ECLI:NL:RBZWB:2019:5979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
C/02/358874 FARK 19-2631
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag over een minderjarige in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.M. van Campen, heeft verzocht om samen met de moeder het gezag over [minderjarige 1] te verkrijgen. De moeder was niet aanwezig op de zitting, ondanks dat zij goed was uitgenodigd. De rechtbank heeft de zaak besproken op basis van de ingediende stukken en het verslag van de zitting van 10 oktober 2019, waar de vader en zijn advocaat wel aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en dat de vader [minderjarige 1] heeft erkend. De moeder heeft momenteel alleen het gezag over [minderjarige 1]. De rechtbank heeft eerder op 25 februari 2019 beslist dat [minderjarige 1] de helft van de tijd bij de vader verblijft. De vader heeft aangegeven dat hij goede afspraken kan maken met de moeder en dat het goed gaat met [minderjarige 1] als zij bij hem is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat de vader en de moeder samen het gezag over haar hebben, zodat zij gezamenlijk beslissingen kunnen nemen over haar opvoeding en verzorging. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en bepaald dat de vader en de moeder voortaan samen het gezag over [minderjarige 1] hebben. Tevens is bepaald dat beide partijen hun eigen kosten van de rechtszaak moeten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het gezamenlijk gezag onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/358874 FA RK 19-2631
Datum uitspraak: 5 november 2019
Beschikking over het wijzigen van het gezag
in de zaak van
[verzoeker],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.J.M. van Campen te Breda,
en
[verweerster] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .
De moeder heeft geen advocaat.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank neemt een beslissing op grond van de volgende stukken:
- het op 23 mei 2019 ontvangen verzoek van de vader met bijlagen, waaronder:
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige 1] ;
- de beschikking van de rechtbank van 25 februari 2019;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van 11 september 2019 en 10 oktober 2019 die aan de moeder zijn gestuurd;
- het verslag van de zitting van 10 oktober 2019.
1.2
De rechtbank heeft op de zitting van 10 oktober 2019 het verzoek van de vader besproken. De vader en zijn advocaat waren bij de zitting. Op die zitting is ook iemand geweest van de Raad voor de Kinderbescherming in Breda (hierna te noemen: de Raad). De Raad was er om de rechtbank een advies te geven over het verzoek van de vader.
Hoewel de moeder goed was uitgenodigd voor de zitting is zij niet gekomen. De rechtbank had eerst gezegd dat de zitting op 10 oktober een zitting zou zijn waarbij alleen over hulpverlening gepraat zou worden. Op de zitting is het toch gegaan over het verzoek van de vader. Daarom heeft de moeder later nog een brief van de rechtbank gekregen waarin haar gevraagd werd of zij toch iets wilde zeggen over het verzoek van de vader. De rechtbank heeft geen antwoord van de moeder gekregen.
1.3
[minderjarige 1] is uitgenodigd om met de kinderrechter te komen praten. [minderjarige 1] is niet gekomen. De rechtbank heeft ook geen brief van haar gekregen.

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is geboren:
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2003.
[minderjarige 1] staat ingeschreven op het adres van de moeder.
2.2
De vader heeft [minderjarige 1] erkend. De moeder heeft op dit moment alleen het gezag over [minderjarige 1] .
2.3
De rechtbank heeft op 25 februari 2019 beslist dat [minderjarige 1] de helft van de tijd bij de vader is, om de week van zondagavond tot de volgende zondagavond. Ook is zij de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader. De vader en de moeder moeten samen afspraken maken over de vakanties en feestdagen.

3.Het verzoek

De vader wil graag dat de rechtbank beslist dat hij voortaan samen met de moeder het gezag over [minderjarige 1] heeft.

4.De beoordeling

4.1
Omdat [minderjarige 1] in Nederland woont mag de Nederlandse rechter een beslissing nemen op het verzoek van de vader. Daarbij kijkt de rechtbank naar wat er in de Nederlandse wet staat.
4.2
In de wet staat dat een vader de rechtbank kan vragen om samen met de moeder het gezag over hun kind te hebben. Meestal is er samen gezag. Soms kan dat niet, als dit niet goed is voor een kind. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als de vader en de moeder veel ruzie met elkaar hebben, of als zij samen geen afspraken met elkaar kunnen maken over hun kind.
4.3
De rechtbank heeft gelezen wat de advocaat van de vader heeft opgeschreven. Daar is verder over gepraat op 10 oktober 2019. De moeder is niet op die zitting geweest. De rechtbank heeft de moeder daarom nog een brief gestuurd om te vragen wat zij van het verzoek van de vader vindt. De moeder heeft niet gereageerd op deze brief. De rechtbank had aan de moeder al geschreven dat de rechtbank ook als de moeder niets zou laten weten toch een beslissing zou nemen. De rechtbank zal daarom nu een beslissing nemen.
4.4
De rechtbank vindt het goed voor [minderjarige 1] als de vader en de moeder samen het gezag over haar hebben en dus samen over haar kunnen beslissen. De vader heeft op de zitting verteld dat het goed gaat als [minderjarige 1] bij hem is. [minderjarige 1] komt nu zelf naar hem toe. Als [minderjarige 1] bij de vader wil zijn dan mag dat van de moeder. De vader heeft ook gezegd dat hij goede afspraken met de moeder kan maken over bijvoorbeeld vakanties. Daar zijn geen ruzies over. Hij zorgt al jaren de helft van de tijd voor [minderjarige 1] en hij wil daarom graag inspraak hebben, zegt de vader.
De medewerkster van de Raad heeft op de zitting gezegd dat het een goed idee is als de vader en de moeder samen het gezag over [minderjarige 1] hebben. Dit is ook logisch als [minderjarige 1] zo vaak bij de vader is.
[minderjarige 1] heeft zelf op een andere zitting (op 7 februari 2019) gezegd dat zij graag wil dat de vader en de moeder samen het gezag over haar hebben. De vader was ook op die zitting.
Omdat [minderjarige 1] de ene week bij de moeder is en de andere week bij de vader, vindt de rechtbank het - net als de Raad - logisch dat de vader en de moeder samen het gezag over [minderjarige 1] hebben. Dan kunnen zij samen beslissingen over [minderjarige 1] nemen als dat nodig is, bijvoorbeeld als [minderjarige 1] naar een andere school gaat of als zij naar het ziekenhuis moet.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader toewijzen. De vader heeft dan vanaf nu samen met de moeder het gezag over [minderjarige 1] . De vader en de moeder moeten samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] nemen.
4.5
Omdat de vader en de moeder een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, moeten de vader en de moeder ieder hun eigen kosten van deze rechtszaak betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de vader en de moeder voortaan samen het gezag hebben over [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2003;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad (Dit betekent dat het gezamenlijk gezag gelijk geldt, ook al wordt er hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking);
bepaalt dat de vader en de moeder ieder hun eigen kosten van deze zaak betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019. De griffier was daar bij.
DD
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking is mogelijk en kan in deze zaak worden ingesteld:
- door de vader en de moeder en degenen aan wie een kopie van deze beschikking is gegeven of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden nadat de beschikking aan hen bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.