ECLI:NL:RBZWB:2019:5922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
02-821110-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Janssen
  • Van der Burgh
  • Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van kind en vriendin met ernstige gevolgen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 december 2019, staat verdachte terecht voor zware mishandeling van zijn vijf weken oude dochter en mishandeling van zijn vriendin. De zaak met parketnummer 02/821110-14 betreft de mishandeling van het kind, waarbij verdachte op 11 augustus 2014 in Oudenbosch opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het slachtoffer, een baby, heeft ernstige verwondingen opgelopen, waaronder uitgebreide netvliesbloedingen en meerdere hersenzwellingen. De rechtbank concludeert dat het letsel niet door een ongeluk kan zijn ontstaan, maar door opzettelijk geweld van de verdachte. De officier van justitie heeft bewijs geleverd door middel van medische rapporten en getuigenverklaringen.

In de tweede zaak, met parketnummer 02/025802-19, wordt verdachte beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn vriendin op 31 januari 2019 in Roosendaal. Tijdens een ruzie heeft hij haar met kracht geduwd, waardoor zij met haar hoofd tegen een deur is gevallen en een hoofdwond heeft opgelopen. De rechtbank oordeelt dat het letsel van de vriendin niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, maar dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.

De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het feit dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank benadrukt de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de onacceptabele aard van het geweld dat is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/821110-14 en 02/025802-19
vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak met parketnummer 02/821110-14 is voor het eerst op zitting geweest op 10 april 2018. Verdachte is daar niet verschenen en er is aan hem verstek verleend waarbij de zaak is geschorst tot 28 juni 2018. Ter zitting van 28 juni 2018 zijn verdachte noch zijn raadsman verschenen en is de zaak geschorst tot 25 september 2018. Ter zitting van 25 september is verdachte niet verschenen maar wel zijn raadsvrouw mr N.M.E. Verpaalen die daarbij heeft verklaard bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn. Daarbij is het verstek vervallen verklaard. De zaak is op die zitting geschorst tot 5 december 2018. Ter zitting van 5 december 2018 zijn verdachte noch zijn raadvrouw verschenen en is de zaak andermaal geschorst in verband met verblijf van verdachte in het buitenland. De zaak is toen voor onbepaalde tijd geschorst waarna verdachte is opgeroepen voor de zitting van 13 december 2019. Ter zitting van 13 december 2019 is verdachte, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadsvrouw is wel verschenen en heeft een verzoek tot aanhouding gedaan welk verzoek is afgewezen waarna zij de verdediging heeft neergelegd.
Tegen verdachte is verstek verleend in de zaak met parketnummer 02/025802-19. Beide zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2019.
De officier van justitie, mr. Snoeks, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
in de zaak met parketnummer: 02/821110-14
hij op of omstreeks 11 augustus 2014 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, aan zijn kind, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2014), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (uitgebreide netvliesbloedingen in beide ogen en/of meerdere bloeduitstortingen in de hersenen en/of meerdere
hersenzwellingen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk:
- meermalen, althans eenmaal, in de lucht te gooien en/of ten val te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen, althans op het hoofd en/of (het)
overig(e) lichaam(sdelen) enige druk uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hardhandig) heen en weer te schudden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2014 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2014), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen, althans eenmaal, in de lucht heeft gegooid en/of ten val heeft gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geslagen en/of gestompt, althans op het hoofd en/of
(het) overig(e) lichaam(sdelen) enige druk heeft uitgeoefend en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hardhandig) heen en weer heeft geschud,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2014 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2014),
- meermalen, althans eenmaal, in de lucht heeft gegooid en/of ten val heeft gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) heeft geslagen en/of gestompt, althans op het hoofd en/of
(het) overig(e) lichaam(sdelen) enige druk heeft uitgeoefend en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hardhandig) heen en weer heeft geschud,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
in de zaak met parketnummer: 02/025802-19
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Roosendaal aan [slachtoffer 2] , zijnde zijn vriendin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond van 12 cm (welke gehecht is met 24 hechtingen), heeft toegebracht door (met kracht) die [slachtoffer 2] te duwen tegen/in/op het lichaam, waardoor die [slachtoffer 2] (vervolgens) met haar hoofd (hard) tegen een deur en/of een houten balk en/of een pilaar, althans een hard voorwerp, terecht komt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , zijnde zijn vriendin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) heeft geduwd tegen/in/op het lichaam, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] met haar hoofd (hard) tegen een deur en/of een houten balk en/of een pilaar, althans een hard voorwerp terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Roosendaal opzettelijk mishandelend een persoon [slachtoffer 2] , zijnde zijn vriendin, (met kracht) heeft geduwd tegen/in/op het lichaam, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] met haar hoofd (hard) tegen een deur en/of een houten balk en/of een pilaar, althans een hard voorwerp, terecht is gekomen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond van 12 cm (welke gehecht is met 24 hechtingen), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De voorvragen

De dagvaardingen met parketnummer 02/025802-19 en met parketnummer 02/821110-14 zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/821110-14
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte door de moeder van het slachtoffer en het NFI-onderzoek. De deskundige concludeert op basis van de beschikbare gegevens en literatuur dat de combinatie van medische bevindingen in en aan het hoofd bij het kind vanaf 11/12 augustus 2014 zeer veel waarschijnlijker zijn na niet-accidentele krachtsinwerkingen (toegebracht letsel als gevolg van menselijk handelen) dan na accidentele krachtsinwerkingen (waaronder een geboortetrauma, regulier uitgevoerde verzorgingshandelingen en de door verdachte gemelde gebeurtenissen bij de zitbank). Mogelijk is een deel van de onderhuidse bloeduitstortingen en een zwelling van het gelaat aan de rechterzijde wel te verklaren door de gebeurtenissen bij de zitbank zoals door verdachte verklaard is. Dat verdachte niet volledig is over wat is voorgevallen volgt uit de tapgesprekken tussen onder andere verdachte en een maat en de verklaring van getuige De Laat die is vastgelegd in twee processen-verbaal van bevindingen. Het (hersen)letsel van het slachtoffer is voldoende ernstig om naar gewoon spraakgebruik als zwaar te beschouwen. De zeer jonge leeftijd van het slachtoffer en het feit dat zij enkele dagen op de intensive care heeft gelegen, speelt hierbij een belangrijke rol. Daarbij komt dat veel gevolgen van hersenletsel blijvend en ‘onzichtbaar’ zijn. Niet uitgesloten kan worden dat het slachtoffer pas op latere leeftijd wordt geconfronteerd met de gevolgen. Uit het dossier valt niet af te leiden dat er sprake was van zogenaamd vol opzet. Aan de vereisten voor voorwaardelijk opzet is voldaan. De letsels moeten zijn ontstaan door een hardhandige omgang van verdachte met het slachtoffer. Als feit van algemene bekendheid mag ook bij de verdachte bekend worden verondersteld dat een baby van slechts vijf weken oud zeer kwetsbaar is. De kans dat het kind door het handelen van verdachte, met aanmerkelijke kracht en/of repeterend, zwaar lichamelijk letsel zou oplopen is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Het toebrengen van letsels door middel van de verweten handelingen is zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
02/025802-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals subsidiair ten laste gelegd. De officier van justitie baseert zich daarbij onder andere op de aangifte door [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij en verdachte woorden hadden en dat zij toen ze met haar rug naar verdachte toe stond, een harde duw van hem kreeg. Zij stond op dat moment dichtbij het trapgat. Zij is hard met haar hoofd ergens tegenaan gekomen, waarbij zij een flinke hoofdwond heeft opgelopen. De aangifte vindt steun in de bevindingen van de politie ter plaatse, alsmede in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Het herstel van het letsel is goed verlopen, het slachtoffer heeft geen blijvend letsel overgehouden. Het litteken bevindt zich onder het haar. Het letsel is niet ernstig genoeg om naar gewoon spraakgebruik als zwaar te beschouwen. Hierdoor dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair tenlastegelegde feit.
Gelet op het feit dat verdachte het slachtoffer, dichtbij een trapgat, ongezien een harde duw in de rug heeft gegeven, is er sprake van voorwaardelijk opzet. De kans dat het slachtoffer ernstig letsel op zou kunnen lopen was aanmerkelijk, zeker nu zowel verdachte als het slachtoffer onder invloed van alcohol en drugs waren.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
02/821110-14
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
[slachtoffer 1] is op [geboortedag slachtoffer 1] 2014 geboren. Haar moeder is [slachtoffer 2] en haar vader is verdachte [verdachte] . In de morgen van 11 augustus 2014, toen [slachtoffer 1] 5 weken oud was, heeft [slachtoffer 2] verdachte verzocht die dag voor [slachtoffer 1] te zorgen in zijn huis in Oudenbosch omdat zij een begrafenis had. Later die dag omstreeks 12.20 uur ontvangt [slachtoffer 2] van verdachte een WhatsApp-bericht met de mededeling dat [slachtoffer 1] van de bank was gerold en dat het een beetje blauw was op de zijkant van haar hoofd. [slachtoffer 2] kwam die middag tussen 15.45 en 16.00 uur thuis en constateerde de blauw plek op het hoofd van [slachtoffer 1] . Toen zij [slachtoffer 1] tussen 16.30 en 16.45 uur ging verschonen constateerde [slachtoffer 2] dat de baby ook blauwe plekjes op haar buik had. Zij heeft toen om 16.55 uur de huisartsenpost gebeld waar [slachtoffer 1] omstreeks 17.40 uur is onderzocht en direct is doorverwezen naar de spoedeisende hulp van het [naam ziekenhuis 1] , waar [slachtoffer 1] omstreeks 18.30 uur is onderzocht. [1]
Die avond omstreeks 23.30 uur krijgen verbalisanten het verzoek om naar het [naam ziekenhuis 1] te gaan, omdat een man daar zich erg agressief gedroeg tegenover het personeel. Ter plaatste kregen zij te horen dat verdachte tijdens het onderzoek van [slachtoffer 1] agressief geworden was tegen de verpleging. Kinderarts dr. [naam 1] vertelde dat er een kindje was binnengebracht met verwondingen , waarbij de moeder uitlatingen had gedaan dat de verwondingen door de vader waren toegebracht. De kinderarts deelde mee dat de verwondingen van het kindje bijna 100% pasten bij kindermishandeling en dat de gezondheid dusdanig slecht was dat het met spoed is overgebracht naar het [naam ziekenhuis 2] [2]
[slachtoffer 1] heeft op 11 en 12 augustus 2014 op de intensive care van het [naam ziekenhuis 2] gelegen en op 14 augustus 2014 op de medium care afdeling. Er zijn daar bij [slachtoffer 1] intracraniële bloedingen, uitwendige hematomen en retinabloedingen vastgesteld [3] waarna zij in afwachting van plaatsing in een pleeggezing tot 27 augustus 2014 in het [naam ziekenhuis 3] heeft verbleven. [4]
Er heeft in deze zaak NFI-onderzoek plaatsgevonden om de medische bevindingen van het [naam ziekenhuis 1] en het [naam ziekenhuis 2] forensisch te duiden. De bevindingen hiervan zijn weergegeven in een rapport van [naam 4] van 19 mei 2016 en hieruit komt het navolgende naar voren.
Medisch onderzoek
Bij medisch onderzoek op en na 11 augustus 2014 werd bij [slachtoffer 1] onder meer – en voor zover voor de beoordeling van wat aan verdachte ten laste is gelegd van belang – het volgende geconstateerd.
Bij [slachtoffer 1] zijn door een kinderarts van het [naam ziekenhuis 1] bij top-teen onderzoek 11 huidverkleuringen waargenomen die hij heeft geduid als onderhuidse bloeduitstortingen. [5] Daarnaast zijn door de oogarts van het [naam ziekenhuis 1] bij beide ogen netvliesbloedingen geconstateerd, zowel voor als in het niveau van het netvlies en zowel binnen als buiten de vaatboog. [6] Op een CT-scan van het hoofd zag de radioloog van het [naam ziekenhuis 1] kleine bloeduitstortingen in de hersenen (vooraan en zijwaarts beiderzijds langs het hersenoppervlak), die werden geduid als kneuzingshaardjes. Plaatselijk waren gebieden met wat hersenzwelling en afplatting van hersenwindingen. [7]
De betreffende CT-scan van het [naam ziekenhuis 1] is in het [naam ziekenhuis 2] ook beoordeeld en daar is vastgesteld dat op enkele plaatsen subarachnoïdaal bloed zichtbaar was dan wel kneuzingen oppervlakkig in de hersenen. Bij de oogkasrand zijwaarts rechts was wekedelen letsel zichtbaar. Mogelijk weken daar de schedelnaden. Onderliggend was een kleine kneuzing in de hersenen zichtbaar met daartegenover wat subarachnoïdaal bloed. [8]
Op een in het [naam ziekenhuis 2] gemaakte MRI-scan werd extra-axiaal bloed vastgesteld, achter bij de grote hersenen, en ook op en onder het tentorium (scheidingsvlies tussen grote en klein hersenen). Er waren puntbloedingen hoog zijwaarts beiderzijds, links meer dan rechts. [9] Langs het hersenoppervlak was aan twee zijden subduraal bloed zichtbaar, dat links langs de het hersenvlies doorliep naar de grote hersenen. [10]
De bovenomschreven medische bevindingen zijn door [naam 4] als volgt beschreven en geduid.
(Subdurale) bloeduitstortingen
Een subdurale bloeding is een bloeding in de ruimte tussen het harde hersenvlies en de het spinnenwebvlies. Dergelijke bloedingen kunnen optreden door een heftig acceleratie-deceleratietrauma en/of contacttrauma aan het hoofd. Voor het ontstaan van een subdurale bloeduitstorting is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte (tot circa 1,5 meter) en bij gebruikelijke huis- tuin- en keukenongevallen, en daarmee ook bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen zijn daarvoor onvoldoende. [11]
Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een subdurale bloeding als gevolg van een trauma tijdens de geboorte. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden voor aangeboren of verworven aandoeningen die een verhoogde kans op subdurale bloedingen in het hoofd met zich meebrengen. [12]
Netvliesbloedingen
De meest waarschijnlijk verklaring voor het ontstaan van netvliesbloedingen zijn fysieke krachten die door de afwisseling van acceleratie en deceleratie, dan wel impacttrauma.
Netvliesbloedingen als gevolg van trauma ontstaan vrijwel direct na dat trauma en zijn zeer zeldzaam bij een val van beperkte hoogte tot 1,5 meter.
Op basis van de medische bevindingen en verdeling van de netvliesbloedingen in combinatie met de leeftijd van het kind kan de geboorte en een ziekelijke oorzaak uitgesloten worden geacht. [13]
Uitwendig letsel
In het algemeen is het aantreffen van een blauwe plek bij een kind jonger dan 4 maanden zonder plausibele verklaring of onderliggende of bijkomende medische oorzaak waarschijnlijker na een trauma met toegebracht letsel dan na een trauma bij een ongeluk. De combinatie van bevindingen aan het hoofd is indicatief voor ter plaatse substantieel contacttrauma. [14]
Conclusie [naam 4]
Op basis van de combinatie van medische bevindingen in en aan het hoofd van [slachtoffer 1] acht de deskundige het zeer veel waarschijnlijker dat het om toegebracht letsel gaat in plaats van een ongeval. Dat toegebrachte letsel heeft dan bestaan uit ten minste een substantieel aan het hoofd al dan niet in combinatie met een repeterend acceleratie-deceleratietrauma [15] , zoals schudden. [16]
De conclusies van de rechtbank
Op basis van voornoemde bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] wordt verklaard doordat het bij haar geconstateerde letsel aan haar is toegebracht.
Op welk tijdstip is het letsel toegebracht?
De deskundige is uitgegaan van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] in de ochtend van 11 augustus nog normaal functioneerde. Op basis van de literatuur en de medische bevindingen is het vastgestelde trauma aan en in het hoofd veroorzaakt na het moment dat [slachtoffer 2] die morgen is vertrokken. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Wie heeft het letsel toegebracht?
De rechtbank stelt vast dat het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen enkele concrete aanwijzing biedt dat het letsel door de moeder of een andere derde is toegebracht aan [slachtoffer 1] . Op grond van de verklaringen van verdachte en van [slachtoffer 2] kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] voor het laatst in normale toestand heeft gezien. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat [slachtoffer 1] van de bank is gevallen en daarna heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] op schoot had en dat bij het reiken naar de flesvoeding [slachtoffer 1] viel en hij [slachtoffer 1] om een verdere val te voorkomen wellicht wat te hardhandig tegen de bank heeft gedrukt. Het letsel is volgens de deskundige echter niet door deze gang van zaken te verklaren met uitzondering van een deel van de bloeduitstortingen in het gelaat. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor overwogene geen andere conclusie laat dan dat verdachte het bij [slachtoffer 1] ten laste gelegde letsel heeft toegebracht op de wijze zoals daarin is beschreven. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte tijdens een aantal tapgesprekken heeft laten blijken dat hij niet de waarheid heeft verteld over hetgeen die dag is gebeurd. De rechtbank wijst daarbij op het telefoongesprek van 13 augustus 2014 waarin hij tegen een “maat” zegt over het politieverhoor:” Ik weet nog steeds niet wat ik direct ga zeggen hoor, precies” en wat later: “Ik wil me eigenlijk vaag houden”. [17]
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht geeft een - niet limitatieve - opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter evenwel de vrijheid om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel, de duur van het herstel en de noodzaak en aard van medisch ingrijpen. De beoordeling kan ook op een combinatie van gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud aan verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen in hun totaliteit, de vele hematomen aan het lichaam, de puntbloedingen in de hersenen, de subdurale en subarachnoïdale bloeduitstortingen en de uitgebreide netvliesbloedingen gekwalificeerd dienen te worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat die verwondingen zijn toegebracht aan het meest kwetsbare deel van het lichaam, het hoofd en bij een slechts vijf weken oude zeer kwetsbare baby, die als gevolg daarvan twee weken in het ziekenhuis heeft verbleven, waaronder twee dagen op de intensive care.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel?
Gelet op genoemd letsel kan het niet anders dan dat verdachte hardhandig zodanige handelingen heeft verricht bij een zeer jonge kwetsbare baby waardoor dat letsel is ontstaan dat verdacht daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.
02/025802-19
Aangeefster [slachtoffer 2] verbleef op 31 januari 2019 in het woonhuis bij haar vriend, verdachte, te Roosendaal. Er ontstond een woordenwisseling tussen [slachtoffer 2] en verdachte omdat [slachtoffer 2] op de zolder wilde gaan slapen, omdat zij niet kon slapen door het gesnurk van verdachte. Er ontstond een worsteling. [slachtoffer 2] stond in de slaapkamer met haar rug naar hem toe, met haar gezicht richting de overloop. Ze liep van hem weg richting de overloop. Ze voelde een harde, forse duw in haar rug. Aangeefster viel hierdoor. Zij denkt dat ze met haar hoofd tegen de openstaande zolderdeur is aangekomen. Zij voelde direct een hele, heftige felle pijn op haar hoofd, alsof haar hoofd uit elkaar spatte. Volgens de artsen had ze een flinke wond boven op haar hoofd van zeker 12 centimeter, waar 24 hechtingen in zijn gegaan. [18]
Verbalisant [naam 6] kwam ter plaatse. Hij zag een vrouw die een handdoek tegen haar hoofd hield en dat zij volledig in paniek was. Haar kleding zat aan de voorzijde volledig onder het bloed. Hij zag dat de vrouw de handdoek van haar hoofd haalde en hij zag een grote, bloedende wond aan de linkerzijde van haar hoofd. De vrouw zei dat zij [slachtoffer 2] was. Hij hoorde haar zeggen dat ze ruzie had gehad met verdachte en dat hij haar met haar hoofd tegen een kozijn of deur aan had gegooid. [19]
In een aanvullend verhoor heeft aangeefster [slachtoffer 2] verklaard dat zij geen letsel heeft overgehouden aan het voorval. De wond is goed genezen. Zij heeft een groot litteken, van ongeveer 10 bij 10 centimeter op haar hoofd, deze zit onder haar haar [20] . Zij heeft een foto [21] van het litteken gemaakt.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij een ruzie had met aangeefster die hoog op liep. Hij heeft aangeefster geduwd. Vervolgens viel ze met haar hoofd ergens tegenaan. [22]
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, tijdens een ruzie, aangeefster met kracht heeft geduwd, ten gevolge waarvan aangeefster tegen een deur, althans een hard voorwerp, is gekomen, ten gevolge waarvan zij een hoofdwond heeft bekomen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of deze feitelijkheden gekwalificeerd kunnen worden als toebrengen zwaar lichamelijk letsel (primair), poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) of mishandeling (meer subsidiair).
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangeefster niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Daarbij is van belang dat aangeefster in relatief korte tijd en zonder ingrijpend medische behandeling, volledig is hersteld en het blijvende litteken zich onder het haar van aangeefster bevindt. De rechtbank zal verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel het (voorwaardelijk) opzet had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster geduwd heeft tijdens een ruzie, waarbij aangeefster ongelukkig terecht is gekomen en een hoofdwond heeft bekomen. De handeling van verdachte was niet gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en uit de feiten en omstandigheden blijkt ook niet dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat zij dacht dat verdachte haar van de trap wilde duwen, maar dit wordt niet ondersteund door enig ander objectief bewijsmiddel of de verklaring van verdachte. De rechtbank zal verdachte van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar met kracht tegen het lichaam te duwen, ten gevolge waarvan zij met haar hoofd tegen een deur, althans een hard voorwerp, terecht is gekomen, ten gevolge waarvan zij een hoofdwond van 12 centimeter, welke gehecht is met 24 hechtingen heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
4.3
De bewezenverklaring
02/821110-14
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 augustus 2014 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, aan zijn kind, genaamd [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag slachtoffer 1] 2014), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (uitgebreide netvliesbloedingen in beide ogen en meerdere bloeduitstortingen in de hersenen enmeerdere hersenzwellingen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk:
- in de lucht te gooien en/of ten val te brengen en/of
-, op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te slaan en/of stompen, en/of
- (hardhandig) heen en weer te schudden;
en 02/025802-19
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 januari 2019 te Roosendaal opzettelijk mishandelend een persoon [slachtoffer 2] , zijnde zijn vriendin, (met kracht) heeft geduwd tegen het lichaam, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] met haar hoofd (hard) tegen een deur althans een hard voorwerp, terecht is gekomen, tengevolge waarvan deze een hoofdwond van 12 cm (welke gehecht is met 24 hechtingen), heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft acht geslagen op de aard en ernst van de feiten en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De officier van justitie acht de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer, recidive ten aanzien van een geweldsfeit en het feit dat verdachte niet meewerkt aan rapportages en toezicht, strafverzwarend. In het voordeel van verdachte dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. In de zaak uit 2019 is tevens artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn toen pas vijf weken oude dochtertje. Hij heeft dusdanig krachtig geweld op haar toegepast dat zij daardoor uitgebreide netvliesbloedingen in beide ogen, meerdere bloeduitstortingen in de hersenen en meerdere hersenzwellingen heeft opgelopen. Zij is ruim twee weken opgenomen geweest in het ziekenhuis, waarvan twee dagen op de intensive care. Het toepassen van geweld en veroorzaken van genoemd letsel bij een weerloze en hulpeloze baby is volstrekt ontoelaatbaar en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, als de persoon die verantwoordelijk is voor zijn dochtertje en bij wie zijn dochtertje veilig zou moeten zijn, zich zo heeft gedragen. Bovendien heeft verdachte geen openheid gegeven over hetgeen is voorgevallen. Hij heeft alleen onjuiste en onvolledige verklaringen gegeven over het gebeuren, om het bij zijn dochtertje geconstateerde letsel te verklaren en zichzelf buiten schot te houden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin, door haar te duwen waardoor zij met haar ergens tegenaan is gekomen en een flinke hoofdwond heeft opgelopen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, waaronder een veroordeling voor een bedreiging in 2017.
In de zaak uit 2019 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en is als schorsingsvoorwaarde onder andere reclasseringstoezicht opgelegd. Uit het advies tot opheffing van de schorsing van 4 juli 2019, blijkt dat verdachte zich sinds 25 maart 2019 niet meer heeft gehouden aan de meldplicht en de afspraken met de ambulante verslavingszorg van Novadic Kentron. Na een opname binnen de verslavingszorg van Changes in Zuid-Afrika is verdachte teruggevallen in het gebruik van GHB, cocaïne en alcohol. Op 25 maart 2019 geeft verdachte aan na te willen denken over de mogelijkheid van begeleid wonen. Daarna is verdachte niet meer op afspraken bij de reclassering of de ambulante verslavingszorg verschenen en is hij telefonisch niet bereikbaar.
De rechtbank merkt op dat zowel het feit van 2014 als het feit van 2019, geweldsincidenten in de huiselijke sfeer betreffen. Daaruit, in combinatie met de bevindingen van de reclassering over het middelengebruik, leidt de rechtbank af dat er geen (positieve) gedragsverandering bij verdachte heeft plaatsgevonden. Nu verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en ook niet ter zitting is verschenen, leidt de rechtbank daaruit af dat verdachte niet bereid is om hulp en begeleiding te accepteren of om verantwoordelijkheid te nemen.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, alsmede de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en voornoemde omstandigheden is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van berechting is geschonden met meer dan twaalf maanden. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (LJN:BD2578) dient er in dergelijke gevallen gehandeld te worden naar bevind van zaken. De rechtbank zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen, dan zij zonder deze overschrijding zou hebben gedaan.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding een straf van kortere duur of een deels voorwaardelijke straf op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder parketnummer 02/025802-19 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/821110-14:
feit 1 primair:zware mishandeling, begaan tegen zijn kind;
02/025802-19:
feit 1 meer subsidiair:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Van der Burgh en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 december 2019.
Mr, Janssen, Mr. Van der Burgh, mr Smits zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 02/821110-14 wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met nummer 20DBA14058 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant district Markiezaten, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 589.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2014 pagina 48-49.
3.Brief [naam 2] , kinderarts pagina 254
4.Brief [naam 3] , arts-assistent en [naam 5] , kinderarts van 2 september 2014, pagina 209
5.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 6 onderaan.
6.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 7 vierde alinea.
7.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 7 vijfde alinea.
8.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 9 bovenaan.
9.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 10 bovenaan.
10.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 11 bovenaan.
11.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 15 onderaan.
12.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 13 derde alinea.
13.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 17-19.
14.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 20 en 21.
15.Rapport NFI dr [naam 4] van 19 mei 2016 pagina 23 onderaan en 24 bovenaan.
16.Verklaring van dr. [naam 4] ter terechtzitting van 13 december 2019.
17.Tapgesprekken proces verbaal pagina 78-79.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , d.d. 31 januari 2019, pagina 51 tot en met 53.
19.Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 6] , d.d. 31 januari 2019, pagina 25 en 26.
20.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , d.d. 17 juli 2019, los stuk bij voornoemd eind proces-verbaal.
21.Foto van litteken, los stuk bij voornoemd eind proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , d.d. 31 januari 2019, pagina 20.