ECLI:NL:RBZWB:2019:768
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot bekrachtiging van schriftelijke aanwijzing in het kader van de zorg voor minderjarigen
In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 februari 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) Stichting Intervence tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing. De zaak betreft de minderjarigen [naam 1] en [naam 2], die onder toezicht staan van de GI. De GI had op 24 januari 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de kinderen, in het bijzonder met betrekking tot het afscheid nemen van hun overleden oma. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat, heeft de aanwijzing betwist en stelde dat de kinderen niet wilden gaan. De vader steunde het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing betrekking had op handelingen die de moeder voor of op 25 januari 2019 diende te verrichten. Aangezien deze datum inmiddels was verstreken, had de GI geen belang meer bij bekrachtiging van de aanwijzing. De kinderrechter heeft de GI erop gewezen dat het primair de verantwoordelijkheid van de ouders is om gezamenlijk zorg te dragen voor de opvoeding van hun kinderen en hen te begeleiden bij belangrijke gebeurtenissen zoals het overlijden van grootouders. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en de verzochte dwangsom bij niet-nakoming van de aanwijzing ook afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat de GI met oprechte intenties heeft gehandeld, maar dat de schriftelijke aanwijzing niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, vooral gezien de leeftijd van de minderjarigen.