ECLI:NL:RBZWB:2020:1335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6096
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen college van burgemeester en wethouders

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om veroordeling in de proceskosten. De zaak betreft een beroep dat op 26 november 2019 is ingesteld door een groep verzoekers tegen het niet tijdig nemen van een primair besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. De verzoekers stelden dat het college had nagelaten handhavend op te treden tegen de opslag van bouwmaterialen en een onterecht aangelegde ontsluitingsweg. Het college had op 22 januari 2020 het verzoek om handhaving afgewezen, waarna de gemachtigde van de verzoekers het beroep introk met het verzoek om proceskostenvergoeding.

De rechtbank oordeelde dat het college gedeeltelijk aan de verzoekers tegemoet was gekomen door alsnog een besluit te nemen. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het college veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 262,50. De rechtbank overwoog dat de zaak als licht moest worden aangemerkt, conform de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tevens merkte de rechtbank op dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 345,- aan de verzoekers dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig was.

De uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier J.J.P.M. van Gestel, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6096 GEMWT
uitspraak van 19 maart 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

1.[naam eiser1] ,

2 [naam eiser2] ,

3 [naam eiser3] en [naam eiser4] ,

4 [naam eiser5] en [naam eiser6],

5 [naam eiser7 ] , mede handelende onder de naam [naam eiser7 ] ,

6 [naam eiser8] ,

7 [naam eiser9] ,

8 [naam eiser10] ,

Allen te [plaatsnaam] ,

9.[naam eiser11] ,

10 [naam eiser12] ,

11 [naam eiser13] ,

12 [nam eiser15] ,

Allen te [vestigingsplaats2] ,
en
13 [naam eiser16] ,gevestigd te [vestigingsplaats3] , kantoorhoudende te [plaatsnaam2] .
Samen te noemen verzoekers
gemachtigde: mr. M.P. Wolf,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, verweerder.
Procesverloop
Verzoekers hebben op 26 november 2019, ontvangen bij de rechtbank per fax op diezelfde dag, (wederom) beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een primair besluit door het college om handhavend op te treden tegen de opslag van bouwmaterialen en een deels zonder (rechts)grond (gebleken) aangelegde ontsluitingsweg ter hoogte van de beoogde ontsluiting van [naam kavel] (kavel [nummer kavel] ) richting [naam locatie] .
Bij besluit van 22 januari 2020 heeft het college het verzoek om handhaving afgewezen.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekers het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 22 januari 2020 dat het college in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoetgekomen door naar aanleiding van het beroep alsnog een besluit te nemen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 345,- aan verzoekers dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 19 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.