ECLI:NL:RBZWB:2019:963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
BRE 18_5333
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek kinderopvangtoeslag 2012 en bewijsvoering door eiseres

Op 5 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 1 augustus 2018, waarin haar herzieningsverzoek voor de kinderopvangtoeslag over 2012 was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 februari 2019, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De Belastingdienst/Toeslagen was vertegenwoordigd door een ambtenaar.

In de uitspraak werd vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen op 31 juli 2015 de kinderopvangtoeslag over 2012 definitief had berekend en eiseres geen recht had op toeslag, met een terugvordering van € 23.985,-. Eiseres had in 2017 om herziening gevraagd, maar dit verzoek werd afgewezen omdat zij niet had aangetoond dat zij de volledige kosten van opvang had voldaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij de kosten had betaald, ondanks het overleggen van jaaropgaven en betalingsbewijzen.

Eiseres had nieuwe jaaropgaven overgelegd vlak voor de zitting, maar de Belastingdienst/Toeslagen accepteerde deze niet zonder aanvullend bewijs. De rechtbank concludeerde dat, zelfs met de nieuwe jaaropgaven, eiseres niet had aangetoond dat zij aan de betalingsverplichtingen had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/5333 KINDER

uitspraak van 5 maart 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. E.J. Joosten,
en

Belastingdienst/Toeslagen (kantoor Utrecht), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 augustus 2018 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen. Dit besluit gaat over een herzieningsverzoek van de kinderopvangtoeslag over 2012.
De zaak is behandeld in Breda op 26 februari 2019. Eiseres was daarbij aanwezig, samen met haar gemachtigde. Namens de Belastingdienst/Toeslagen was aanwezig [vertegenwoordiger].

Overwegingen

Definitieve berekening kinderopvangtoeslag 2012

1. Op 31 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2012 definitief berekend. In dit besluit staat dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en dat zij € 23.985,- moet terugbetalen.
Herzieningsverzoek
2. In 2017 heeft eiseres aan de Belastingdienst/Toeslagen gevraagd om herziening van de kinderopvangtoeslag over 2012.
3. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het verzoek op 17 april 2018 afgewezen. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen heeft eiseres niet aangetoond dat zij de volledige kosten van opvang zelf heeft voldaan. Daarnaast komt iemand pas in aanmerking voor kinderopvangtoeslag bij werken, studeren, doorlopen van een re-integratieproject of volgen van een verplichte inburgeringscursus. Eiseres heeft volgens de Belastingdienst/Toeslagen onvoldoende aangetoond dat zij vóór 6 november 2012 aan deze voorwaarde voldoet.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2018.
5. In het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil
6. Tussen partijen is in geschil de vraag of eiseres heeft aangetoond dat zij alle kosten van kinderopvang heeft voldaan. Dit is namelijk de afwijzingsgrond die in het bestreden besluit werd gebruikt.
Oude jaaropgaven
7. Eiseres heeft jaaropgaven van het kinderopvangbureau overgelegd, waaruit blijkt dat de totale opvangkosten € 31.761,60 bedragen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft € 23.986,- aan kinderopvangtoeslag betaald. Dit betekent dat eiseres moet aantonen dat zij de rest (€ 7.775,60) heeft betaald. Eiseres heeft betalingsbewijzen overgelegd, maar als die bedragen bij elkaar worden opgeteld, dan komt eiseres niet aan het bedrag van € 7.775,60. Op basis van de gegevens die eiseres in eerste instantie heeft overgelegd, heeft zij dus niet aannemelijk gemaakt dat alle kosten van kinderopvang zijn betaald. Dit betekent dat zij geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Het bestreden besluit is daarom inhoudelijk juist.
Nieuwe jaaropgaven
8. Eiseres heeft vier dagen voor de zitting nog een aantal bewijsstukken naar de rechtbank gestuurd. Bij die stukken zitten ‘nieuwe’ jaaropgaven van 31 juli 2013. Uit die jaaropgaven blijkt dat de totale opvangkosten € 29.771,41 zouden bedragen. Eiseres heeft tijdens de zitting gezegd dat zij navraag heeft gedaan bij het kinderopvangbureau. Volgens het bureau zijn alle kosten betaald. Bij dit contact zijn de nieuwe jaaropgaven boven tafel gekomen. Op zitting antwoordde eiseres dat zij deze jaaropgave nog niet eerder had gekregen. Volgens eiseres had zij in augustus 2012 minder opvanguren afgenomen in verband met vakanties; dit was niet verwerkt in de oude jaaropgaven maar wel in de nieuwe.
9. De Belastingdienst/Toeslagen heeft tijdens de zitting gezegd dat de nieuwe jaaropgaven niet zonder meer worden geaccepteerd als bewijs dat de daadwerkelijke opvangkosten lager zijn dan eerst werd aangenomen. De Belastingdienst/Toeslagen zou graag ondersteunend bewijs willen zien, zoals een verklaring van het kinderopvangbureau over de gang van zaken en een overzicht van de afgenomen uren.
De rechtbank is het op dit punt met de Belastingdienst/Toeslagen eens. De nieuwe jaaropgaven zijn pas zes jaar na afloop van het toeslagjaar boven tafel gekomen. Van eiseres mag verwacht worden dat zij met nadere bewijsstukken aantoont dat de gegevens uit de nieuwe jaaropgaven juist zijn. De rechtbank had eiseres in de gelegenheid kunnen stellen om dit alsnog aan te tonen. Er is echter nog een ander probleem.
Als moet worden uitgegaan van de juistheid van de nieuwe jaaropgaven, dan zou eiseres zelf een bedrag van € 5.785,41 betaald moeten hebben (€ 29.771,41 min € 23.986,-). Eiseres heeft kort voor de zitting nieuwe betalingsbewijzen overgelegd, waaruit blijkt dat zij € 6.320,86 zou hebben betaald. Eén betalingsbewijs is echter dubbel ingediend (factuur 3152 van maart 2012 met een bedrag van € 540,06), zodat de rechtbank komt op een bedrag van € 5.780,80. Het probleem is dat eiseres één van de betalingen (van € 273,36) pas op 13 maart 2013 heeft verricht. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen is dit te laat, omdat eiseres alle kosten binnen twee maanden na afloop van het toeslagjaar had moeten voldoen. Zij had dus tot 1 maart 2013 de tijd om € 5.785,41 te betalen en zij heeft uiteindelijk maar € 5.507,44 betaald (€ 5.780,80 min € 273,36). Zij komt dus € 277,97 te kort.
10. Dus ook als zou moeten worden uitgegaan van de nieuwe jaaropgaven, dan heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat alle kosten van kinderopvang (tijdig) zijn voldaan.
Conclusie
11. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.