In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, een uitzendbureau, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die zich bezighoudt met de bemiddeling en het beheer van huurwoningen. De kern van het geschil betreft de opzegging van huurovereenkomsten door gedaagde en de daaruit voortvloeiende schade die eiseres stelt te hebben geleden. Eiseres vordert onder andere betaling van een bedrag van € 7.820,73, alsook nakoming van de huurovereenkomsten en vergoeding van proceskosten. Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met een tegenvordering tot betaling van een boete en schadevergoeding wegens vermeende tekortkomingen van eiseres in de nakoming van haar verplichtingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde de huurovereenkomsten onterecht heeft opgezegd en dat de feitelijke ontruiming van de woningen onrechtmatig was. Eiseres heeft verschillende schadeposten ingediend, waaronder kosten voor energie, water, huur van vervangende chalets en verblijfskosten voor werknemers. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres op verschillende onderdelen beoordeeld en heeft geoordeeld dat sommige schadeposten onvoldoende onderbouwd waren, terwijl andere vorderingen wel voor toewijzing in aanmerking kwamen. Uiteindelijk heeft de rechtbank gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.585,41, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de overige vorderingen afgewezen.
In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld tegen eiseres, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet-ontvankelijk is in haar vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst. De overige vorderingen van gedaagde zijn eveneens afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde gesteld.