ECLI:NL:RBZWB:2019:5667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
BRE 16_922
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overlijden eiser zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die in leven laatstelijk woonachtig was in [plaatsnaam], had beroep ingesteld tegen een besluit van CZ Zorgkantoor van 9 februari 2016, betreffende de vaststellingsbeschikking van het persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2014. Echter, uit de basisregistratie personen bleek dat eiser op 21 september 2017 was overleden.

De rechtbank heeft op 28 november en 7 december 2017 de erven van eiser verzocht om aan te geven of het beroep zou worden gehandhaafd, maar hierop is niet gereageerd. Gezien het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is de behandeling van het beroep aangekondigd in de Staatscourant op 24 oktober 2019. Tijdens de zitting op 3 december 2019 is niemand namens eiser verschenen, en CZ Zorgkantoor heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen.

De rechtbank overwoog dat het belang van eiser bij de voortzetting van het geding was vervallen door zijn overlijden. Er zijn geen erfgenamen of andere belanghebbenden die het geding wilden voortzetten. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/922 AWBZ

uitspraak van 13 december 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

wijlen [naam eiser] , in leven laatstelijk gewoond in [plaatsnaam] , eiser,

en

CZ Zorgkantoor, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 februari 2016 (bestreden besluit) van het Zorgkantoor inzake de vaststellingsbeschikking van het persoonsgebonden budget (pgb) over het jaar 2014.
Uit de basisregistratie personen blijkt dat eiser op 21 september 2017 is overleden.
De rechtbank heeft op 28 november 2017 en 7 december 2017 de erven van eiser verzocht aan te geven of het beroep wordt gehandhaafd. Op deze brieven is niet gereageerd.
Vervolgens is, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de Staatscourant van 24 oktober 2019, nr.58753, de behandeling van het beroep op de zitting van 3 december 2019 aangekondigd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2019. Voor eiser is niemand verschenen. CZ heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Eiser is overleden nadat beroep is ingesteld. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding komen te vervalen.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die eiser als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Uit het voorgaande volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
W.J. Steenbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.