Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag rioolheffing 2018. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden van de belanghebbende zich niet richtten tegen de opgelegde aanslag, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak op bezwaar was gericht aan de dochter van de belanghebbende, maar de gemachtigde, die de schoonzoon van de belanghebbende is, heeft het beroep ingesteld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de aanslag niet bestreden en heeft geoordeeld dat de aanslag correct was vastgesteld door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gepubliceerd op de website van de rechtspraak, in plaats van tijdens een openbare zitting, vanwege de coronamaatregelen.