ECLI:NL:RBZWB:2019:601

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
C/02/351521 / HA RK 18-221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in internationaal geschil over deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van Event Floor BV, gevestigd te Raamsdonksveer, om een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen. Event Floor verzocht de rechtbank om de deskundige [naam 5] te benoemen en haar vragen voor te leggen. De verweerster, een rechtspersoon naar Belgisch recht, voerde verweer en stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat er al een procedure in België aanhangig was. De rechtbank heeft de procedure inhoudelijk behandeld, maar onder voorbehoud van de bevoegdheid van de Belgische rechter. Op 30 januari 2019 heeft de Belgische rechter zich bevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat zij zich onbevoegd moest verklaren om van het verzoek kennis te nemen, omdat het verzoek niet voldeed aan de vereisten van artikel 35 van de EEX-Vo II. Event Floor werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek, voorlopig begroot op € 1.086,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/351521 / HA RK 18-221
Beschikking van 14 februari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVENT FLOOR BV,
gevestigd te Raamsdonksveer,
verzoekster,
advocaat mr. M.M.M. Rooijen,
en
de rechtspersoon naar Belgisch recht
[naam verweerster],
gevestigd te Overpelt (België),
verweerster,
advocaat mr. G.A. van Gorcom.
Partijen zullen hierna Event Floor en [naam verweerster] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift strekkende tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht (artt. 202 e.v. Rv), ter griffie ingekomen op 8 november 2018, met bijlagen 1 tot en met 18,
- de (aangetekende) brieven van 9 november 2018 van de griffier van deze rechtbank,
- de door partijen opgegeven verhinderdata,
- de oproepingsbrieven van 4 december 2018 van de griffier van deze rechtbank,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 28 januari 2019,
- de (ongedateerde) brief van mr. Van Gorcom, ingekomen ter griffie op 4 februari 2019, met bijlage,
- de brief van 31 januari 2019 van mr. M.M.M. Rooijen,
- het faxbericht van 4 februari 2019 van mr. Van Gorcom.
1.2.
Op de mondelinge behandeling zijn namens Event Floor verschenen de heer [naam 1] , directeur/eigenaar en de heer [naam 2] , medewerker, bijgestaan door mr. M.M.M. Rooijen. Aan de zijde van [naam verweerster] zijn verschenen de heer [naam verweerster] en mevrouw [naam verweerster] , zaakvoerders, bijgestaan door mr. Van Gorcom.

2.Het verzoek

2.1.
Event Floor verzoekt de rechtbank om bij beschikking een deskundigenonderzoek te bevelen en [naam 5] als deskundige te benoemen en haar de in het verzoekschrift opgenomen vragen a) tot en met k), althans door de rechtbank te formuleren vragen voor te leggen. Daarnaast verzoekt Event Floor de rechtbank om aan de deskundige voor aanvang van de werkzaamheden een begroting van de met het onderzoek gepaard gaande kosten te verstrekken.
2.2.
[naam verweerster] voert verweer en verzoekt de rechtbank om zich onbevoegd te verklaren dan wel het verzoek van Event Floor af te wijzen, dan wel – indien toch een voorlopig deskundigenbericht gelast zou worden – bij de vraagstelling rekening te houden met haar stellingen in het verweerschrift (alsmede hetgeen [naam verweerster] verder nog naar voren brengt) en een andere deskundige te benoemen dan de voorgestelde deskundige, alles kosten rechtens.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat [naam verweerster] in België is gevestigd en het verzoek daarmee een internationaal karakter heeft, moet de rechtbank eerst beoordelen of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Tussen partijen is in België een bodemprocedure aanhangig.
Event Floor voert aan dat tussen partijen mondeling was overeengekomen dat de aflevering van de tegels zou plaatsvinden ter plaatse van een hockeyevent in Breda. [naam verweerster] kon hieraan niet voldoen, zodat Event Floor zelf het vervoer heeft geregeld. De aanvankelijke plaats van levering betrof Breda. Als in een contract niets is bepaald over de plaats van levering en levering achterwege is gebleven, dient deze plaats op grond van artikel 7 sub 1 punt b EEX-Vo II te worden bepaald aan de hand van het recht dat op de koopovereenkomst van toepassing is. Event Floor is van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is.
Als de bevoegdheid niet kan worden gegrond op de reguliere bevoegdheidsregels (in verband met de procedure in België), dan is de bevoegdheid gegeven op grond van artikel 35 EEX-Vo II, omdat het voorlopig deskundigenonderzoek kwalificeert als voorlopige maatregel, aldus Event Floor. Het HvJ EU oordeelde in een arrest van 4 mei 2017 (ECLI:EU:C:2017:343) dat een verzoek tot het opstellen van een deskundigenbericht een maatregel is ‘voorafgaand aan enig proces’ en benadrukte de autonomie van zo’n onderzoeksmaatregel ten opzichte van de daaropvolgende bodemprocedure. Bepalend is het temporele karakter van het voorlopig deskundigenonderzoek. De tegels bevinden zich in Nederland, maar Event Floor vreest voor het verloren gaan van het bewijsmateriaal, omdat zij de overeenkomst heeft ontbonden.
3.2.
[naam verweerster] voert verweer en stelt zich – samengevat – eerst op het standpunt dat de Belgische rechter bevoegd is en in België sinds oktober 2018 al een procedure betreffende de tegels aanhangig is. De Belgische rechter is bevoegd op grond van artikel 7 lid 1 sub a en b (eerste streepje) van de (herschikte) EEX, nu de levering van de tegels heeft plaatsgevonden in België. Op vijf verschillende data heeft Event Floor de tegels afgehaald bij de locatie van [naam verweerster] in België. Ten onrechte stelt Event Floor dat de rechtbank bevoegd zou zijn, omdat er aanvankelijk andersluidende mondelinge afspraken zijn gemaakt.
Er is ook geen jurisprudentie over het voorlopig deskundigenonderzoek; wel over het voorlopig getuigenverhoor en dat is geen bewarende maatregel, aldus [naam verweerster] . In de door Event Floor genoemde jurisprudentie gaat het over de tijdigheid en niet over de bewarende maatregel. Er is dus geen sprake van nieuwe jurisprudentie.
De Belgische procedure staat voor vonnis over de bevoegdheid van de Belgische rechter. Als de Belgische rechter zich bevoegd acht is er sprake van misbruik van recht, althans zwaarwegende redenen om het onderzoek in Nederland af te wijzen. Ook in België is een deskundigenonderzoek mogelijk en daartoe is ook een verzoek gedaan.
3.3.
De rechtbank heeft het verzoekschrift ter zitting inhoudelijk behandeld, onder voorbehoud van de bevoegdheid van de Belgische rechter. Partijen hebben de rechtbank bericht dat de Belgische rechter op 30 januari 2019 vonnis heeft gewezen, waarin hij zich bevoegd heeft verklaard om van het geschil kennis te nemen. Gelet daarop en conform artikel 29 lid 3 van Verordening 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo II), verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
3.4.
Event Floor beroept zich er aanvullend op dat het verzoek ziet op een voorlopige bewarende maatregel in de zin van artikel 35 EEX-Vo II. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit beroep niet. In het door Event Floor aangehaalde arrest van het HvJ EU wordt weliswaar gesteld dat naar Frans recht het verzoek tot bevel van een onderzoeksmaatregel autonoom is aan de daaropvolgende bodemprocedure, zodat er een duidelijke scheiding bestaat tussen de bewijsprocedure enerzijds en de bodemprocedure anderzijds, maar dit arrest is gewezen in het kader van de aanhangigheid van een procedure en heeft betrekking op die autonome status naar Frans recht. Het HvJ EU is daarin niet afgeweken van haar eerder ingenomen standpunt dat onderzoekmaatregelen die tot doel hebben de slagingskansen in een eventuele vordering in rechte in te schatten, niet als voorlopige of bewarende maatregelen, zoals bedoeld in EEX-Vo II, kunnen worden aangemerkt. Daaronder moeten immers maatregelen worden verstaan die een feitelijke situatie of rechtssituatie in stand houden ter bewaring van rechten waarvan de erkenning voor het overige wordt gevorderd voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt. Omdat Event Floor het voorlopig deskundigenonderzoek wenst ter onderbouwing van haar stellingen, is daarmee niet voldaan aan de vereisten van artikel 35 EEX-Vo II.
Het bovenstaande leidt er dan ook toe dat ook op grond van artikel 35 EEX-Vo II geen bevoegdheid bestaat om van het verzoek kennis te nemen.
3.5.
Event Floor zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het voorlopig deskundigenonderzoek worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [naam verweerster] voorlopig begroot op een bedrag van € 1.086,00 (2 punten x tarief II à € 543,00).

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen,
4.2.
veroordeelt Event Floor in de kosten van het verzoek, aan de zijde van [naam verweerster] voorlopig begroot op € 1.086,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van ‘t Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: [type]