ECLI:NL:RBZWB:2020:1191
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.P. Hertsig
- T. Peters
- G.M.J. Kok
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een perceel op grond van de Opiumwet wegens aantreffen van cocaïne
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Oosterhout. De burgemeester had op basis van artikel 13b van de Opiumwet besloten om een perceel en de bijbehorende gebouwen te sluiten voor de duur van 12 maanden, nadat op het perceel een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne was aangetroffen. Eiseressen, de eigenaar en verhuurder van het perceel, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 27 augustus 2018 in een container op het perceel 1.160 gram cocaïne is aangetroffen, wat de burgemeester de bevoegdheid gaf om het perceel te sluiten. Eiseressen betoogden dat de sluiting niet noodzakelijk was, omdat de drugs waren in beslag genomen en de betrokken personen waren aangehouden. De burgemeester stelde echter dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en om een signaal af te geven tegen de schending van de Opiumwet.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten, ondanks het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs en het besluit tot sluiting. De rechtbank vond ook dat de burgemeester niet had hoeven volstaan met een gedeeltelijke sluiting, omdat het gehele terrein als één functionele eenheid werd beschouwd. Eiseressen werden niet vrijgesteld van verantwoordelijkheid, omdat zij onvoldoende toezicht hadden gehouden op het gebruik van het perceel.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de belangen van eiseressen, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.