ECLI:NL:RBZWB:2019:5667
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overlijden eiser zonder erfgenamen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die in leven laatstelijk woonachtig was in [plaatsnaam], had beroep ingesteld tegen een besluit van CZ Zorgkantoor van 9 februari 2016, betreffende de vaststellingsbeschikking van het persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2014. Echter, uit de basisregistratie personen bleek dat eiser op 21 september 2017 was overleden.
De rechtbank heeft op 28 november en 7 december 2017 de erven van eiser verzocht om aan te geven of het beroep zou worden gehandhaafd, maar hierop is niet gereageerd. Gezien het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is de behandeling van het beroep aangekondigd in de Staatscourant op 24 oktober 2019. Tijdens de zitting op 3 december 2019 is niemand namens eiser verschenen, en CZ Zorgkantoor heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen.
De rechtbank overwoog dat het belang van eiser bij de voortzetting van het geding was vervallen door zijn overlijden. Er zijn geen erfgenamen of andere belanghebbenden die het geding wilden voortzetten. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.