4.2Het oordeel van de rechtbank
02/821110-14
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
[slachtoffer 1] is op [geboortedag slachtoffer 1] 2014 geboren. Haar moeder is [slachtoffer 2] en haar vader is verdachte [verdachte] . In de morgen van 11 augustus 2014, toen [slachtoffer 1] 5 weken oud was, heeft [slachtoffer 2] verdachte verzocht die dag voor [slachtoffer 1] te zorgen in zijn huis in Oudenbosch omdat zij een begrafenis had. Later die dag omstreeks 12.20 uur ontvangt [slachtoffer 2] van verdachte een WhatsApp-bericht met de mededeling dat [slachtoffer 1] van de bank was gerold en dat het een beetje blauw was op de zijkant van haar hoofd. [slachtoffer 2] kwam die middag tussen 15.45 en 16.00 uur thuis en constateerde de blauw plek op het hoofd van [slachtoffer 1] . Toen zij [slachtoffer 1] tussen 16.30 en 16.45 uur ging verschonen constateerde [slachtoffer 2] dat de baby ook blauwe plekjes op haar buik had. Zij heeft toen om 16.55 uur de huisartsenpost gebeld waar [slachtoffer 1] omstreeks 17.40 uur is onderzocht en direct is doorverwezen naar de spoedeisende hulp van het [naam ziekenhuis 1] , waar [slachtoffer 1] omstreeks 18.30 uur is onderzocht.
Die avond omstreeks 23.30 uur krijgen verbalisanten het verzoek om naar het [naam ziekenhuis 1] te gaan, omdat een man daar zich erg agressief gedroeg tegenover het personeel. Ter plaatste kregen zij te horen dat verdachte tijdens het onderzoek van [slachtoffer 1] agressief geworden was tegen de verpleging. Kinderarts dr. [naam 1] vertelde dat er een kindje was binnengebracht met verwondingen , waarbij de moeder uitlatingen had gedaan dat de verwondingen door de vader waren toegebracht. De kinderarts deelde mee dat de verwondingen van het kindje bijna 100% pasten bij kindermishandeling en dat de gezondheid dusdanig slecht was dat het met spoed is overgebracht naar het [naam ziekenhuis 2]
[slachtoffer 1] heeft op 11 en 12 augustus 2014 op de intensive care van het [naam ziekenhuis 2] gelegen en op 14 augustus 2014 op de medium care afdeling. Er zijn daar bij [slachtoffer 1] intracraniële bloedingen, uitwendige hematomen en retinabloedingen vastgesteldwaarna zij in afwachting van plaatsing in een pleeggezing tot 27 augustus 2014 in het [naam ziekenhuis 3] heeft verbleven.
Er heeft in deze zaak NFI-onderzoek plaatsgevonden om de medische bevindingen van het [naam ziekenhuis 1] en het [naam ziekenhuis 2] forensisch te duiden. De bevindingen hiervan zijn weergegeven in een rapport van [naam 4] van 19 mei 2016 en hieruit komt het navolgende naar voren.
Medisch onderzoek
Bij medisch onderzoek op en na 11 augustus 2014 werd bij [slachtoffer 1] onder meer – en voor zover voor de beoordeling van wat aan verdachte ten laste is gelegd van belang – het volgende geconstateerd.
Bij [slachtoffer 1] zijn door een kinderarts van het [naam ziekenhuis 1] bij top-teen onderzoek 11 huidverkleuringen waargenomen die hij heeft geduid als onderhuidse bloeduitstortingen.Daarnaast zijn door de oogarts van het [naam ziekenhuis 1] bij beide ogen netvliesbloedingen geconstateerd, zowel voor als in het niveau van het netvlies en zowel binnen als buiten de vaatboog.Op een CT-scan van het hoofd zag de radioloog van het [naam ziekenhuis 1] kleine bloeduitstortingen in de hersenen (vooraan en zijwaarts beiderzijds langs het hersenoppervlak), die werden geduid als kneuzingshaardjes. Plaatselijk waren gebieden met wat hersenzwelling en afplatting van hersenwindingen.
De betreffende CT-scan van het [naam ziekenhuis 1] is in het [naam ziekenhuis 2] ook beoordeeld en daar is vastgesteld dat op enkele plaatsen subarachnoïdaal bloed zichtbaar was dan wel kneuzingen oppervlakkig in de hersenen. Bij de oogkasrand zijwaarts rechts was wekedelen letsel zichtbaar. Mogelijk weken daar de schedelnaden. Onderliggend was een kleine kneuzing in de hersenen zichtbaar met daartegenover wat subarachnoïdaal bloed.
Op een in het [naam ziekenhuis 2] gemaakte MRI-scan werd extra-axiaal bloed vastgesteld, achter bij de grote hersenen, en ook op en onder het tentorium (scheidingsvlies tussen grote en klein hersenen). Er waren puntbloedingen hoog zijwaarts beiderzijds, links meer dan rechts.Langs het hersenoppervlak was aan twee zijden subduraal bloed zichtbaar, dat links langs de het hersenvlies doorliep naar de grote hersenen.
De bovenomschreven medische bevindingen zijn door [naam 4] als volgt beschreven en geduid.
(Subdurale) bloeduitstortingen
Een subdurale bloeding is een bloeding in de ruimte tussen het harde hersenvlies en de het spinnenwebvlies. Dergelijke bloedingen kunnen optreden door een heftig acceleratie-deceleratietrauma en/of contacttrauma aan het hoofd. Voor het ontstaan van een subdurale bloeduitstorting is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte (tot circa 1,5 meter) en bij gebruikelijke huis- tuin- en keukenongevallen, en daarmee ook bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen zijn daarvoor onvoldoende.
Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een subdurale bloeding als gevolg van een trauma tijdens de geboorte. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden voor aangeboren of verworven aandoeningen die een verhoogde kans op subdurale bloedingen in het hoofd met zich meebrengen.
Netvliesbloedingen
De meest waarschijnlijk verklaring voor het ontstaan van netvliesbloedingen zijn fysieke krachten die door de afwisseling van acceleratie en deceleratie, dan wel impacttrauma.
Netvliesbloedingen als gevolg van trauma ontstaan vrijwel direct na dat trauma en zijn zeer zeldzaam bij een val van beperkte hoogte tot 1,5 meter.
Op basis van de medische bevindingen en verdeling van de netvliesbloedingen in combinatie met de leeftijd van het kind kan de geboorte en een ziekelijke oorzaak uitgesloten worden geacht.
Uitwendig letsel
In het algemeen is het aantreffen van een blauwe plek bij een kind jonger dan 4 maanden zonder plausibele verklaring of onderliggende of bijkomende medische oorzaak waarschijnlijker na een trauma met toegebracht letsel dan na een trauma bij een ongeluk. De combinatie van bevindingen aan het hoofd is indicatief voor ter plaatse substantieel contacttrauma.
Conclusie [naam 4]
Op basis van de combinatie van medische bevindingen in en aan het hoofd van [slachtoffer 1] acht de deskundige het zeer veel waarschijnlijker dat het om toegebracht letsel gaat in plaats van een ongeval. Dat toegebrachte letsel heeft dan bestaan uit ten minste een substantieel aan het hoofd al dan niet in combinatie met een repeterend acceleratie-deceleratietrauma, zoals schudden.
De conclusies van de rechtbank
Op basis van voornoemde bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] wordt verklaard doordat het bij haar geconstateerde letsel aan haar is toegebracht.
Op welk tijdstip is het letsel toegebracht?
De deskundige is uitgegaan van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] in de ochtend van 11 augustus nog normaal functioneerde. Op basis van de literatuur en de medische bevindingen is het vastgestelde trauma aan en in het hoofd veroorzaakt na het moment dat [slachtoffer 2] die morgen is vertrokken. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Wie heeft het letsel toegebracht?
De rechtbank stelt vast dat het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen enkele concrete aanwijzing biedt dat het letsel door de moeder of een andere derde is toegebracht aan [slachtoffer 1] . Op grond van de verklaringen van verdachte en van [slachtoffer 2] kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] voor het laatst in normale toestand heeft gezien. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat [slachtoffer 1] van de bank is gevallen en daarna heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] op schoot had en dat bij het reiken naar de flesvoeding [slachtoffer 1] viel en hij [slachtoffer 1] om een verdere val te voorkomen wellicht wat te hardhandig tegen de bank heeft gedrukt. Het letsel is volgens de deskundige echter niet door deze gang van zaken te verklaren met uitzondering van een deel van de bloeduitstortingen in het gelaat. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor overwogene geen andere conclusie laat dan dat verdachte het bij [slachtoffer 1] ten laste gelegde letsel heeft toegebracht op de wijze zoals daarin is beschreven. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte tijdens een aantal tapgesprekken heeft laten blijken dat hij niet de waarheid heeft verteld over hetgeen die dag is gebeurd. De rechtbank wijst daarbij op het telefoongesprek van 13 augustus 2014 waarin hij tegen een “maat” zegt over het politieverhoor:” Ik weet nog steeds niet wat ik direct ga zeggen hoor, precies” en wat later: “Ik wil me eigenlijk vaag houden”.
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht geeft een - niet limitatieve - opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter evenwel de vrijheid om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel, de duur van het herstel en de noodzaak en aard van medisch ingrijpen. De beoordeling kan ook op een combinatie van gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud aan verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen in hun totaliteit, de vele hematomen aan het lichaam, de puntbloedingen in de hersenen, de subdurale en subarachnoïdale bloeduitstortingen en de uitgebreide netvliesbloedingen gekwalificeerd dienen te worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat die verwondingen zijn toegebracht aan het meest kwetsbare deel van het lichaam, het hoofd en bij een slechts vijf weken oude zeer kwetsbare baby, die als gevolg daarvan twee weken in het ziekenhuis heeft verbleven, waaronder twee dagen op de intensive care.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel?
Gelet op genoemd letsel kan het niet anders dan dat verdachte hardhandig zodanige handelingen heeft verricht bij een zeer jonge kwetsbare baby waardoor dat letsel is ontstaan dat verdacht daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.
02/025802-19
Aangeefster [slachtoffer 2] verbleef op 31 januari 2019 in het woonhuis bij haar vriend, verdachte, te Roosendaal. Er ontstond een woordenwisseling tussen [slachtoffer 2] en verdachte omdat [slachtoffer 2] op de zolder wilde gaan slapen, omdat zij niet kon slapen door het gesnurk van verdachte. Er ontstond een worsteling. [slachtoffer 2] stond in de slaapkamer met haar rug naar hem toe, met haar gezicht richting de overloop. Ze liep van hem weg richting de overloop. Ze voelde een harde, forse duw in haar rug. Aangeefster viel hierdoor. Zij denkt dat ze met haar hoofd tegen de openstaande zolderdeur is aangekomen. Zij voelde direct een hele, heftige felle pijn op haar hoofd, alsof haar hoofd uit elkaar spatte. Volgens de artsen had ze een flinke wond boven op haar hoofd van zeker 12 centimeter, waar 24 hechtingen in zijn gegaan.
Verbalisant [naam 6] kwam ter plaatse. Hij zag een vrouw die een handdoek tegen haar hoofd hield en dat zij volledig in paniek was. Haar kleding zat aan de voorzijde volledig onder het bloed. Hij zag dat de vrouw de handdoek van haar hoofd haalde en hij zag een grote, bloedende wond aan de linkerzijde van haar hoofd. De vrouw zei dat zij [slachtoffer 2] was. Hij hoorde haar zeggen dat ze ruzie had gehad met verdachte en dat hij haar met haar hoofd tegen een kozijn of deur aan had gegooid.
In een aanvullend verhoor heeft aangeefster [slachtoffer 2] verklaard dat zij geen letsel heeft overgehouden aan het voorval. De wond is goed genezen. Zij heeft een groot litteken, van ongeveer 10 bij 10 centimeter op haar hoofd, deze zit onder haar haar. Zij heeft een fotovan het litteken gemaakt.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij een ruzie had met aangeefster die hoog op liep. Hij heeft aangeefster geduwd. Vervolgens viel ze met haar hoofd ergens tegenaan.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, tijdens een ruzie, aangeefster met kracht heeft geduwd, ten gevolge waarvan aangeefster tegen een deur, althans een hard voorwerp, is gekomen, ten gevolge waarvan zij een hoofdwond heeft bekomen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of deze feitelijkheden gekwalificeerd kunnen worden als toebrengen zwaar lichamelijk letsel (primair), poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel (subsidiair) of mishandeling (meer subsidiair).
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangeefster niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Daarbij is van belang dat aangeefster in relatief korte tijd en zonder ingrijpend medische behandeling, volledig is hersteld en het blijvende litteken zich onder het haar van aangeefster bevindt. De rechtbank zal verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel het (voorwaardelijk) opzet had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster geduwd heeft tijdens een ruzie, waarbij aangeefster ongelukkig terecht is gekomen en een hoofdwond heeft bekomen. De handeling van verdachte was niet gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en uit de feiten en omstandigheden blijkt ook niet dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat zij dacht dat verdachte haar van de trap wilde duwen, maar dit wordt niet ondersteund door enig ander objectief bewijsmiddel of de verklaring van verdachte. De rechtbank zal verdachte van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar met kracht tegen het lichaam te duwen, ten gevolge waarvan zij met haar hoofd tegen een deur, althans een hard voorwerp, terecht is gekomen, ten gevolge waarvan zij een hoofdwond van 12 centimeter, welke gehecht is met 24 hechtingen heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.