ECLI:NL:RBZWB:2019:5819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
7957173 OV VERZ 19-5958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een rechthebbende met geestelijke beperkingen

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 10 december 2019, wordt een verzoek tot instelling van een mentorschap behandeld. Het verzoek is ingediend door de rechthebbende, die sinds 2015 in een woonvoorziening verblijft en als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is om zijn belangen op niet-vermogensrechtelijk gebied zelf te behartigen. De kantonrechter, mr. W.E.M. Verjans, heeft de geschiktheid van de voorgestelde mentor, Stichting Mentorschap West-Brabant, en de feitelijk mentor, dhr. Th.J.M.N. Vernooij, beoordeeld. Tijdens de zitting op 21 november 2019 zijn de rechthebbende en de voorgestelde mentor verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende geen contact meer heeft met zijn meerderjarige kinderen en dat zijn moeder en vier van zijn kinderen schriftelijk akkoord zijn gegaan met de voorgestelde maatregel. De kantonrechter heeft de geschiktheid van de voorgestelde mentor beoordeeld op basis van levens- en beroepsmatige ervaring, en heeft geen reden om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de begeleiding en scholing van de mentor. De kantonrechter heeft het verzoek tot instelling van een mentorschap ingewilligd en de Stichting Mentorschap West-Brabant benoemd tot mentor. Tevens is er een jaarlijkse verantwoordingsplicht opgelegd aan de mentor en is de beloning voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op € 533,- exclusief BTW. De beschikking is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster III Insolventie en kanton beheerszaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 7957173 OV VERZ 19-5958
beschikking d.d. 10 december 2019 op een verzoek tot instelling van een mentorschap
ingediend door
[rechthebbende], wonende te [adres] .

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 6 augustus 2019 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. de op 5 november 2019 en 14 november 2019 door de griffie van de rechtbank ontvangen akkoordverklaringen;
c. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 21 november 2019.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een mentorschap over [rechthebbende] voornoemd, hierna te noemen rechthebbende, geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] , onder gelijktijdige benoeming van Stichting Mentorschap West-Brabant, adres houdend te 4870 AB Etten-Leur, Postbus 55, tot mentor. Verzoeker is tevens rechthebbende. De moeder en de meerderjarige kinderen van rechthebbende zijn als belanghebbenden in het kader van deze procedure aangemerkt (zie artikel 798, lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Rechthebbende verblijft al sinds 2015 in een woonvoorziening van het SDW. Het SDW begeleidt, ondersteunt en behandelt mensen met een verstandelijke beperking.
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek op de zitting van 21 november 2019 zijn ten overstaan van kantonrechter mr. W.E.M. Verjans, bijgestaan door de griffier mw. E.W.M. van der Linden-Roosendaal, verschenen rechthebbende, alsmede namens de voorgestelde mentor mw. M. Bijnen (coördinatrice in dienst van voormelde stichting) en dhr. Th.J.M.N. Vernooij (beoogd feitelijk mentor).
2.3
Reeds met ingang van 18 januari 2009 is er een (nog lopend) bewind ingesteld over de goederen van rechthebbende onder gelijktijdige benoeming van mw. I.E.J.M. de Rijk-Giesselbach tot zijn beschermingsbewindvoerster. Desgevraagd verklaart rechthebbende tijdens voormelde zitting, dat dit beschermingsbewind goed verloopt, dat hij inmiddels schuldenvrij is en dat hij belang heeft bij voortduring van dit bewind.
2.4
Rechthebbende zegt verder al jarenlang geen contact meer te hebben met zijn (inmiddels) meerderjarige kinderen. De moeder van rechthebbende, alsmede vier van zijn kinderen, hebben zich schriftelijk akkoord verklaard met de thans verzochte beschermende maatregel. Van de andere kinderen is geen reactie ter griffie binnengekomen. De belanghebbenden zijn ook niet verschenen ter zitting.
2.5
Rechthebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard, dat hij zijn schriftelijk verzoek tot instelling van een mentorschap ten behoeve van hem zelf handhaaft. Hij geeft voorts te kennen vertrouwen te hebben in de door hem voorgestelde mentor in het bijzonder in de ter zitting verschenen heer Vernooij. De voorgestelde stichting heeft zich schriftelijk bereid verklaard om de taak van mentor ten behoeve van rechthebbende op zich te nemen.
2.6
Uit de stukken, in het bijzonder de inhoud van de -in kopie- overgelegde brief d.d. 20 mei 2019, afkomstig van een gedragsdeskundige, en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek tot instelling van een mentorschap hierna zal inwilligen.
2.7
In overeenstemming met artikel 1:452, lid 1 BW heeft de kantonrechter zich vergewist van de bereidheid van de voorgestelde mentor om de taak van mentor ten behoeve van rechthebbende op zich te nemen. Ingevolge laatstgenoemd artikel dient de kantonrechter zich ook een oordeel te vormen over de geschiktheid van de -te benoemen- persoon. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat voormelde stichting al jarenlang voldoet aan de voor haar van toepassing zijnde wettelijke kwaliteitseisen. Dit enkele feit zegt naar het oordeel van de kantonrechter echter nog niets over de geschiktheid van de voorgestelde mentor in het onderhavige dossier. Het is de kantonrechter ook ambtshalve bekend dat voormelde heer Vernooij is gekozen uit een groep van vrijwillige deugdelijk (intern) opgeleide mentoren. Deze mentoren worden vanuit de voorgestelde (formele) mentor (lees: stichting) deugdelijk begeleid en (bij)geschoold. De kantonrechter heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de deugdelijkheid van deze begeleiding en (bij)scholing. Laatstgenoemde heer Vernooij heeft een ruime levenservaring en beroepsmatige ervaring. Tussen rechthebbende en de heer Vernooij (voorgesteld gemandateerd mentor) blijkt desgevraagd voldoende vertrouwen te bestaan voor het toekomstige mentorschapstraject. De wederzijdse afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in het overgelegde mentorschapsplan. Voor de beoordeling van de geschiktheid van de voorgestelde mentor acht de kantonrechter naast het vastgestelde bestaan van voldoende vertrouwen tussen betrokken partijen, genoemde levens- en beroepsmatige ervaring belangrijker dan de beoordeling van de vraag of de betrokken (feitelijk en/of formeel) mentor - in het verleden - een gepaste opleiding, als bedoeld in het Besluit Kwaliteitseisen CBM (Stb. 2014,45), heeft gevolgd/afgesloten. Het al dan niet (in het verleden) afgesloten hebben van een “gepaste” opleiding zegt naar het oordeel van de kantonrechter uiteindelijk weinig over de geschiktheid van een mentor in een individuele zaak wanneer niet ook levens- en werkervaring worden meegenomen in de beoordeling van die geschiktheid. De geschiktheid van de mentor uit zich uiteindelijk in diens opstelling bij de uitoefening van zijn toekomstige taken.
De geschiktheid van de mentor wordt hierbij medebepaald door diens (totale) capaciteit en de bereidheid van de voorgestelde (feitelijk) mentor om de opvattingen en de achtergrond van rechthebbende tot uitgangspunt te nemen.
2.8
Bij goed mentorschap gaat het -conform de uitgangspunten van de wetgever- immers om “
maatwerk”. Voormelde zaken dient de betrokken bevoegde kantonrechter te toetsen bij de beoordeling van de geschiktheid van de voorgestelde mentor.
2.9
Samengevat acht de kantonrechter de voorgestelde formele en de feitelijk mentor bij uitstek geschikt voor benoeming in deze zaak. De kantonrechter zal de voorgestelde (formele) mentor -in overeenstemming met de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende (artikel 1:452, lid 3 BW)- hierna benoemen.
2.1
In overeenstemming met de Landelijke Aanbevelingen Mentorschap (vastgesteld door LOVCK&T op 2 december 2019) legt de kantonrechter de verplichting aan de -te benoemen- (professionele) mentor op, dat zij jaarlijks een schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin -in overeenstemming met artikel 1:459, lid 1 BW- verslag wordt gedaan van de door haar verrichte werkzaamheden ten behoeve van betrokkene. Feiten die voor het mentorschap en het voortduren daarvan van belang zijn, dient de mentor terstond aan de kantonrechter mede te delen.
2.11
De kantonrechter zal de beloning van de -te benoemen mentor- voor de aanvangswerkzaamheden hierna vaststellen op een bedrag van € 533,= (excl. BTW).
2.12
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, hierna vaststellen
overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt vanwege zijn geestelijke toestand een mentorschap in over: [rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot mentor: Stichting Mentorschap West-Brabant voornoemd;
verstaat dat het mentorschap in werking treedt daags na verzending van de beschikking;
legt een jaarlijkse verantwoordingsplicht aan de mentor op;
stelt de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 533,= (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de mentor vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2019.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.