Op 23 december 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. Verzoekster, een partij gevestigd in [vestigingsplaats verzoekers], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, dat op 16 oktober 2019 een omgevingsvergunning verleende voor het rooien van 76 bomen langs een provinciale weg. Verzoekster heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij twijfels had over de bevoegdheid van verweerder om op de aanvraag te beslissen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming, aangezien de bomen zich buiten de bebouwde kom bevinden en er geen melding is gemaakt bij gedeputeerde staten. Hierdoor concludeerde de voorzieningenrechter dat gedeputeerde staten het bevoegde bestuursorgaan zijn en dat het bestreden besluit geschorst dient te worden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en bepaald dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de uitspraak in de hoofdzaak. Tevens is verweerder opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht van € 345,-- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in tegenwoordigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.