ECLI:NL:RBZWB:2019:883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
AWB 18_4274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit huur- en zorgtoeslag 2016 van de Belastingdienst/Toeslagen

Op 1 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 28 mei 2018, waarin de definitieve berekening van zijn huur- en zorgtoeslag over 2016 werd vastgesteld. De eiser ontving in 2016 een voorschot huurtoeslag van € 3.983,- en een voorschot zorgtoeslag van € 998,-. De Belastingdienst/Toeslagen besloot echter dat de eiser geen recht had op huurtoeslag en dat hij € 4.095,- moest terugbetalen, terwijl hij wel recht had op zorgtoeslag van € 998,-. De eiser was het niet eens met deze berekening en maakte bezwaar, waarbij hij aanvoerde dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met zijn toeslagpartner.

In het bestreden besluit verklaarde de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van de eiser gegrond, maar dit had geen gevolgen voor de huurtoeslag, omdat het vermogen van de eiser te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen moest uitgaan van de gegevens van de belastinginspecteur. De eiser had aangegeven dat hij een fout had gemaakt bij zijn belastingaangifte, waardoor zijn vermogen te hoog leek. De rechtbank concludeerde dat, op basis van de huidige inkomensgegevens, de eiser geen recht had op huurtoeslag en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/4274 HUUR

uitspraak van 1 maart 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde],
en

Belastingdienst/Toeslagen (kantoor Utrecht), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2018 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen. Dit besluit gaat over de definitieve berekening van zijn huur- en zorgtoeslag over 2016.
De zaak is behandeld in Middelburg op 22 januari 2019. Eiser en zijn gemachtigde waren daarbij niet aanwezig. Namens de Belastingdienst/Toeslagen was aanwezig mr. N. Mhamdi.

Overwegingen

Voorschot huur- en zorgtoeslag 2016

1. Eiser kreeg in 2016 een voorschot huurtoeslag van € 3.983,- en een voorschot zorgtoeslag van € 998,-.
Definitieve berekening huur- en zorgtoeslag 2016
2. De Belastingdienst/Toeslagen neemt op 16 maart 2018 een besluit over de definitieve huur- en zorgtoeslag over 2016. Volgens de gemaakte berekening heeft eiser definitief geen recht op huurtoeslag. Hij moet € 4.095,- aan huurtoeslag terugbetalen (het voorschot, verhoogd met rente). Daarnaast heeft hij definitief recht op zorgtoeslag van
€ 998,-.
3. Eiser is het niet eens met die berekening van de huur- en zorgtoeslag. Volgens eiser is er ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat hij een toeslagpartner heeft. Hij maakt daarom bezwaar tegen het besluit van 16 maart 2018.
4. In het bestreden besluit verklaart de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van eiser gegrond. De toeslagpartner wordt meegenomen in de berekening van de huur- en zorgtoeslag over 2016. Dit heeft echter geen gevolgen voor de huurtoeslag, omdat eisers vermogen te hoog is. Voor de zorgtoeslag krijgt eiser een nieuwe definitieve berekening.
Waar gaat het in deze zaak over?
5. Eiser heeft een nieuwe berekening zorgtoeslag ontvangen. Met die berekening is hij het eens. Het gaat in deze zaak alleen over de berekening van de huurtoeslag in 2016. Partijen verschillen daarbij van mening over de vraag of het vermogen van eiser (en zijn toeslagpartner) te hoog is om huurtoeslag te ontvangen.
Beoordeling rechtbank
6. Of iemand recht heeft op huurtoeslag, hangt onder meer af van zijn inkomen of vermogen. De Belastingdienst/Toeslagen krijgt de gegevens over het inkomen en vermogen van de belastinginspecteur. De Belastingdienst/Toeslagen moet van die gegevens uitgaan.
7. De Belastingdienst/Toeslagen heeft van de belastinginspecteur doorgekregen dat eiser voordeel heeft uit sparen en beleggen. Als iemand voordeel heeft uit sparen en beleggen, dan komt hij niet in aanmerking voor huurtoeslag. Dit staat in artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (dit is een wet die van toepassing is op huurtoeslagzaken).
8. Eiser heeft aangegeven dat hij een fout heeft gemaakt bij het invullen van zijn belastingaangifte over 2016. Hierdoor heeft de belastinginspecteur geen rekening gehouden met eisers fiscale partner en is het vermogen van eiser en zijn toeslagpartner alleen aan eiser toegerekend.
Zoals gezegd, moet de Belastingdienst/Toeslagen uitgaan van de gegevens van de belastinginspecteur. Als eiser een fout heeft gemaakt bij zijn belastingaangifte, dan moet hij aan de belastinginspecteur vragen om de fout te corrigeren. Pas als de belastinginspecteur de gegevens over het inkomen en vermogen wijzigt, kan de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw kijken of eiser op basis van die gewijzigde gegevens toch in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Conclusie
9. Op basis van de inkomensgegevens die op dit moment over 2016 bekend zijn, heeft eiser over dit jaar geen recht op huurtoeslag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.