ECLI:NL:RBZWB:2019:68

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
BRE 18_1005
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inschaling van een interne kandidaat bij de Belastingdienst volgens de Personele Uitvoeringsbepalingen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Belastingdienst, en de staatssecretaris van Financiën over de hoogte van zijn salaris na een interne sollicitatie. Eiser was aangenomen in een functie met een hogere salarisschaal, maar was van mening dat zijn inschaling niet correct was verlopen. Hij stelde dat de regels van de Personele Uitvoeringsbepalingen Belastingdienst (PUB) niet op hem van toepassing waren, omdat hij had vertrouwd op de informatie die hem was gegeven tijdens het sollicitatieproces. De rechtbank oordeelde echter dat de PUB wel degelijk van toepassing was, aangezien eiser een interne kandidaat was. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de PUB rechtvaardigden. Eiser had geen geslaagd beroep kunnen doen op het vertrouwensbeginsel, omdat er nooit expliciet was gezegd dat de PUB niet op hem van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de inschaling van eiser in schaal 11.0, zoals vastgesteld door de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/1005 AW

uitspraak van 11 januari 2019 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 10 januari 2018 (bestreden besluit) van de staatssecretaris. Dit besluit gaat over de hoogte van zijn salaris nadat hij op een andere functie is aangenomen.
De zaak is behandeld in Middelburg op 30 november 2018. Eiser was daarbij aanwezig. Namens de staatssecretaris was aanwezig mr. S. Verberne .

Overwegingen

1. Eiser werkt sinds 2014 bij de Belastingdienst . De Belastingdienst kent individuele functies en groepsfuncties. Een groepsfunctie heeft een nummer en een salarislijn, bestaande uit drie salarisschalen (met uitzondering van groepsfunctie D). De Belastingdienst kent de groepsfuncties B, C, D, E, F en I.
2. Eiser zat eerst in groepsfunctie F (schaal 9 tot en met 11). In deze functie kreeg hij een bruto maandsalaris van € 2.788,39 (schaal 9.4). Na een sollicitatie voor de functie van Fiscaal specialist inkomensheffing is hij per 1 augustus 2017 geplaatst in groepsfunctie I (schaal 11 tot en met 13). Daarbij is zijn salaris vastgesteld op bruto € 2.996,94 (schaal 11.0).
3. Eiser is het niet eens met het besluit om hem in te schalen in schaal 11.0. Hij heeft daarom bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
4. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Volgens de staatssecretaris is de inschaling verlopen volgens de regels uit de Personele Uitvoeringsbepalingen Belastingdienst (PUB).
De regels van de PUB zijn op eiser van toepassing
5. Eiser heeft gesolliciteerd op een functie die extern was opengesteld. Dit betekent echter niet dat hij gelijkgesteld kan worden aan een externe kandidaat. Eiser is al werkzaam bij de Belastingdienst en dat maakt dat hij een interne kandidaat is. Hierdoor zijn de regels van de PUB op hem van toepassing. Dat in de advertentie van de opengestelde functie niet was vermeld dat voor eventuele interne sollicitanten de PUB van toepassing zou zijn, maakt dat niet anders.
Vertrouwensbeginsel
6. Eiser is van mening dat er in dit geval niet moet worden gekeken naar de regels uit de PUB, maar dat er bij zijn inschaling rekening moet worden gehouden met zijn werkervaring. In de vacaturetekst staat namelijk dat
“inschaling in de range van de genoemde salarisschalen afhankelijk [is] van het aantal jaren relevante werkervaring.”Volgens eiser is deze tekst helder en niet voor een andere uitleg vatbaar. Hij heeft verder aangevoerd dat de vacaturetekst ook geen (in)directe verwijzing bevat naar de PUB. Daarnaast heeft de HR-adviseur tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek gezegd dat eiser over zijn exacte inschaling kon onderhandelen met zijn teamleider.
7. Naar het oordeel van de rechtbank doet eiser hiermee een beroep op het vertrouwensbeginsel: eiser vindt dat hij op basis van de vacaturetekst en de mededeling van de HR-adviseur erop mocht vertrouwen dat er bij zijn inschaling rekening zou worden gehouden met zijn werkervaring.
8. De rechtbank vindt dat eiser geen geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel. Zoals gezegd, is de PUB op hem van toepassing, omdat hij een interne kandidaat is. Er is in de sollicitatieprocedure nooit tegen hem gezegd dat de PUB
nietop hem van toepassing zou zijn. Eiser mocht er dan ook niet op vertrouwen dat er bij zijn inschaling rekening zou worden gehouden met zijn werkervaring, als dat tegen de regels van de PUB in zou gaan.
Verschil met een externe kandidaat
9. Eiser heeft aangevoerd dat de inschaling van een externe kandidaat wel is gebaseerd op relevante werkervaring. Hij vindt dat hij op dezelfde wijze moet worden ingeschaald als een externe kandidaat die negen jaar werkervaring heeft.
10. De rechtbank overweegt dat een werkgever soms afhankelijk is van externe kandidaten om een vacature te vervullen. Het probleem is dat externe kandidaten – ten opzichte van interne kandidaten – een andere uitgangspositie kunnen hebben voor wat betreft het laatstgenoten salaris. Eiser signaleert dit probleem ook: volgens hem zal een externe kandidaat niet eens solliciteren als hij op het minimum zou worden ingeschaald. De PUB geeft de staatssecretaris echter de ruimte om externe kandidaten hoger in te schalen, bijvoorbeeld uit arbeidsmarktoverwegingen. Dit heeft tot gevolg dat interne en externe kandidaten anders ingeschaald kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er bij externe kandidaten rekening wordt gehouden met het laatstgenoten salaris. De rechtbank vindt dit niet onredelijk.
Wat staat er in de PUB over de inschaling?
11. De staatssecretaris zegt dat eiser is ingeschaald volgens de regels van de PUB. Eiser heeft aangevoerd dat de PUB ook op een andere manier kan worden gelezen. Hij verwijst daarbij naar hoofdstuk 2 van de PUB, waarin wordt ingegaan op functiebeschrijving en functiewaardering.
12. De rechtbank vindt dat eisers inschaling heeft plaatsgevonden volgens de regels van de PUB.
In hoofdstuk 3, paragraaf 3.1.3.1 van de PUB staat:
“Interne kandidaten behouden bij aanwijzing voor een groepsfunctie de aan hen toegekende salarisschaal. Als het salaris lager is dan het salarisniveau dat geldt bij de werving van externe kandidaten, vindt inschaling plaats op het laatstbedoelde salarisniveau. Externe kandidaten worden bij aanwijzing voor een groepsfunctie in beginsel ingeschaald in de naastlagere salarisschaal.”
Hoe zit dat in de situatie van eiser? Een externe kandidaat voor groepsfunctie I (schaal 11 tot en met 13) zal in beginsel worden ingeschaald in de naastlagere schaal (schaal 10.0). Eiser (een interne kandidaat) behoudt dus de aan hem toegekende salarisschaal, tenzij deze lager is dan schaal 10.0. In dat geval wordt hij ingeschaald in schaal 10.0.
Verder staat in deze paragraaf:
“Aan de hand van het functioneren in de praktijk wordt beoordeeld wanneer sprake is van een goede en volledige functievervulling. Behalve wanneer sprake is van een bijzonder geval […] kan pas daarna inschaling in de bij de groepsfunctie behorende salarisschaal plaatshebben. Inschaling in de bij de groepsfunctie behorende salarisschaal heeft plaats met ingang van het eerste moment waarop sprake is van volledige functievervulling waarbij blijk wordt gegeven van voldoende geschiktheid en bekwaamheid, gerelateerd aan de werkzaamheden behorende bij fase 1 van de desbetreffende groepsfunctie. […] Inschaling in de bij de groepsfunctie behorende salarisschaal vindt plaats in de desbetreffende salarisschaal op in beginsel de startpositie (= trede 0) van die salarisschaal.”
Wat betekent dit voor de situatie van eiser? Bij de aanstelling in de nieuwe functie behoudt hij ofwel zijn eigen salarisschaal dan wel salarisschaal 10.0. Pas bij een goede en volledige functievervulling wordt hij ingeschaald in de bij groepsfunctie I behorende salarisschaal (schaal 11.0). In dit geval hebben eisers teamleiders het voorstel gedaan om eiser meteen in te schalen op het niveau van groepsfunctie I. Dit voorstel is overgenomen, waardoor eiser ingeschaald is in schaal 11.0.
13. De rechtbank stelt vast dat groepsfunctie I meerdere schaalniveaus bevat (schaal 11 tot en met 13). Uit de PUB blijkt dat aan groepsfuncties een salarislijn is gekoppeld die begint op het niveau van de lichtste werkzaamheden in de groepsfunctie en die eindigt bij het niveau van de zwaarste werkzaamheden. Eiser heeft aangevoerd dat hij de zwaarste werkzaamheden van groepsfunctie I uitvoert. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter niet dat eiser daarom hoger ingeschaald zou moeten worden dan schaal 11.0. Zoals blijkt uit overweging 12 is eiser ingeschaald volgens de regels van de PUB. Voor eisers stelling dat hij hoger ingeschaald dient te worden vanwege zijn zwaardere werkzaamheden, biedt de PUB geen grondslag.
Bijzondere omstandigheden
14. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit aangegeven dat er alleen in bijzondere omstandigheden afgeweken kan worden van de PUB (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Volgens de staatssecretaris is er in dit geval geen sprake van bijzondere omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris dit niet verder heeft uitgelegd. Eiser is van mening dat er in zijn geval wel sprake zou kunnen zijn van een bijzondere omstandigheid.
15. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om af te wijken van de PUB. De inschaling heeft plaatsgevonden volgens de regels van de PUB. De manier waarop eiser is ingeschaald, geldt voor alle interne kandidaten. De staatssecretaris heeft daarom het standpunt kunnen innemen dat er ten aanzien van eiser geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
Conclusie
16. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, mr. P.H.J.G. Römers en mr. J.L. Sierkstra, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.