ECLI:NL:RBZWB:2020:1333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4963
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer door het CBR na overschrijding van de maximumsnelheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, die zich in het verkeer onverantwoordelijk had gedragen, kreeg op 7 juni 2019 een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) opgelegd door het CBR. Dit besluit volgde op een mededeling van de politie, waarin werd gesteld dat de eiser op 17 mei 2019 de maximumsnelheid met 54 km/u had overschreden. Eiser heeft het CBR in beroep aangesproken, maar het CBR verklaarde zijn bezwaren ongegrond in een besluit van 20 augustus 2019.

Tijdens de zitting op 11 februari 2020 in Breda heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij betwistte dat de snelheidsmeting door de verbalisant technisch mogelijk was. Hij voerde aan dat hij niet rechts had ingehaald, maar slechts voorsorteerde. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de meting op ambtseed was opgemaakt en dat eiser niet met objectieve gegevens kon aantonen dat de bevindingen van de politie onjuist waren. De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had gehandeld door de EMG op te leggen, aangezien de overschrijding van de maximumsnelheid met meer dan 50 km/u was vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4963 WVW

uitspraak van 19 maart 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen(CBR), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2019 (primair besluit) heeft het CBR aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) opgelegd, omdat eiser zich volgens het CBR onverantwoord heeft gedragen in het verkeer.
Bij het besluit van 20 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft het CBR eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 februari 2019. Eiser is verschenen. Het CBR heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Launspach.

Overwegingen

Feiten
1. In een mededeling van de politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, van 17 mei 2019 is opgenomen dat de politie het vermoeden heeft dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, omdat hij gedrag heeft tentoongesteld dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens. Dit vermoeden is gebaseerd op een mutatierapport van 17 mei 2019, waarin de politie onder meer vermeldt dat eiser op 17 mei 2019 op de weg de [naam weg] in [plaatsnaam2] een auto die 49 kilometer per uur (km/u) reed aan de rechterzijde heeft ingehaald met een snelheid van 108 km/u. Naar aanleiding van de mededeling heeft het CBR eiser een EMG opgelegd. Inmiddels heeft eiser de EMG met goed gevolg afgerond.
Beroepsgronden
2. Eiser stelt, kort samengevat, dat de snelheidsmeting door de verbalisant technisch niet mogelijk was, nu hij de snelheid controleerde van twee auto's vanuit een stilstaande positie op hetzelfde punt. Volgens eiser was geen sprake van rechts inhalen, maar van voorsorteren. Hij voert verder aan dat de verbalisant zich agressief tegen hem heeft gedragen.

Relevante regelgeving

3. Artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) bepaalt dat, indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling doen aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen.
Artikel 131, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 bepaalt dat het CBR indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen tot oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid besluit. Deze regeling is de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).
Artikel 2, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij de regeling behorende bijlage.
Artikel 3, eerste lid, onder a, van de Regeling bepaalt dat feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 2 kunnen blijken uit eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Regeling besluit het CBR tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
a. (…)
b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig (…) een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom.
Beoordeling
4. Niet in geschil is dat de weg [naam weg] in [plaatsnaam2] is gesitueerd binnen de bebouwde kom van [plaatsnaam2] en dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid 50 km/u is.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1718), mag een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Het is niet vereist dat het CBR een eigen onderzoek doet naar de juistheid van de door de politie gemelde feiten, tenzij het CBR objectieve redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
6. Het CBR heeft zich in zijn besluitvorming gebaseerd op een proces-verbaal van
17 mei 2019. Daarin is opgenomen dat eiser de geldende maximumsnelheid op de [naam weg] overschreed met 54 km/u. Ook is daarin opgenomen dat eisers snelheid is gemeten met een geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte mobiele lasersnelheidsmeter, door een gecertificeerde bedienaar. In de beroepsfase heeft het CBR een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2019 overgelegd. Daarin heeft de verbalisant de volgende nadere toelichting gegeven over de wijze waarop de snelheidsmeting heeft plaatsgevonden:
"Ik controleerde de snelheid door middel van een Lasergun. De Lasergun kan binnen een seconde de snelheid vaststellen van een passerend of tegemoetkomend voertuig. De Lasergun heeft een vizier dat het voertuig waarop gericht wordt vergroot. Bij het overhalen van de trekker geeft de Lasergun binnen een seconde de gereden snelheid. De Lasergun die ik op 17 mei 2019 gebruikte was van de fabrikant Kustom Signals mc, Type Prolaser 4 LR, nummer LF08918 en was door het NMI gecertificeerd op 11 januari 2019 en het ijkrapport was geldig tot 11 januari 2020. Als Lasergun bedienaar ben ik opgeleid en gecertificeerd. Ik zag een Opel Corsa passeren. Ik stelde de snelheid van deze Corsa vast op 49 km/h. Enkele seconden later zag ik dat een BMW mij passeerde en ik zag dat de Lasergun 108 km/h aan gaf. Op de schermafdruk van de Lasergun, gevoegd bij dit proces-verbaal, is de meting te zien. Boven staat de dag , datum en tijdstip. Aan de onderzijde staat Snelheid afstand -108 km/h en 0078m. Het - teken betekent dat betrokkene van mij vandaan reed. 0078 in betekent dat de Lasergun de snelheid van betrokkene had vastgesteld op het moment dat betrokkene 78 meter van mij vandaan was. De Lasergun stelt binnen 0,7 seconde de snelheid vast van een voertuig wanneer daar op gericht wordt. Zoals voorgeschreven stond ik stil op het moment van de meting (…)
7. De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van 17 mei 2019 en het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2019 op ambtseed zijn opgemaakt, zodat in beginsel van de juistheid ervan mag worden uitgegaan. Nu eiser de in de processen-verbaal gestelde feiten en omstandigheden betwist, is het aan hem om aannemelijk te maken dat de daarin opgenomen constateringen onjuist zijn. Hierin is hij niet geslaagd, nu hij geen objectieve gegevens heeft aangedragen die twijfel zaaien over de juistheid van de bevindingen in de processen-verbaal en/of aanleiding geven om de waarnemingen van de verbalisant in twijfel te trekken. Zijn enkele stelling dat de betrokken snelheidsmeting technisch niet mogelijk was, is in dit verband onvoldoende. Van een inschatting van de snelheid was, anders dan eiser stelt, ook geen sprake. Op de schermafdruk van de Lasergun, die is gehecht aan het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2019, is immers te zien dat een snelheid van 108 km/u is gemeten. Eisers stelling dat hij in deze verkeerssituatie – behalve sneller rijden – op geen enkele wijze gevaar heeft veroorzaakt slaagt evenmin, nu dit blijkens de criteria in de aangehaalde regelgeving geen vereiste is voor het opleggen van een EMG.
8. Ingevolge artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling besluit het CBR tot oplegging van een EMG aan de bestuurder van een auto als een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat in eisers geval is voldaan aan dit criterium. Uit de tekst van de genoemde bepaling volgt dat het CBR reeds hierom verplicht was om eiser een EMG op te leggen.
De rechtbank zal daarom niet ingaan op de vraag of er sprake was van rechts inhalen. Ook de opmerkingen van eiser over het gedrag van de verbalisant naderhand en het feit dat eiser de aanwijzingen van de verbalisant niet heeft opgevolgd, zijn verder niet relevant en kunnen onbesproken blijven.
Conclusie
9. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.