ECLI:NL:RBZWB:2019:883
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit huur- en zorgtoeslag 2016 van de Belastingdienst/Toeslagen
Op 1 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 28 mei 2018, waarin de definitieve berekening van zijn huur- en zorgtoeslag over 2016 werd vastgesteld. De eiser ontving in 2016 een voorschot huurtoeslag van € 3.983,- en een voorschot zorgtoeslag van € 998,-. De Belastingdienst/Toeslagen besloot echter dat de eiser geen recht had op huurtoeslag en dat hij € 4.095,- moest terugbetalen, terwijl hij wel recht had op zorgtoeslag van € 998,-. De eiser was het niet eens met deze berekening en maakte bezwaar, waarbij hij aanvoerde dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met zijn toeslagpartner.
In het bestreden besluit verklaarde de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van de eiser gegrond, maar dit had geen gevolgen voor de huurtoeslag, omdat het vermogen van de eiser te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen moest uitgaan van de gegevens van de belastinginspecteur. De eiser had aangegeven dat hij een fout had gemaakt bij zijn belastingaangifte, waardoor zijn vermogen te hoog leek. De rechtbank concludeerde dat, op basis van de huidige inkomensgegevens, de eiser geen recht had op huurtoeslag en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.