Het risico voor de samenleving bestaat, zoals hiervoor al overwogen, uit het welzijn en de veiligheid van medeweggebruikers en het risico dat de goederen die eiser vervoert, beschadigd raken. Daartegenover staan de omstandigheden van eiser. De transportonderneming van eiser betreft een eenmanszaak. Hij is de enige kostwinner van zijn gezin met drie kinderen. De VOG heeft hij nodig om zijn bedrijf te kunnen voortzetten en verzekerd te zijn van een inkomen. Hij heeft vijf jaar geleden een transportonderneming opgericht en daarvoor grote investeringen gedaan. Er is hem veel aan gelegen om dit bedrijf te kunnen behouden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat het feit waarvoor eiser op 28 maart 2018 is veroordeeld enige tijd geleden is gepleegd, namelijk op 22 augustus 2017. De andere snelheidsovertredingen waarvoor hem boetes zijn opgelegd, zijn op 23 juni 2017 en 29 augustus 2017 gepleegd. Deze feiten dateren aldus eveneens van enige tijd geleden. De recidivevrije periode van tweeënhalf jaar die verweerder hanteert bij toetsing aan het subjectieve criterium is al voor (meer dan) de helft verstreken. Bij de beantwoording van de vraag of dit tijdsverloop in dit geval voldoende is om te kunnen concluderen dat gevaar voor herhaling van een verkeersovertreding door eiser voldoende is afgenomen, hecht de rechtbank (veel) belang aan de omstandigheid dat eiser een voorwaardelijke rijontzegging is opgelegd, die hem tot en met 9 april 2021 boven het hoofd hangt. Deze straf, die als stok achter de deur is opgelegd, wordt door eiser ook daadwerkelijk als zodanig ervaren. Hij heeft ter zitting aannemelijk gemaakt dat deze straf hem ervan weerhoudt om opnieuw een verkeersovertreding te begaan. De consequenties van het begaan van nieuwe verkeersovertredingen zijn hem duidelijk; bij verlies van zijn rijbewijs zal hij zijn onderneming en daarmee inkomen kwijt zijn. Hij heeft – onweersproken – gesteld dat hij zijn rijgedrag heeft aangepast en er alles aan doet om nieuwe verkeersovertredingen te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de aan eiser voorwaardelijk opgelegde rijontzegging onder deze omstandigheden voldoende waarborg om het restant van de recidivevrije periode van tweeënhalf jaar die verweerder hanteert, te overbruggen. Uit de houding van eiser ter zitting blijkt overigens dat hij daarnaast ook intrinsiek gemotiveerd is om zijn bedrijf, dat hij met hard werken heeft opgericht, niet op het spel te zetten.
Onweersproken is dat eiser sinds zijn veroordeling op 28 maart 2018 geen nieuwe verkeersovertredingen heeft begaan. De op 25 september 2018 opgelegde strafbeschikking betreft een feit dat op 23 juni 2017 is gepleegd. Voorts valt op dat drie van de vier in de terugkijkperiode gepleegde verkeersdelicten in een (relatief) korte periode van twee maanden zijn gepleegd. Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat deze feiten gerelateerd kunnen worden aan een moeilijke periode in de privésfeer van eiser, waarvan eiser heeft aangevoerd dat deze thans afgesloten is.
Hoewel irrelevant in het kader van toetsing aan het objectieve criterium, weegt de rechtbank in dit stadium van de beoordeling tevens mee dat de feiten niet in het kader van de beroepsuitoefening hebben plaatsgevonden, zodat van reëel gevaar voor goederen geen sprake is geweest. Evenmin hebben de gepleegde snelheidsovertredingen tot een ongeval met personen geleid.
Onder deze omstandigheden wordt eiser naar het oordeel van de rechtbank onevenredig zwaar getroffen in zijn belangen als hem de VOG wordt geweigerd.