Uitspraak
,
1.Het procesverloop
2.De feiten
- [minderjarige 2] [naam] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2016.
3.De verzoeken
- te bepalen dat de minderjarigen voortaan hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben in [woonplaats 1] ;
- te bepalen dat de vrouw en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
4.De beoordeling
4.5 De Hoge Raad heeft in het arrest van 25 april 2008, LJN: BC5901 geoordeeld dat vooropgesteld dient te worden dat uit de omstandigheid dat in artikel 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, niet mag worden afgeleid, dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. Bij de beoordeling van dergelijke geschillen dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, waaronder:
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- het recht en het belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn of haar mening en de mate waarin hij of zij geworteld is in zijn of haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van het contact met de andere ouder na de verhuizing.
De noodzaak om te verhuizen4.8 De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor haar de noodzaak bestaat om met de minderjarigen naar [woonplaats 2] te verhuizen. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw niet langer in [woonplaats 1] kan verblijven. Weliswaar heeft de vrouw aangevoerd dat zij goedkoper wilde gaan wonen en dat zij hierdoor sowieso met de minderjarigen moest verhuizen, echter is niet gebleken dat er in [woonplaats 1] geen woningen met een lagere huurprijs te vinden zijn. Sterker nog, de vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij niet heeft gekeken naar woningen in [woonplaats 1] . Dat de vrouw – zoals zij stelt – via de lokale woningstichting nog geen geschikte woning is aangeboden, doet hier niet aan af.
Voorts heeft de vrouw gesteld dat zij en [minderjarige 1] niet gelukkig zijn in [woonplaats 1] . Wat hier ook van zij, de rechtbank constateert dat de vrouw niet heeft gezocht naar minder ingrijpende alternatieven. Zo heeft zij bijvoorbeeld niet gekeken naar woningen in de directe omgeving van [woonplaats 1] .
Daarnaast heeft de vrouw aangevoerd dat het haar wens is om in de buurt te gaan wonen van haar nieuwe partner, die in [woonplaats 3] woont. De partner van de vrouw heeft er belang bij om in [woonplaats 3] te blijven wonen, gelet op de co-ouderschapsregeling die hij samen met zijn ex-partner heeft en het koophuis dat hij bezit, met een grote tuin waar de minderjarigen veel plezier aan beleven. De partner van de vrouw heeft zijn sociale leven in [woonplaats 2] . De rechtbank is van oordeel dat het belang van de partner van de vrouw niet zwaarder dient te wegen dan het belang van de man en de minderjarigen bij handhaving van de huidige contacten. Ook dit (afgeleide) belang maakt niet dat voor de vrouw de noodzaak bestaat om met de minderjarigen naar [woonplaats 2] te verhuizen.
De mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid4.9 Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vrouw de verhuizing naar [woonplaats 2] onvoldoende heeft voorbereid en doordacht. Dit blijkt alleen al uit het korte tijdsbestek waarin de vrouw tot haar beslissing is gekomen. De rechtbank overweegt dat de vrouw relatief kort na het ontmoeten van haar huidige partner heeft besloten te verhuizen. De vrouw heeft haar partner in maart 2019 ontmoet en heeft in mei 2019 besloten dat zij wilde verhuizen.
Er is in onvoldoende mate overleg gevoerd met de man. De vrouw heeft zonder daadwerkelijk overleg met de man een woning uitgezocht en een huurovereenkomst getekend. De vrouw heeft in dit kader aangevoerd dat de man niet met haar in gesprek wilde gaan en dat zij op korte termijn moest beslissen of zij de huurovereenkomst zou ondertekenen. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de vrouw gelegen te trachten door middel van mediation of een andere vorm van oudergesprekken met de man in gesprek te komen en overeenstemming te bereiken, alvorens een knoop door te hakken.
De vrouw stelt dat er in de nieuwe woonomgeving zes scholen zijn, waaruit partijen kunnen kiezen. Gesteld noch gebleken is of een van deze scholen geschikt is voor de minderjarigen. Aangezien de vrouw heeft aangevoerd dat het met [minderjarige 1] op haar huidige school niet goed gaat en dat [minderjarige 1] op dit moment moeilijk aansluiting kan vinden, mocht naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst van de vrouw worden verwacht dat zij gedegen onderzoek had gedaan naar de geschiktheid van de scholen. Dat het voor [minderjarige 1] fijn zal zijn om naar een andere school te gaan – zoals door de vrouw is gesteld – blijkt dan ook niet. Daar komt bij dat de rechtbank twijfelt of het wenselijk is voor een meisje als [minderjarige 1] , dat moeilijk aansluiting vindt, om opnieuw te moeten beginnen met het vinden van die aansluiting op een andere school. Het standpunt van de vrouw dat zij met de minderjarigen in een fijne buurt zal gaan wonen, is niet onderbouwd.
De vrouw heeft bovendien naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende stil gestaan bij de emotionele en praktische gevolgen die een verhuizing zal hebben voor de minderjarigen en voor de contactregeling van de man met de minderjarigen. Voor de minderjarigen zal een verhuizing betekenen dat zij hun vertrouwde omgeving moeten verlaten en aan een nieuwe omgeving en een nieuwe school moeten wennen. Voorzienbaar is dat dit de nodige gevolgen zal hebben.
€ 200,= per minderjarige aan de vrouw dient te betalen.
5.De beslissing
- een weekend per veertien dagen van vrijdag omstreeks 16.30 uur tot zondag omstreeks 18.00 uur;
- eenmaal per week op donderdag na schooltijd tot en met vrijdag voor schooltijd;
- nader in onderling overleg door partijen uit te breiden en/of te regelen;