ECLI:NL:RBZWB:2020:1340
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
De vraag of een transitievergoeding in mindering moet worden gebracht op een Participatiewetuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiseres ontving vanaf 18 december 2017 een uitkering op grond van de Participatiewet, aangevuld met inkomsten uit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en een arbeidsovereenkomst met PostNL. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 30 juni 2018 ontving zij een transitievergoeding van € 1.034,50 bruto. Orionis besloot deze transitievergoeding in mindering te brengen op de uitkering van eiseres, wat leidde tot een bezwaar en uiteindelijk een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 februari 2020, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl Orionis vertegenwoordigd was door mr. N.M. Feijtel. De rechtbank heeft overwogen dat de transitievergoeding moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 32 van de Participatiewet. Eiseres voerde aan dat de vergoeding niet bedoeld was als aanvullende inkomensvoorziening en dat deze als materiële schadevergoeding moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat er geen aanknopingspunten waren voor deze opvatting en dat de vergoeding vrij besteedbaar was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit van Orionis in stand gelaten. Tevens werd eiseres vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, omdat haar beroep op betalingsonmacht ten onrechte was afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. drs. E.J. Govaers, en de leden mr. P.H.J.G. Römers en mr. M.Z.B. Sterk, in aanwezigheid van griffier mr. P. Oudkerk.