In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 6 november 2018 een verzuimboete van € 899 had opgelegd aan de belanghebbende in verband met een naheffingsaanslag dividendbelasting. De zitting vond plaats op 6 maart 2020 in Eindhoven, waar de gemachtigde van de belanghebbende, vergezeld door een collega, aanwezig was, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door twee medewerkers.
Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de vermindering van de verzuimboete tot € 550. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de verzuimboete verlaagd. Tevens is bepaald dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 dient te vergoeden. De rechtbank heeft in haar beslissing ook aangegeven dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
De uitspraak is gedaan door rechter C.A.F.M. Stassen, in aanwezigheid van griffier S.A. van Beijsterveldt. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar gepubliceerd op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende geïnformeerd over de vereisten voor het instellen van hoger beroep, waaronder de noodzaak van een dagtekening en een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep is ingesteld.