ECLI:NL:RBZWB:2019:645

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
BRE 18_7155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve uitschrijving uit de Basisregistratie Personen en bestuurlijke boetes

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De eiser was ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) door het college, nadat er meldingen waren binnengekomen dat hij niet meer op zijn geregistreerde adres woonde. De rechtbank oordeelde dat de uitschrijvingen niet konden standhouden, omdat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar het werkelijke adres van de eiser. De rechtbank stelde vast dat er op het moment van de tweede uitschrijving wel een ander adres van de eiser bekend was, namelijk een camping in Kaatsheuvel. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit van het college, voor zover het betrekking had op de ambtshalve uitschrijving.

Daarnaast had het college de eiser twee bestuurlijke boetes opgelegd omdat hij niet tijdig een adreswijziging had doorgegeven. De rechtbank oordeelde dat de eerste boete in stand kon blijven, omdat de eiser inderdaad niet op tijd had gereageerd op de verzoeken om zijn adres te wijzigen. De tweede boete werd echter vernietigd, omdat het college onzorgvuldig had gehandeld door de eiser opnieuw in te schrijven op het adres waarvan hij net was uitgeschreven. De rechtbank herstelde de besluiten van het college en droeg hen op het griffierecht aan de eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ambtshalve uitschrijvingen uit de BRP en de noodzaak voor het college om gedegen onderzoek te verrichten naar de verblijfplaats van betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/7155 BRP

uitspraak van 7 februari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft van het college een besluit ontvangen van 10 oktober 2018 (bestreden besluit). Dit besluit gaat over de wijziging van zijn adres en het opleggen van een bestuurlijke boete. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft een brief gestuurd naar het college. Het college heeft deze brief doorgestuurd naar de rechtbank. Het bestreden besluit is namelijk een beslissing op een door eiser ingediend bezwaarschrift. Eisers brief is dan een beroepschrift dat gericht is tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser in behandeling genomen.
De zaak is behandeld in Breda op 8 januari 2018. Eiser was hierbij aanwezig. Namens het college was aanwezig [naam persoon]

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de adresgegevens van eiser die in de Basisregistratie Personen (BRP) vermeld staan. Veel organisaties maken gebruik van de gegevens die in de BRP staan. Het is daarom belangrijk dat in de BRP de juiste gegevens zijn opgenomen.
Voor de leesbaarheid zal de rechtbank het in deze uitspraak vaak hebben over de uitschrijving uit de BRP. Hiermee wordt bedoeld de vermelding in de BRP ‘Land waarnaar vertrokken: onbekend’ oftewel de registratie dat eiser is vertrokken uit Nederland.
2. Eiser stond bij de BRP ingeschreven op het adres [adres] . In maart 2018 krijgt het college een melding dat eiser niet meer op dit adres zou wonen. De woning is namelijk verkocht. Deze melding is voor het college aanleiding om een adresonderzoek op te starten. Het college wil namelijk weten waar eiser woont, zodat de gegevens in de BRP (indien nodig) aangepast kunnen worden.
Eerste uitschrijving
3. Na het adresonderzoek stuurt het college een brief naar eiser. Volgens het college blijkt uit onderzoek dat eiser niet langer woont op het adres [adres] Het college weet niet waar eiser wel woont. Het college is daarom van plan om het adresgegeven van eiser te wijzigen in ‘Land waarnaar vertrokken: onbekend’. Ook staat in deze brief dat eiser een bestuurlijke boete riskeert als hij geen adreswijziging doorgeeft.
Eiser heeft niet op deze brief gereageerd.
4. Op 28 mei 2018 besluit het college om eisers adresgegeven ambtshalve te wijzigen naar ‘Land waarnaar vertrokken: onbekend’. Ook wordt aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 200,-.
Inschrijving op hetzelfde adres
5. In juni 2018 schrijft eiser zich weer in op het adres [adres] . Een week later geeft hij aan de gemeente door dat hij tijdelijk verblijft op een camping in Kaatsheuvel (gemeente Loon op Zand). Volgens eiser is dit echter niet zijn postadres; zijn postadres is nog steeds het adres [adres] .
Tweede uitschrijving
6. Het college stuurt vervolgens een brief naar eiser. Deze brief heeft dezelfde inhoud als de brief die eerder naar eiser is gestuurd (zie overweging 3). Eiser meldt zich daarna aan de balie bij de gemeente Waalwijk. Volgens hem kan hij zich niet inschrijven bij de gemeente Loon op Zand, omdat die gemeente het niet toestaat dat mensen worden ingeschreven op het adres van een recreatiepark.
7. Op 18 juli 2018 besluit het college om eisers adresgegevens ambtshalve te wijzigen naar ‘Land waarnaar vertrokken: onbekend’. Ook wordt aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 200,-.
Bestreden besluit
8. Eiser is het niet eens met het feit dat hij is uitgeschreven van het adres [adres] . Hij heeft daarom bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 28 mei 2018 (zie overweging 4) en 18 juli 2018 (zie overweging 7).
9. In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Procesbelang
10. Uit het dossier komt naar voren dat eiser sinds oktober 2018 een briefadres heeft in [plaatsnaam] . Ook blijkt uit het dossier dat de aan eiser opgelegde boetes niet worden geïnd. Eiser hoeft deze boetes dus niet te betalen. Daarnaast heeft eiser tijdens de zitting gezegd dat zijn uitschrijving uit de BRP geen (financiële) gevolgen voor hem heeft gehad. Hierdoor komt de vraag op of eiser nog een belang heeft bij deze beroepsprocedure.
Tijdens de zitting heeft eiser gezegd dat hij eigenlijk wil dat de uitschrijving van het adres [adres] ongedaan wordt gemaakt. Dit levert een procesbelang op. Daarnaast heeft eiser door de uitschrijving van het adres [adres] enkele weken niet ingeschreven gestaan in de BRP. De rechtbank sluit niet uit dat dit (in de toekomst) gevolgen kan hebben voor eiser. Ook dit levert een procesbelang op. Tot slot vindt de rechtbank dat eiser een procesbelang heeft bij de aan hem opgelegde boetes, ook al worden deze niet geïnd. De rechtbank zal deze zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
Eiser woont niet op het adres [adres]
11. Voor de rechtbank staat wel vast dat eiser niet meer woont op het adres [adres] . De rechtbank begrijpt dat eiser daar graag ingeschreven blijft staan. Het gaat om zijn ouderlijk huis, waar hij heel veel jaren heeft gewoond. Eiser heeft ook aangegeven dat hij dit adres graag zou willen aanhouden als postadres en dat hij verwacht dat hij in de toekomst weer zal gaan wonen op dat adres. Volgens eiser heeft ook niemand er last van als hij ingeschreven blijft staan op dat adres.
De rechtbank is deze uitspraak begonnen met de uitleg dat het belangrijk is dat de gegevens uit de BRP juist zijn. Als eiser ingeschreven blijft staan op een adres waar hij niet woont, dan klopt de BRP niet meer. Daarnaast kan de onjuiste inschrijving van eiser wel degelijk heel vervelende gevolgen hebben voor de huidige bewoners van de woning. Zo kan het zijn dat zij door eisers inschrijving geen recht (meer) hebben op een bijstandsuitkering of bepaalde toeslagen van de Belastingdienst.
De vraag is echter of het college eiser terecht heeft uitgeschreven uit de BRP. Dit mag het college namelijk ook niet te gemakkelijk doen. Dit is wat de rechtbank in deze zaak moet beoordelen.
Wanneer kan het college iemand ambtshalve uitschrijven uit de BRP?
12. De wet geeft het college de mogelijkheid om iemand ambtshalve uit te schrijven uit de BRP (artikel 2.22 van de Wet BRP). Ambtshalve betekent dat de uitschrijving niet gebeurt naar aanleiding van een adreswijziging, maar dat het college zelf het initiatief neemt om iemand uit te schrijven.
Om iemand ambtshalve uit te schrijven, moet er zijn voldaan aan drie voorwaarden:
  • die persoon kan niet worden bereikt op het BRP-adres;
  • er is geen aangifte van verhuizing ontvangen;
  • na gedegen onderzoek zijn geen (andere) verblijf- en adresgegevens van die persoon bekend geworden.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het college niet snel mag overgaan tot ambtshalve uitschrijving van iemand uit de BRP. Dit komt omdat de gevolgen van een ambtshalve uitschrijving heel groot zijn. Organisaties die gebruik maken van de BRP zullen er dan namelijk van uitgaan dat die persoon niet meer in Nederland woont.
Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor ambtshalve uitschrijving
13. Het college heeft eiser twee keer ambtshalve uitgeschreven. De rechtbank overweegt dat er bij beide uitschrijvingen is voldaan aan de eerste twee voorwaarden: (1) eiser kon niet worden bereikt op het BRP-adres, en (2) er is geen aangifte van verhuizing ontvangen.
14. Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag of er bij beide uitschrijvingen is voldaan aan de derde voorwaarde. De rechtbank vindt van niet.
Eerste uitschrijving
15. De rechtbank vindt dat er bij de eerste uitschrijving geen sprake is geweest van een gedegen onderzoek.
Wat heeft het college gedaan om eisers echte adres- en verblijfsgegevens te achterhalen? Uit het dossier komt naar voren dat het college:
  • een brief heeft ontvangen van eisers broer, waarin staat dat hij niet weet waar eiser woont (maart 2018);
  • op 4 april en 1 mei 2018 telefonisch contact heeft gehad met eiser;
  • brieven heeft gestuurd om eiser aan te sporen zijn verhuizing door te geven (4 april en 1 mei 2018).
Volgens het college is er tijdens de telefoongesprekken aan eiser gevraagd waar hij op dat moment woonde. Dit blijkt echter niet uit de telefoonnotities die van de gesprekken zijn gemaakt. Maar zelfs als dit wel aan eiser zou zijn gevraagd, dan nog is het onderzoek onvoldoende geweest. Het college heeft namelijk geen navraag gedaan bij andere instanties om te kijken of daar wel een ander adres van eiser bekend was. Dit terwijl het benaderen van andere instanties (zoals Baanbrekers) wel onderdeel uitmaakt van de door het college gehanteerde werkwijze om adresgegevens te achterhalen.
Tweede uitschrijving
16. De rechtbank vindt dat er bij de tweede uitschrijving ook geen sprake was van een gedegen onderzoek. Dit omdat er nog steeds geen navraag was gedaan bij andere instanties. Daarnaast was er op het moment van de tweede uitschrijving wèl een ander adres van eiser bekend, namelijk het adres van de camping in Kaatsheuvel.
Wat is hiervan het gevolg?
17. Nu er geen gedegen onderzoek is geweest en (bij de tweede uitschrijving) er een ander adres van eiser bekend was, kan de ambtshalve uitschrijving geen stand houden. Het beroep van eiser is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd, voor zover het betrekking heeft op de ambtshalve uitschrijving.
De ambtshalve uitschrijving staat in de besluiten van 28 mei 2018 (zie overweging 4) en 18 juli 2018 (zie overweging 7). Als de rechtbank alleen het bestreden besluit vernietigt , dan zou de ambtshalve uitschrijving door die twee besluiten nog gewoon bestaan. De rechtbank zal daarom de besluiten van 28 mei 2018 en 18 juli 2018 herroepen, voor zover die betrekking hebben op de ambtshalve uitschrijving. Dit betekent dat de twee ambtshalve uitschrijvingen van de baan zijn.
Boetes
18. Het college heeft ook twee keer een bestuurlijke boete opgelegd aan eiser (artikel 4.17 van de Wet BRP). Het college heeft dit gedaan, omdat eiser niet op tijd een adreswijziging heeft doorgegeven (artikel 2.39 van de Wet BRP).
Eerste boete
Voor de rechtbank staat vast dat eiser in ieder geval vanaf eind april 2018 niet meer woonde op het adres [adres] . De woning is toen verkocht aan iemand anders en is leeg opgeleverd. Het college heeft eiser meerdere keren aangespoord om een adreswijziging door te geven (brieven van 4 april en 1 mei 2018, en telefoongesprekken van 4 april en 1 mei 2018). Daarbij is eiser er ook op gewezen dat er een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, als hij niet op tijd een adreswijziging doorgeeft. Eiser heeft hier geen gehoor aan gegeven. De rechtbank vindt dan ook dat het college aan eiser een boete heeft kunnen opleggen.
Tweede boete
De tweede boete is opgelegd, nadat eiser ambtshalve was uitgeschreven van het adres [adres] en hij zich kort na de uitschrijving weer heeft ingeschreven op datzelfde adres. De rechtbank vindt echter niet dat het college aan eiser de tweede boete heeft kunnen opleggen, omdat er sprake is van onzorgvuldig handelen aan de kant van het college. Eiser wilde zich in juni 2018 inschrijven op het adres [adres] , terwijl hij vlak daarvoor ambtshalve was uitgeschreven van dat adres. De rechtbank vindt dat het college eiser daarom niet zonder meer in had mogen schrijven op dat adres, maar dat het college eerst nader onderzoek had moeten doen. Als het college zorgvuldiger had gehandeld, was het niet nodig geweest om eiser via een bestuurlijke boete aan te sporen om een adreswijziging door te geven.
Wat is hiervan het gevolg?
19. De rechtbank heeft het beroep van eiser al gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd (zie overweging 17). Daarnaast heeft de rechtbank de besluiten van 28 mei 2018 en 18 juli 2018 herroepen, voor zover deze betrekking hadden op de ambtshalve uitschrijving.
Nu de eerste boete in stand blijft, zal de rechtbank het besluit van 28 mei 2018 op dit punt niet herroepen. Nu de tweede boete geen stand kan houden, zal de rechtbank het besluit van 18 juli 2018 ook op dit punt herroepen.
Griffierecht en proceskosten
20. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 28 mei 2018, voor zover dit betrekking heeft op de ambtshalve uitschrijving;
  • herroept het besluit van 18 juli 2018;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.