ECLI:NL:RBZWB:2019:6283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
7855128 VV EXPL 19-58
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedragsaanwijzing in kort geding wegens overlast door huurder in seniorencomplex

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vereniging (eiseres) en een huurder (gedaagde) van een woning in een seniorencomplex. De eiseres vorderde een gedragsaanwijzing tegen de gedaagde vanwege aanhoudende overlast die zij zou veroorzaken voor de omwonenden en medewerkers van de vereniging. De gedaagde huurt sinds 19 november 2014 een woning in het complex, waar de gemiddelde leeftijd van de bewoners 88 jaar is. De eiseres heeft herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over het gedrag van de gedaagde, waaronder intimidatie, geluidsoverlast en roekeloos rijgedrag met een scootmobiel. Ondanks meerdere pogingen tot communicatie en bemiddeling, bleef de overlast aanhouden.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, gezien de ernst van de klachten en de angst van omwonenden voor de gedaagde. De rechter stelde vast dat de gedaagde zich niet als een goed huurder gedroeg en dat haar gedrag onwenselijk was. De vordering tot het opleggen van een gedragsaanwijzing werd grotendeels toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om zich te onthouden van agressie, bedreigingen en roekeloos gedrag, en om haar balkon vrij te houden van spullen. De dwangsom voor overtredingen werd vastgesteld op € 250,00 per overtreding, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer 7855128 VV EXPL 19-58
vonnis in kort geding van 26 juli 2019
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging [eiseres] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.J. Oonk-Pallandt, advocaat te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna door de kantonrechter [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. de dagvaarding van 25 juni 2019, met producties;
b. de brief van [gedaagde] van 14 juli 2019, met producties;
c. de e-mail van [gedaagde] van 15 juli 2019;
d. de aantekeningen van de griffier van de zitting van 16 juli 2019, met daaraan gehecht de pleitnotitie van de gemachtigde van [eiseres] .

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. [gedaagde] huurt sinds 19 november 2014 van [eiseres] de woning aan de [adres] . Het gehuurde maakt onderdeel uit van een complex van seniorenwoningen. De gemiddelde leeftijd van de bewoners van het seniorencomplex bedraagt 88 jaar.
b. Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten. Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van [eiseres] van 2014 van toepassing.
c. In artikel 13 lid 1 en lid 6 en artikel 17 lid 1 van de Algemene Huurvoorwaarden 2014 is bepaald:

Artikel 13
1.
Huurder is verplicht zich als een goed huurder te gedragen en het gehuurde te gebruiken en te onderhouden zoals een goed huurder betaamt.
6. Huurder zal omwonenden op geen enkele wijze aanstoot, hinder of overlast
bezorgen. Onder overlast wordt onder meer verstaan burengerucht in de zin
van artikel 431 Wetboek van Strafrecht. Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan
omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten,
huisdieren of derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
Artikel 17
1.
Huurder zal algemene ruimten en gemeenschappelijke doorgangen onderhouden, niet verontreinigen en geen handelingen verrichten of nalaten waardoor de doorgang belemmerd wordt. Huurder mag in deze ruimten geen goederen stallen.”
d. Op 20 juli 2015 heeft er een eerste gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde] . [eiseres] heeft bij brief van 23 juli 2015 aan [gedaagde] voor zover relevant bericht:

(…)Wederzijdse overlast
We vinden het vervelend dat u zelf ook overlast ondervindt van de buren die op [adres] wonen. U heeft aangegeven dat niet meer met de buren bespreekbaar te willen maken. Wanneer u open staat voor een gezamenlijk gesprek zouden we Buurtbemiddeling voor u kunnen inschakelen.
Opruimen spullen openbare ruimten
Verder heb ik aangegeven dat de kartonnen dozen in de openbare ruimten namelijk de gang en het balkon verwijderd dienen te worden, dit oogt voor omwonenden niet netjes en wordt ervaren als overlast. Wij geven utwee wekende tijd om dit op te ruimen, na deze periode zal ikcontrolerenom te kijken hoe ver u hiermee staat. Mocht u hulp nodig hebben met het opruimen van uw spullen, kunnen we eventuele instanties benaderen (zoals WIJ) die u hiermee van dienst kunnen zijn (…).”
e. Bij brief van 11 december 2017 heeft [eiseres] aan [gedaagde] , bericht:

Zoals u weet, hebben we verschillende malen geprobeerd om met u in gesprek te komen. Dit vanwege de zorg richting u en zeker ook vanwege aanhoudende klachten van omwonenden in het complex waar uw woont.
De eerste keer dat wij in de afgelopen periode bij u aan de deur waren, was op 15 november 2017. U was thuis, deed open en we hebben kort met u aan de deur gesproken. We hebben het doel van het gesprek verteld, waarop u op een onprettige manier aangaf niet met ons te willen praten en de deur dicht ging.
Wij hebben 22 november jl. via mail bij u aangegeven dat we met onze netwerkpartners gaan kijken hoe we met deze situatie omgaan, aangezien we de meldingen van omwonenden als verhuurder niet kunnen negeren.
Er zijn geen veranderingen merkbaar en er is vanuit u geen contact met ons opgenomen. We hebben 29 november jl. en 6 december jl. nogmaals bij u aan de deur gestaan. U liet ons via een kier bij de deur weten dat we niet welkom waren (…).”
f. Op 27 juli 2018 heeft [eiseres] schriftelijk aan [gedaagde] bericht:

Wij proberen met regelmaat met u een afspraak te maken om bepaalde situaties persoonlijk met u te bespreken. Dit heeft onze voorkeur. Helaas blijkt dit voor u lastig te zijn, waardoor ik u deze brief stuur.
Wij verzoeken u vriendelijk, maar dringend:

om met uw scootmobiel in en om het gebouw zeer rustig, stapvoets, te rijden. We hebben vernomen dat dit met regelmaat niet gebeurt, wat gevaarlijke/vervelende situaties met zich meebrengt.
Termijn: Uiteraard doet u dit per direct.

om al uw eigendommen in de gemeenschappelijke galerij; bij uw voordeur, tegenover uw voordeur en op de vensterbank te verwijderen. Hiermee doel ik op alle propjes, papiertjes, bijzettafeltjes e.d. Dit is vooral vanuit het oogpunt van brandpreventie en daarnaast dienen de doorgangen zoveel mogelijk vrij te zijn. Indien u geen andere oplossing hebt voor uw scootmobiel, kunt u deze voorlopig bij uw voordeur laten staan.
Termijn: U krijgt de gelegenheid tot 5 augustus om uw spullen weg te halen. Heeft u hier hulp voor nodig, dan horen we dat graag.

om uw balkon op te ruimen. Een balkon dient bij woningen zonder tuin vooral een plek te zijn om even buiten te zitten of met een enkele plant op te vrolijken. Bij u staat deze vol. Buiten dat we onze huurders aanspreken op het bijhouden/opruimen van tuinen en balkons, dient een balkon bij calamiteiten voor u en uw woonomgeving een vluchtweg te zijn.
Termijn: U krijgt de gelegenheid tot 12 augustus om uw balkon op te ruimen. Heeft u hier hulp voor nodig, dan horen we dat graag.
Vanzelfsprekend vinden wij ook, dat als u in een appartementencomplex woont en de planten en de bloemen op het balkon water geeft, u dit doet op uw eigen balkon en ze, nadat de planten niet meer druppelen, pas weer terug hangt.”
g. Bij brief van 29 augustus 2018 hebben de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] , de directe buren van [gedaagde] , aan [eiseres] , voor zover relevant geschreven:

Hierbij willen wij (…) een officiële klacht indienen over het gedrag en de overlast die onze buurvrouw mevr [gedaagde] , wonende aan de [adres] sinds ongeveer 4 jaar in toenemende mate dagelijks veroorzaakt.
(…)
Mevrouw [gedaagde] is zich in haar gedrag en verbale zin steeds meer in negatieve zin richting ons voor overlast gaan zorgen. Deze klachten hebben wij meerdere malen telefonisch doorgegeven aan [eiseres] en daarop werd steeds aangegeven dat deze klachten genoteerd zouden worden en bekeken. Enkele concrete voorbeelden, welke ook bij Mevr [naam 3] van [eiseres] bekend zijn:
  • Bij het zien van een van ons in ons gezicht schelden, tong uitsteken en tegen andere bewoners zeggen “niks tegen die rotvent zeggen”
  • Beschuldigende woorden tot ons spreken dat we voor stankoverlast zorgen, terwijl wij nauwelijks voor stank of kookgeuren zorgen en onze aanleunwoning schoner dan schoon is.
  • Plaatsen van haar scootmobiel voor ons keukenraam in plaats van bij haar eigen aanleunwoning.
  • pogingen tot omverrijden van ons met haar scootmobiel omdat ze geen rekening houdt met ons als ze ons tegenkomt, bv bij het uit de lift stappen of als wij op de gang wandelen.
  • volplaatsen van haar balkon met spullen, takken etc waardoor viezigheid ook op ons balkon terechtkomt
  • bevuilen van de lift door de hond (plas en haren)
  • (….)
En om de ernst van de huidige actuele situatie te duiden ook nog de volgende voorbeelden:
  • Mevr [gedaagde] komt met haar hoofd en fotocamera om de hoek van de balkonscheiding op ons balkon een foto maken van schoonmaakdoekjes die wij te drogen hebben liggen op een tafeltje op ons balkon. Doekjes die na het schoonmaken keurig uitgespoeld zijn, waar niets mee aan de hand is, welke niet ruiken.
  • (…)
  • Bij elk contact kleineert Mevr [gedaagde] ons en gebruikt verbaal geweld (schelden, tong uitsteken, grommen).
Wij zijn niet meer bij machte ons te verweren tegen de verbale aantijgingen, gedragingen en onterechte zwartmakerijen van mevr [gedaagde] . Ons gevoel van veiligheid in de aanleunwoning is geheel verdwenen en bij elk contact dat we hebben met Mevr [gedaagde] -hetgeen we zoveel als mogelijk vermijden- voelen we ons belaagd. Ook het melden van elk incident aan [eiseres] is voor ons als 87 en 86 jarige bewoners mentaal niet meer op te brengen. De aanhoudende overlast en tot op de dag van vandaag alsmaar toenemende verbale terreur door mevrouw [gedaagde] richting ons heeft ervoor gezorgd dat wij mentaal aan het eind van ons latijn zijn. Ook de verzorging ( [naam 4] van [naam 5] ) en de praktijkondersteuner GGZ heeft dit al meerdere malen gesignaleerd.
Wij vragen u bij deze zodanige actie te ondernemen op onze klacht dat de overlast (verbaal en in welke andere vorm dan ook) per direct stopt.”
h. Bij brieven van 20 december 2018 en 8 januari 2019 sommeert [eiseres] [gedaagde] om te stoppen met het lastig vallen van de buren, haar rijgedrag op de scootmobiel aan te passen aan een normale (rustige) rijstijl en om haar woning en balkon per direct op te ruimen.
i. Op 18 februari 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] schriftelijk verzocht om te stoppen met intimiderend gedrag en om geen foto’s van de buren te maken.
j. Bij e-mail van 17 maart 2019 heeft mevrouw [naam 6] (de dochter van de directe buurvrouw van [gedaagde] ) bij [eiseres] een aantal incidenten onder de aandacht gebracht.
k. [eiseres] heeft bij e-mail van 17 april 2019 een melding van een andere omwonende ontvangen over het gedrag van [gedaagde] .
l. Bij e-mail van 23 april 2019 heeft mevrouw [naam 7] (dochter van een omwonende van [gedaagde] ) aan [eiseres] , voor zover relevant, medegedeeld:

(…) Mevrouw [gedaagde] rijdt behoorlijk hard met de scootmobiel in het gebouw en de lift in en uit. Veel van de bewoners lopen met een rollator en schrikken dan. Tot nu toe is er gelukkig nog niets gebeurd, maar mijn moeder is slecht ter been, en bang omver gereden te worden. Ze gaat ook niet met haar samen de lift in want ze kan soms onverwacht naar voor of achter rijden met de scootmobiel. Ook de man die regelmatig bij mevr [gedaagde] is wekt angst op, hij zegt niets en kijkt alleen maar boos.
Het is heel vervelend dat mensen op deze leeftijd niet rustig van hun oude dag kunnen genieten. (…).”
m. Op 29 april 2019 heeft mevrouw [naam 8] (dochter van een omwonende van [gedaagde] ) aan [eiseres] onder meer laten weten:

(…) Zou U eens willen gaan kijken op haar balkon, en bij haar in huis wellicht dat er dan een lichtje gaat branden. Ongelooflijk het aanzicht vanaf de slotlaan, van de gigantische vuilnisbelt op haar balkon. Waarom wordt er geen Actie ondernomen.(…).”
n. Bij brief van 30 april 2019 beschrijft de directe buurvrouw van [gedaagde] een paar recente voorbeelden van incidenten die hebben plaatsgevonden:

(…)
  • Ik sta met buurvrouw [naam 9] (nr [getal] ) beide met onze rollators bij de lift te wachten om samen met haar naar beneden te gaan. Mevr [gedaagde] komt aanrijden met haar scootmobiel. Gebaart om aan de kant te gaan en wij treden terug omdat we ons bedreigd voelen en Mevr [gedaagde] niet afremt. Mevr [gedaagde] rijdt de lift in en doet de deur dicht zodat wij niet mee kunnen. Mevr [naam 9] en ik kunnen het ons niet permitteren dat ze ons aanrijdt, omdat we dan mogelijk iets breken of andere gevolgen eraan over houden. Omdat mevr [gedaagde] gewoon doorrijdt, kunnen wij niet anders dan uit de weg te gaan.
  • Mevr [gedaagde] probeert heel vaak door mijn raam bij de keuken naar binnen te kijken of ik aan het koken ben vanwege “geurtjes” die ze ruikt. Ik heb daardoor mijn rolgordijntjes in de keuken permanent gesloten omdat ik mij geïntimideerd voel door Mevr [gedaagde] .
  • Mevr [gedaagde] had potten met planten geplaatst in de algemene ruimte aan de voorkant op onze verdieping. Deze potten zijn weggehaald. Mevr [gedaagde] heeft herhaaldelijk gevraagd of ik ze weggegooid heb. Ik heb steeds aangegeven dat ik dat niet heb gedaan en van niks weet.
  • Ik sta op mijn balkon en praat met de verpleegster die buiten haar auto in wil stappen. Mevr [gedaagde] komt ook op haar balkon staan en gaat hard mij uit staan lachen zodat ik geen gesprek meer kan voeren.
  • Mevr [gedaagde] maakt vanaf haar balkon heel onaangename opmerkingen richting mij zoals “heb je je vieze azijndoekjes weer buiten liggen. Baaahhhh wat stinkt het toch weer hier.” Het enige wat ik doe is de doekjes die mijn hulp heeft gebruikt UITGEWASSEN laten drogen op tafeltje op mijn balkon. (…).”
o. Op 30 april 2019 zijn 2 monteurs van de Van Delft Groep, mevrouw [naam 10] en de heer [naam 11] van [eiseres] bij [gedaagde] op bezoek geweest. Mevrouw [naam 10] en de heer [naam 11] hebben van dit bezoek een verslag opgesteld. Hierin staat, voor zover relevant, vermeld:

(…) De monteurs hadden de juiste spullen gepakt en zijn meteen aan de slag gegaan om de werkzaamheden uit te voeren. Kort daarna pakte mevrouw [gedaagde] de iPad om zelf foto’s en filmopnames te maken. Hierbij hebben we meerdere malen aangegeven dat wij daar niet van gediend zijn. Mevrouw [gedaagde] bleef hiermee doorgaan en wilde niet laten zien wat of vooral wie ze gefilmd heeft. Hierbij gaf ze ook aan dat wij te lelijk zijn om op de foto of film te zetten. Tijdens de werkzaamheden bleef mevrouw [gedaagde] filmen. We hebben herhaaldelijk aangeven om niet te filmen. We zijn uiteindelijk met onze ruggen voor mevrouw [gedaagde] gaan staan zodat ze ons niet kon filmen. Hierbij liep ze tegen de tas van Heleen en begon ze te roepen dat wij handtastelijk werden. Mevrouw [gedaagde] bleef uitdagen en ons filmen. Aangezien wij bleven herhalen om niet gefilmd te willen worden en met onze ruggen naar haar bleven staat haalde mevrouw [gedaagde] uit met een slaande beweging richting mijn hoofd. Ik heb deze gelukkig kunnen ontwijken. Hierop hebben we besloten om alles in te pakken en weg te gaan. Mevrouw [gedaagde] gooide de deur voor ons dicht. De tablet van de monteur lag nog binnen. Mevrouw deed de deur niet meer open en reageerde niet meer op ons of op de monteurs, hierop hebben we de politie gebeld. Mevrouw [gedaagde] had de politie ook gebeld met de mededeling dat ze aangevallen werd door ons.
5 min later is de politie gearriveerd.(...).”
p. Bij brief van 10 mei 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] op alle vormen van de door haar veroorzaakte overlast geattendeerd en expliciet medegedeeld dat dit niet langer is toegestaan.
q. Op 28 mei 2019 heeft mevrouw de [naam 12] , Wijkverpleegkundige [naam 13] en [naam 14] , aan [eiseres] geschreven:

In kader van communicatie vanuit [naam 5] naar [eiseres] , meld ik het volgende over de buurvrouw van mevr [naam 15] , Mevr [gedaagde] .
Mevrouw [gedaagde] heeft in de afgelopen weken fysieke agressie geuit naar medewerkers van een monteurdienst, dit is bij jullie ook bekend. Hierbij is politie aanwezig geweest.
(…)
Mevr J uit haar ongenoegen tevens tegen het personeel van [naam 5] , waardoor door mij besloten is, het contact met mevr J te vermijden en niet meer in de lift te staan met mevr. Er heerst angst voor escalatie, zowel bij mijzelf als bij mijn collega’s van de thuiszorg. Hierdoor kunnen wij onze zorgtaak minder goed uitvoeren op de verdieping van mevr [naam 15] . Tevens achten wij de situatie rondom mevr J zorgelijk, mede aangezien het stressniveau van mevr [naam 15] zeer hoog te noemen is, en daardoor ook onze zorgtaak regelmatig uitloopt. Wij hebben meer tijd nodig zorg uit te voeren, welke wij niet hebben. (…).”

3.Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde] te veroordelen om met ingang van 24 uur na betekening van dit vonnis:
a. a) zich te onthouden van iedere vorm van agressie, schelden, het uiten van beschuldigingen, bedreigingen en intimiderend gedrag jegens haar omwonenden en medewerkers van [eiseres] en zich te onthouden van het maken van filmopnames van haar omwonenden en medewerkers van [eiseres] ;
b) zich te onthouden van roekeloos gedrag, waarmee zij omwonenden in gevaar brengt en zich te houden aan het gebod enkel nog met lage snelheid in een rustig tempo met haar scootmobiel te rijden binnen het wooncomplex;
c) zich te onthouden van het veroorzaken van geluidsoverlast in en rondom het gehuurde;
d) zaken die haar toebehoren te verwijderen uit de gemeenschappelijke ruimtes en deze verwijderd te houden;
e) het balkon van haar woning vrij te maken en te houden en zich te onthouden van het opslaan van spullen op haar balkon,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke overtreding, te vermeerderen met € 100,00 voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Tegen de achtergrond van voornoemde feiten legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] overlast voor omwonenden en medewerkers van [eiseres] heeft veroorzaakt. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] zich niet gedraagt zoals een goed huurder betaamt en aldus toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen als huurder, in het bijzonder haar verplichting om geen overlast te veroorzaken. Volgens [eiseres] is de overlast, samengevat, gelegen in een ontoelaatbare, agressieve en respectloze benadering (uitschelden, uiten van bedreigingen) van [gedaagde] van omwonenden en medewerkers van [eiseres] . Verder brengt [gedaagde] omwonenden met haar roekeloos gedrag (met hoge snelheid met haar scootmobiel door het seniorencomplex te rijden) in gevaar. Daarnaast is er sprake van geluidsoverlast, asociaal gedrag en ontoelaatbaar woongedrag. [eiseres] ziet op dit moment geen andere oplossing dan het vorderen van een gedragsaanwijzing, omdat van [eiseres] en de omwonenden, mede gezien de angst van omwonenden voor de persoon van [gedaagde] , de spanningen in het seniorencomplex alsmede het reële risico van escalatie en letsel niet verlangd kan worden dat [eiseres] de uitkomst van een bodemprocedure over een gedragsaanwijzing afwacht. Tot slot spreekt [eiseres] de hoop uit dat het [gedaagde] met de gedragsaanwijzing duidelijk wordt dat een gedragsverbetering op alle onderdelen niet vrijblijvend is, maar noodzakelijk is om haar woning te kunnen behouden.
3.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij voert daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Volgens [gedaagde] worden de zaken schromelijk overdreven dan wel anders voorgesteld. [gedaagde] betreurt het dat haar naaste buren de aangeboden buurtbemiddeling hebben geweigerd, omdat [gedaagde] hier wel voor open stond. Verder betwist [gedaagde] dat ze te hard met haar scootmobiel in het complex heeft gereden dan wel dat zij voor gevaarlijke situaties heeft gezorgd. Ook herkent zij niet het beeld dat er spullen van haar in de gemeenschappelijke ruimtes staan dan wel dat haar balkon vol met spullen staat. Daarnaast heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat zij juist (moreel) gepest wordt door andere omwonenden en/of medewerkers van [eiseres] . [gedaagde] voelt zich niet begrepen. Tot slot maakt [gedaagde] bezwaar tegen (de hoogte van) de gevorderde dwangsom.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Waar [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt waardoor het
woongenot en (het gevoel van) veiligheid van omwonenden wordt aangetast, heeft zij een
spoedeisend belang bij haar vordering om aan de gestelde overlast op korte termijn een einde
te kunnen maken.
4.2
De vraag of de vordering toewijsbaar is dient de kantonrechter te beantwoorden in het
licht van de beoordeling of het voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodem-
procedure de vordering een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop
toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is, waarbij de kantonrechter thans uit moet gaan
van de feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze
procedure slechts mogelijk is.
4.3
De kantonrechter stelt ten aanzien van de gevorderde gedragsaanwijzing voorop dat
een dergelijke aanwijzing in feite een vordering tot nakoming (van de verplichtingen uit de
huurovereenkomst) betreft, waaraan in dit geval een dwangsom wordt gekoppeld. Een
gedragsaanwijzing kan in bijzondere gevallen een aangewezen middel zijn voor een
verhuurder om tegen ongewenst gedrag van haar huurder op te treden. Het gaat dan om
gevallen waarin bepaald en specifiek gedrag van een huurder als onwenselijk wordt
ervaren. Dat gedrag is zodanig dat het dient te stoppen, maar (nog) niet zodanig dat
daaraan de vergaande sanctie van ontbinding van de huurovereenkomst moet worden
gekoppeld. Door het geven van een gedragsaanwijzing (en het mogelijk daaraan koppelen
van een dwangsom) wordt aan de huurder het signaal afgegeven dat zijn gedrag ook door de
rechter als ontoelaatbaar wordt gekwalificeerd. In die zin kan een gedragsaanwijzing een
effectief pressiemiddel zijn. Daar staat evenwel tegenover dat een gedragsaanwijzing alleen
effectief kan zijn als de te geven aanwijzing voldoende specifiek is. Een gedragsaanwijzing
moet bedoeld zijn als verdere invulling van de contractueel en wettelijk al bestaande
verplichtingen (zowel de wet als de toepasselijke huurvoorwaarden bepalen dat [gedaagde] zich
als goed huurder moet gedragen en de algemene huurvoorwaarden vermelden onder meer
dat [gedaagde] ervoor dient zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt
veroorzaakt). Een enkele herhaling van die verplichtingen is niet alleen weinig zinvol, maar
vormt ook voer voor executiegeschillen die de verhoudingen tussen partijen alleen maar
verder op scherp zetten. Tegen de achtergrond van voornoemde overwegingen zal de
kantonrechter de vordering van [eiseres] beoordelen.
4.4
Op grond van het verhandelde ter zitting, waaronder de verklaringen van
de heer [naam 15] (zoon van de directe buurvrouw van [gedaagde] ) en de heer [naam 16]
(wijkagent), alsmede de medewerksters van [eiseres] , is naar de kantonrechter
voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] door haar gedragingen voor
overlast voor de omwonenden en medewerkers van [eiseres] heeft gezorgd, zoals
[eiseres] bij dagvaarding heeft gesteld.
Daar komt bij dat ook uit (de onder de feiten weergegeven) verklaringen c.q. klacht-
meldingen van omwonenden dan wel directe betrokkenen alsmede uit verklaringen van
medewerkers van [eiseres] blijkt dat er over een geruime tijd (voornamelijk in 2018 en
2019), bij [eiseres] veel meldingen zijn binnengekomen en dat er herhaaldelijk klachten
zijn geweest van omwonenden omtrent de gedragingen van [gedaagde] . Naar de kantonrechter
begrijpt, herkent [gedaagde] zich niet in het door [eiseres] geschetste beeld en ontkent [gedaagde]
dat zij overlast veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat deze betwisting, afgezet tegen de
door [eiseres] in het geding gebrachte verklaringen en meldingen, onvoldoende
gemotiveerd is om aan te nemen dat van overlast geen sprake is (geweest). De kantonrechter
ziet vooralsnog geen aanleiding om aan de juistheid van de gestelde aard, omvang en ernst
van de door omwonenden geuite klachten te twijfelen. De aard van de klachten is in de
klachtmeldingen voldoende geconcretiseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen
de door [gedaagde] overgelegde verklaringen vooralsnog niet tot een ander oordeel leiden,
omdat hierin niet specifiek wordt ingegaan op de door [eiseres] gestelde overlast. Daarbij
neemt de kantonrechter eveneens in aanmerking dat [gedaagde] , hoewel zij daartoe in de
gelegenheid is gesteld, ook niet concreet is ingegaan op de door [eiseres] aan haar
gemaakte verwijten.
4.5
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eiseres] gevorderde gedragsaan-
wijzing op de wijze als hierna in het dictum bepaald en, met uitzondering van de hierna te
vermelden onderdelen, zal worden toegewezen.
4.6
[eiseres] heeft onder a) onder meer gevorderd om [gedaagde] te veroordelen om zich
te onthouden van het uiten van beschuldigingen. Dit onderdeel van de vordering zal worden
afgewezen, omdat het uiten van beschuldigingen door [gedaagde] -naar het oordeel van de
kantonrechter- is toegestaan zolang dit terechte beschuldigingen betreft. Nu [eiseres] niet
heeft gevorderd om zich te houden van het uiten van onterechte beschuldigingen, ligt aldus
zoals reeds overwogen dit onderdeel van de vordering voor afwijzing gereed. Hetzelfde geldt
voor het zich onthouden van het uiten van intimiderend gedrag, nu [eiseres] niet althans
onvoldoende concreet in (het petitum van) de dagvaarding heeft omschreven wat (objectief
gezien) onder intimiderend gedrag dient te worden begrepen.
4.7
Het onder c) door [eiseres] gevorderde om [gedaagde] te veroordelen zich te onthouden
van geluidsoverlast in en rondom het gehuurde zal de kantonrechter afwijzen, omdat
[eiseres] vooralsnog niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde]
geluidsoverlast heeft veroorzaakt.
4.8
[eiseres] heeft onder d) gevorderd om de zaken die aan [gedaagde] toebehoren te
verwijderen uit de gemeenschappelijke ruimtes en deze verwijderd te houden. Naar de
kantonrechter uit de stukken en de zitting heeft begrepen is het [gedaagde] wel toegestaan om
haar scootmobiel op de gemeenschappelijke galerij te stallen. De kantonrechter zal de
vordering dan ook toewijzen op de wijze als hierna bepaald.
4.9
Voor wat betreft de vordering van [eiseres] onder e), te weten het balkon van de
woning vrij te maken en zich te onthouden van het opslaan van spullen op het balkon,
overweegt de kantonrechter dat in de toepasselijke Algemene Huurvoorwaarden 2014, in
tegenstelling tot de Algemene Huurvoorwaarden 2017 (artikel 8 lid 9) niet specifiek is
bepaald dat het de huurder niet is toegestaan om zaken, zoals fietsen, vuilniszakken, dozen,
planten, (koel)kasten, volières, schoenen en dergelijke, op balkons te plaatsen. Nu een
dergelijke specifieke bepaling ontbreekt ziet de kantonrechter vooralsnog geen aanleiding
om dit onderdeel in het kader van de onderhavige procedure toe te wijzen.
4.1
Gelet op de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding om de dwangsom te matigen tot een bedrag van € 250,00 voor elke overtreding en daaraan een maximum te stellen van € 5.000,00.
4.11
De kantonrechter ziet, gelet op de omstandigheden van dit specifieke geval, geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling. De kantonrechter zal de proceskosten dan ook compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing bij wege van voorlopige voorziening

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om met ingang van 24 uur na betekening van dit vonnis:
1) zich te onthouden van iedere vorm van agressie, schelden, het uiten van bedreigingen jegens haar omwonenden en medewerkers van [eiseres] en zich te onthouden van het maken van filmopnames van haar omwonenden en medewerkers van [eiseres] ;
2) zich te onthouden van roekeloos gedrag, waarmee zij omwonenden in gevaar
brengt en zich te houden aan het gebod enkel nog met lage snelheid in een rustig
tempo met haar scootmobiel te rijden binnen het wooncomplex;
3) zaken die haar toebehoren te verwijderen uit de gemeenschappelijke ruimtes en deze verwijderd te houden, voor zover het niet betreft de scootmobiel op de gemeenschappelijke galerij;
4) een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke overtreding, met een maximum van € 5.000,00;
5) compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6) verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7) wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.M. Koch en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2019.