ECLI:NL:RBZWB:2020:1160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
AWB- 18_5399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijke behandeling bij financiële tegemoetkoming voor politie-docent

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een docent bij de politie, eiser, en de korpschef van politie, verweerder, over een financiële tegemoetkoming. Eiser was werkzaam als docent en later als Operationeel Begeleider B. Vanwege een reorganisatie en de toevoeging van de functie Operationeel Begeleider B aan het functiehuis, werd besloten om aan docenten een extra financiële vergoeding toe te kennen. Eiser voldeed volgens de korpschef niet aan de voorwaarden voor deze vergoeding, terwijl twee van zijn collega’s dat wel deden. Eiser heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij van mening was dat hij dezelfde rechten had als zijn collega’s die wel de vergoeding ontvingen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser voldoende bewijs had geleverd dat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit van de korpschef vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiser dezelfde financiële tegemoetkoming toe te kennen als zijn collega’s. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet had aangetoond dat er geen sprake was van gelijke gevallen die ongelijk behandeld werden. Eiser heeft recht op de financiële tegemoetkoming en de korpschef is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2020. De rechtbank heeft de korpschef opgedragen om het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,- te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/5399 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. K.I. Meijering,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 augustus 2017 heeft de korpschef aan eiser een financiële tegemoetkoming toegekend.
In het besluit van 27 juni 2018 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiser tegen het besluit van 24 augustus 2017 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 september 2019. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en mr. H.J. de Wit namens de korpschef.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de korpschef in de gelegenheid te stellen om aan te geven waarom 2 collega’s van eiser een hogere financiële tegemoet-koming hebben gekregen dan eiser.
De korpschef heeft bij brief van 14 oktober 2019 een reactie gestuurd en eiser heeft daar bij brief van 1 december 2019 op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank aan partijen laten weten dat er alleen een nadere zitting komt als partijen dat zelf aangeven. Partijen hebben niet gereageerd. De rechtbank heeft daarom op 3 februari 2020 het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Reorganisatie politie (LFNP)
1. Naar aanleiding van een grootschalige reorganisatie bij de politie vond op 1 januari 2012 de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) plaats.
Bij die overgang zijn de functies waarin politieambtenaren formeel waren aangesteld omgezet in LFNP-functies.
LFNP-functie van eiser
2. Eiser kreeg bij de omzetting de LFNP-functie van Docent B. Hij was werkzaam op de afdeling Operationele Begeleiding en Training (OBT).
Toevoeging van de functies Operationeel Begeleider A en B
3. De functie van docent was in eerste instantie ondergebracht in de kolom ‘Ondersteuning’. Daarmee was de functie van docent geen executieve functie. Deze functie gaf dan ook geen recht op een OVW-toeslag
(OVW = Onvermijdelijke Verzwarende Werkomstandigheden). Vanuit de docenten is erop gewezen dat het functiehuis zou moeten worden aangepast, omdat daarin geen rekening was gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk door executieve politieambtenaren.
De minister van Justitie en Veiligheid heeft deze kwestie ingebracht in het overleg met de vakorganisaties, omdat vereist is dat zij instemmen met een wijziging van het functiehuis. Dit leidde tot een procedure tot aanpassing van het functiehuis, waarbij de functies van Operationeel Begeleider A en B zijn ontwikkeld. De kerntaak van deze functies is het trainen, begeleiden en coachen van politiemedewerkers en teams tijdens de uitvoering van politietaken. De functie is een executieve functie met aanspraak op een OVW-toeslag.
In de Regeling tot wijziging van het LFNP-functiegebouw van 11 april 2017 zijn de functies van Operationeel Begeleider A en B toegevoegd aan het LFNP, met terugwerkende kracht tot 7 juli 2016.
Plaatsing van eiser in de functie Operationeel Begeleider B
4. De functie van Operationeel Begeleider B is per 1 september 2017 toegevoegd aan de formatie van de afdeling OBT. Eiser is vanaf die datum geplaatst in de functie van Operationeel Begeleider B, met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing.
Aan deze functie zijn 48 OVW-punten verbonden.
Financiële tegemoetkoming
5. Omdat het enige tijd heeft geduurd voordat de functies van Operationeel Begeleider A en B zijn toegevoegd aan het functiehuis, is besloten om aan docenten uit coulance een extra financiële vergoeding toe te kennen in de vorm van een eenmalige uitkering en/of extra OVW-periodieken. Om in aanmerking te komen voor deze vergoeding, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden staan vermeld in 2 beslisbomen:
1 beslisboom voor de toekenning van het eenmalige bedrag en 1 beslisboom voor de toekenning van extra OVW-periodieken.
Daarnaast is afgesproken dat aan docenten die in het kader van de reorganisatie van de afdeling OBT als functievolger zijn geplaatst in een functie die recht geeft op OVW [1] 1 extra OVW-periodiek wordt toegekend, als de medewerker op 1 juli 2016 het einde van zijn salarisschaal had bereikt.
Waar gaat het in deze zaak (niet) om ?
6.
De korpschef heeft aan eiser 1 extra OVW-periodiek toegekend vanaf 1 juli 2016. Dit is de periodiek zoals hiervoor onder 5 genoemd in de 2e alinea. Deze periodiek is niet tussen partijen in geschil.
Eiser is van mening dat hij ook voldoet aan de voorwaarden uit de 2 beslisbomen en daarom recht heeft op de eenmalige uitkering en de extra OVW-periodieken. De korpschef is het daar niet mee eens. Partijen verschillen daarbij alleen van mening over stap 3 in beide beslisbomen. Kort gezegd, betreft dit de vraag of eiser in het verleden
structureelals docent werkzaam is geweest in de praktijk, waarbij hij participerend heeft geobserveerd. Structureel houdt in dat het gaat om meer dan regelmatig of periodiek. De docent is niet toevallig aanwezig, maar heeft een vooraf vastgesteld doel in de uitvoeringspraktijk en de aanwezigheid heeft altijd een nadrukkelijke samenhang met de te geven OBT trainingen [2] . Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het meedraaien met de mobiele eenheid als je als docent ook verantwoordelijk bent voor trainingen voor de mobiele eenheid.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak ?
7. De bewijslast ligt in eerste instantie bij eiser. Eiser moet dus aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden. Uit de regelgeving blijkt dat wat eiser naar voren heeft gebracht, vervolgens wordt beoordeeld door zijn teamchef. In dit geval heeft zijn huidige teamchef geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden, omdat eiser volgens hem niet heeft aangetoond dat hij structureel in de uitvoeringspraktijk werkzaam is geweest en dat eiser ook niet duidelijk heeft gemaakt dat hij die werkzaamheden vanuit zijn rol als docent heeft uitgevoerd.
8. Eiser heeft in de beroepsprocedure bij de rechtbank verklaringen overgelegd van zijn toenmalige leidinggevenden. Volgens eiser blijkt uit die verklaringen dat hij wel aan de voorwaarden voldoet. Verder heeft hij een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
Eiser heeft erop gewezen dat de verzoeken van 2 collega’s ( [collega1] en [collega2] ) wèl zijn gehonoreerd. Volgens eiser waren deze collega’s in hetzelfde team werkzaam als hij, onder dezelfde leidinggevende en deden zij dezelfde werkzaamheden als eiser, óók in de uitvoeringspraktijk. Eiser heeft het idee dat zijn collega’s hun aanvraag wellicht beter hebben gemotiveerd dan hij, waardoor zij in aanmerking zijn gebracht voor de financiële tegemoet-koming.
9. De korpschef is in het verweerschrift niet ingegaan op het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Tijdens de zitting kon de gemachtigde van de korpschef ook niet aangeven waarom deze 2 collega’s wel in aanmerking zijn gebracht voor de financiële tegemoetkoming en eiser niet.
Gelet op de stellingen van eiser vond de rechtbank het wel belangrijk dat die duidelijkheid er kwam. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend en de korpschef in de gelegenheid gesteld om aan te geven waarom de 2 collega’s van eiser de financiële tegemoetkoming hebben gekregen en eiser niet.
10. De korpschef heeft in de brief van 14 oktober 2019 aangegeven dat de onderbouwingen die de 2 collega’s destijds bij hun aanvraag hebben gegeven, niet terug te vinden zijn in hun dossier. De korpschef heeft wel geconstateerd dat de (huidige) leidinggevende bij de werkgroep of toetsingscommissie heeft aangegeven dat beide collega’s hebben voldaan aan de voorwaarde dat zij volgens een vooraf vastgesteld doel en met een nadrukkelijke samenhang met de te geven OBT trainingen in de uitvoeringspraktijk aanwezig zijn geweest. Dit in tegenstelling tot de zaak van eiser, waar de leidinggevende dit niet terug zag.
11. De rechtbank vindt dat eiser het beroep op het gelijkheidsbeginsel voldoende concreet heeft gemaakt. Hij heeft namen genoemd van 2 collega’s die de financiële tegemoetkoming wel hebben gekregen, en hij heeft daarbij aangegeven dat zij in hetzelfde team werkzaam waren, onder dezelfde leidinggevende en dat zij met hetzelfde doel in de uitvoeringspraktijk aanwezig zijn geweest. Daarbij komt dat eiser tijdens de zitting heeft gezegd dat college [collega1] net als eiser ook alleen in de zomerperiode (de lesluwe periode) in de uitvoeringspraktijk werkzaam is geweest. De korpschef heeft dit niet betwist. Uit de door eiser ingebrachte informatie van zijn toenmalige leidinggevenden blijkt verder dat eiser met name is ingezet bij de door hem getrainde doelgroepen (dienst Verkeer, Waterpolitie). Dit betekent dat in ieder geval aan die voorwaarde uit de regelgeving wordt voldaan.
Het is dan vervolgens aan de korpschef om aannemelijk te maken dat er geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. De rechtbank vindt dat de korpschef hierin niet is geslaagd. De korpschef heeft erop gewezen dat de huidige leidinggevende heeft geoordeeld dat eisers collega’s wel aan de voorwaarden voldoen en eiser niet. De rechtbank begrijpt dat de huidige leidinggevende niet de leidinggevende van eiser was in de periode waar het hier over gaat. Dit betekent dat hij zijn oordeel heeft gebaseerd op de informatie die door eiser en zijn collega’s naar voren is gebracht. Door het ontbreken van de informatie van eisers collega’s, kan de rechtbank niet beoordelen of er sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Nu de korpschef heeft aangegeven dat deze informatie er niet (meer) is, ziet de rechtbank aanleiding om eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel te honoreren, ook omdat de rechtbank geen aanwijzingen heeft gevonden dat eiser anderszins niet voldoet aan de voorwaarden voor de financiële tegemoetkoming.
Het standpunt van de korpschef dat een eventueel gemaakte fout bij de uitvoering van de gemaakte afspraken, niet ten aanzien van eiser herhaald moet worden, maakt de beoordeling van de rechtbank niet anders. Door het ontbreken van informatie is namelijk niet gebleken dat er bij de beoordeling van de 2 collega’s een fout is gemaakt.
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, in die zin dat eiser in aanmerking komt voor dezelfde tegemoetkoming als zijn collega’s [collega1] en [collega2] (eenmalig bedrag en extra OVW-periodieken).
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de korpschef aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt de korpschef in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht en stelt de rechtbank vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat eiser dezelfde financiële tegemoetkoming krijgt als zijn collega’s [collega1] en [collega2] en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mr. P.H.J.G. Römers en mr. S.A.M.L. van de Sande, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2020. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak ?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit betreffen de functies Operationeel Begeleider A en B en de functie Operationeel Specialist B.
2.Dit blijkt uit de handleiding bij de beslisbomen.