ECLI:NL:RBZWB:2019:5979
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van het gezag over een minderjarige in een familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.M. van Campen, heeft verzocht om samen met de moeder het gezag over [minderjarige 1] te verkrijgen. De moeder was niet aanwezig op de zitting, ondanks dat zij goed was uitgenodigd. De rechtbank heeft de zaak besproken op basis van de ingediende stukken en het verslag van de zitting van 10 oktober 2019, waar de vader en zijn advocaat wel aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en dat de vader [minderjarige 1] heeft erkend. De moeder heeft momenteel alleen het gezag over [minderjarige 1]. De rechtbank heeft eerder op 25 februari 2019 beslist dat [minderjarige 1] de helft van de tijd bij de vader verblijft. De vader heeft aangegeven dat hij goede afspraken kan maken met de moeder en dat het goed gaat met [minderjarige 1] als zij bij hem is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat de vader en de moeder samen het gezag over haar hebben, zodat zij gezamenlijk beslissingen kunnen nemen over haar opvoeding en verzorging. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en bepaald dat de vader en de moeder voortaan samen het gezag over [minderjarige 1] hebben. Tevens is bepaald dat beide partijen hun eigen kosten van de rechtszaak moeten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het gezamenlijk gezag onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.