Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
21 september 2016te Vlissingen tezamen en in vereniging
21 september 2016te Vlissingen tezamen en in vereniging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
[verdachte] : * Somali* of ik de waarheid moet vertellen.* Ik zei toch tegen jou.. *Somali* Niet de politie bellen.* Ik zei toch! ..stilte..(..)
(1)dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Onder ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans’ moet worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is voorts vereist dat verdachte die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard
(2) (‘op de koop toe heeft genomen’) (HR 25 maart 2003, NJ 2003/552). Uit de enkele omstandigheid dat de wetenschap van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg bij de verdachte aanwezig is of bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over dat wat op het moment van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Ook daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens
(3)niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
of omstreeks22 september 2016 te Vlissingen
tezamen en in vereniging
en/of zijn mededader(s) met dat opzet
en/of gestompten
/ofgeschopt
en/of getrapt
of(geschoeide) voet op diens
/ofhals en
/ofborst.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 impliciet primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
Strafbaarheid
een gevangenisstraf van 10 (tien) jaren;