ECLI:NL:RBZWB:2020:1308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5714 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling proceskosten in bestuursrechtelijke zaak over zorgtoeslag en kindgebonden budget

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 7 oktober 2019, dat betrekking had op de definitieve berekening van zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag over het jaar 2018. Op 12 februari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit herzien, waarbij verzoekster als alleenstaande ouder werd aangemerkt voor de berekening van haar toeslagen. Na deze herziening heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om hen te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5714 ZORG
uitspraak van 18 maart 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2019 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake de definitieve berekening zorgtoeslag, kindgebonden budget en huurtoeslag over 2018.
Bij besluit van 12 februari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit herzien. Het partnerschap zal per 1 januari 2018 worden verbroken. Verzoekster wordt voor de berekening van haar toeslagen 2018 aangemerkt als een alleenstaande (ouder).
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 12 februari 2020 dat de Belastingdienst/Toeslagen aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020. De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.