Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen, waardoor zij tot de conclusie komt dat verdachte gepoogd heeft aangever opzettelijk van het leven te beroven.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
Gelet op de wijze waarop dit delict tot stand is gekomen en de rapportage van de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Het gevaar op herhaling wordt door de psycholoog immers als matig ingeschat op het moment dat verdachte niet behandeld wordt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.De benadeelde partij [Slachtoffer]
€ 100,- en het daggeld voor het ziekenhuis voor een bedrag van € 30,-. Het overig gevorderde, namelijk het tasje, de zonnebril, het eigen risico 2020, de reiskosten en het overig gevorderde aan de kleding dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. In totaal dient een bedrag van € 3.122,- (€ 622,- aan materiële schade en € 2500,- aan immateriële schade) te worden toegewezen met toewijzing van de wettelijke rente. Voor dit bedrag dient tevens de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 162 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
dadelijk uitvoerbaarzijn;
een werkstraf van 120 uren;
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen;
gelast de teruggave aan verdachtevan het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Apple iPhone XR onder bepaling dat verdachte de telefoon alvorens hij deze terug krijgt eerst in bijzijn van de politie dient te resetten, met dien verstande dat de afbeeldingenbibliotheek/-galerij en documentenmappen volledig leeg dienen te zijn;
veroordeelt verdachte tot betalingaan de benadeelde partij [Slachtoffer] van
€ 3.058,60,waarvan € 1.058,60 ter zake van materiële schade en € 2000,- ter zake van immateriële schade;
deelswordt
afgewezen, te weten voor wat betreft de posten eigen risico 2019 à € 1,37 en een tas en zonnebril à € 687,-;
niet-ontvankelijken bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
legtaan verdachte de verplichting
opaan de Staat, ten behoeve van
[Slachtoffer](feit 1), een bedrag van
€ 3.058,60te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;