op een winkel met geweld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van drie jaar.
Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat naast het verboden wapenbezit de poging tot diefstal met geweld en de poging tot afpersing kunnen worden bewezen. Dit leidt in beginsel tot een lagere straf dan bij een voltooid delict. De rechtbank is echter van oordeel dat het weliswaar bij een poging is gebleven, maar dat dit volledig te danken is aan het handelen van de slachtoffers die verzet hebben durven bieden tegen verdachte en de mededader. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er strafverzwarende omstandigheden aan de orde zijn, zoals de extreem gewelddadige wijze waarop verdachte en de mededader zich tijdens de overval met behulp van wapens hebben gedragen en het letsel dat daardoor bij de slachtoffers is ontstaan. Verder weegt de rechtbank mee dat er sprake is van medeplegen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank de persoon van verdachte mee en zijn proceshouding, waarin hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven en waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard. De rechtbank heeft de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw. Ook heeft verdachte door zijn proceshouding het onderzoek vergemakkelijkt. Verder weegt de rechtbank mee dat er sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de aard van met name de overval, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. De rechtbank komt tot het opleggen van een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen ruimte voor een (deels) andere of lichtere sanctie. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, in het bijzonder de daarbij behorende behandeling, kunnen in het kader van detentiefasering worden vormgegeven.

7.De benadeelde partijen

[bedrijf]
De benadeelde partij [bedrijf] vordert een schadevergoeding van € 4.650,54 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, voor feit 1.
De rechtbank stelt vast dat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel dat bij de vordering tot schadevergoeding van [bedrijf] is gevoegd, blijkt dat [bedrijf] . op 15 november 2019 is opgericht, terwijl feit 1 is gepleegd op 8 juni 2019. Door de verdediging is gemotiveerd betwist dat [bedrijf] . de rechtsopvolger is van de vennootschap onder firma die de supermarkt ten tijde van de gewapende overval exploiteerde. Aangezien door de benadeelde partij hieromtrent geen nadere stukken zijn overgelegd, kan de rechtbank niet vaststellen dat [bedrijf] . de rechtsopvolger is van wat ten tijde van de vennootschap onder firma die ten tijde van de overval de supermarkt exploiteerde.
De rechtbank is van oordeel dat aanhouding van de zaak in het kader van de verdere behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 10.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij, gelet op de aard en de ernst van het onder feit 1 bewezenverklaarde, tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het oogletsel van de benadeelde partij, waar de vordering deels op is gebaseerd, niet objectiveerbaar is vastgesteld en ook de psychische klachten ten gevolge van het bewezenverklaarde feit naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende zijn onderbouwd. Zij zal de benadeelde partij voor het overige deel daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering benadeelde partij hoofdelijk toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak tegen de medeverdachte. Verdachte wordt aldus veroordeeld aan de benadeelde partij het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen voor zover deze vordering niet reeds door of namens een ander is betaald.
[naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] vordert een schadevergoeding van € 10.122,08, waarvan € 1.622,08 ter zake van materiële schade en € 8.500,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering benadeelde partij hoofdelijk toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak tegen de medeverdachte. Verdachte wordt aldus veroordeeld aan de benadeelde partij het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen voor zover deze vordering niet reeds door of namens een ander is betaald.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en feit 1 is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [bedrijf] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 5.000,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag of dat gedeelte daarvan aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van € 10.122,08, waarvan € 1.622,08 ter zake van materiële schade en € 8.500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag of dat gedeelte daarvan aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling kan worden toegepast;
* benadeelde partij [naam 2] (feit 1), € 5.000,-, 60 dagen gijzeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
* benadeelde partij [naam 3] (feit ), € 10.122,08, 85 dagen gijzeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen of een gedeelte daarvan door de mededader zijn betaald, verdachte niet gehouden is deze bedragen of dat gedeelte daarvan aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 personenauto, [kenteken] ;
* 2 stuks handschoenen, G2049858 en
* 2 stuks handschoenen, G2049861.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 maart 2020.
Mrs. Mullers en Van der Ven - van de Riet zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer ZB1R019060/ARENDT van de politie eenheid Zeeland - West-Brabant, districtsrecherche Zeeland, onderzoek ARENDT, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 779.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] van 17 juni 2019, pagina 469 tot en met 484.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 10 juni 2019, pagina 624 tot en met 631.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2020.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 8 juni 2019, pagina 443 tot en met 456.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2019, pagina 695 tot en met 698.
7.Het proces-verbaal onderzoek wapens en munitie van 2 juli 2019, pagina 692 tot en met 694.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 maart 2020.