Op 27 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor een varkenshouderij. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk op 15 maart 2018, voor het veranderen en uitbreiden van een bestaande varkenshouderij. De vergunning was verleend onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en betrof activiteiten zoals het bouwen van een bouwwerk en het oprichten van een inrichting. Tegen dit besluit hebben twee verenigingen beroep ingesteld, met als argument dat de vergunning niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is gemaakt. De rechtbank heeft de zaak vereenvoudigd behandeld en zonder zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet kon worden verleend, omdat de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet voldoet aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat de beoordeling niet aan de wettelijke eisen voldeed. Hierdoor is het bestreden besluit in strijd met de wet en heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de gevolgen van de aangevraagde activiteit opnieuw in kaart moeten worden gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.