ECLI:NL:RBZWB:2019:5628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
BRE 19_2150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde boete aan werkgever wegens ziekmelding in werkgeversportaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over een opgelegde boete wegens het niet tijdig melden van ziekte van een werknemer. De eiseres, een werkgever, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar bezwaar tegen de boete ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ziekmelding van de werknemer al in het werkgeversportaal van de eiseres was geregistreerd, voordat de eiseres zelf de ziekmelding kon indienen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen verwijt kon worden gemaakt, omdat zij er vanuit mocht gaan dat de ziekmelding al bekend was bij het UWV. De rechtbank heeft de boete vernietigd en het UWV opgedragen het betaalde griffierecht aan de eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2150 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2019 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partiij], te [plaatsnaam 2] .

Procesverloop

In het besluit van 26 maart 2019 (bestreden besluit) heeft UWV het bezwaar van eiseres tegen een opgelegde boete op grond van de Ziektewet (ZW) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 13 november 2019.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam persoon] . Het UWV is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Derde partij is niet verschenen.
Als derde partij is [naam derde-partiij] betrokken bij deze procedure. De rechtbank is van oordeel dat [naam derde-partiij] ten onrechte betrokken is geweest in deze procedure. De opgelegde boete heeft immers geen enkel rechtsgevolg voor [naam derde-partiij] . De uitspraak zal daarom niet aan [naam derde-partiij] worden toegezonden.

Overwegingen

1. De heer [naam derde-partiij] is tot 12 december 2018 werkzaam geweest bij eiseres. Op 20 december 2018 heeft [naam derde-partiij] aan het UWV doorgegeven dat hij ziek is per 11 december 2018.
Met de brief van 27 december 2018 heeft het UWV ontbrekende gegevens bij eiseres opgevraagd. Eiseres heeft nadere informatie verstrekt.
Met het besluit van 15 januari 2019 is er per 13 december 2018 een ZW-uitkering toegekend aan [naam derde-partiij] .
Met de brief van 15 januari 2019 heeft het UWV aan eiseres gevraagd waarom zij geen aangifte heeft gedaan van de ziekte van [naam derde-partiij] . Eiseres heeft op deze brief gereageerd.
Met het besluit van 22 januari 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een boete opgelegd van € 455,-- vanwege het verzuim om aangifte te doen van ziekte. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV op goede gronden een boete heeft opgelegd.
3. In artikel 38a, eerste lid, van de ZW is bepaald dat de verzekerde die een werkgever heeft als bedoeld in de eerste afdeling, paragraaf 3, en die aanspraak maakt op ziekengeld in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht is dit op de tweede dag van die ongeschiktheid te melden aan zijn werkgever.
In artikel 38a, tweede lid, onder a, van de ZW is bepaald dat de werkgever uiterlijk op de vierde dag waarop de verzekerde wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde melding, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de eerste werkdag waarop de verzekerde wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid meldt.
In artikel 38a, achtste lid, van de ZW is bepaald dat het UWV een bestuurlijke boete oplegt van ten hoogste € 455 indien de werkgever de verplichting, bedoeld in het tweede, derde, vijfde, zesde of zevende lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, achtste tot en met elfde lid, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
4. Eiseres voert in beroep aan dat op het moment dat zij de ziekmelding wilde registreren de ziekmelding al geregistreerd stond. Eiseres ging ervan uit dat de ziekmelding reeds bekend was en in behandeling was genomen. Dit werd voor eiseres bevestigd door de brief van 27 december 2018 waarmee het UWV ontbrekende gegevens heeft opgevraagd. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres diverse documenten bijgevoegd waaruit de communicatie tussen haar en het UWV blijkt.
5. Partijen zijn het er over eens dat artikel 38a, tweede lid, van de ZW van toepassing is. Partijen zijn het er ook over eens dat eiseres niet binnen vier dagen aan het UWV heeft gemeld dat [naam derde-partiij] zich ziek heeft gemeld. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiseres een verwijt kan worden gemaakt.
Vast staat dat eiseres meldingen/aangiftes aan het UWV doorgeeft door deze op te nemen in het zogenaamde werkgeversportaal. Verder staat vast dat de ziekmelding, die door [naam derde-partiij] zelf bij het UWV was gedaan, al in het werkgeversportaal van eiseres was ingegeven/ingevuld. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat het voor haar online (op het scherm) niet mogelijk was om iets te wijzigen. Ze kon alleen een betermelding inbrengen. Volgens eiseres kon zij alleen iets toevoegen als zij een tweede ziekmelding zou aanmaken. Daarom heeft eiseres volstaan met de ingebrachte ziekmelding te controleren. Eiseres was in de veronderstelling daarmee aan haar verplichting te hebben voldaan.
Het UWV heeft in de brief van 12 november 2019 (verzonden per fax en tijdens de zitting nog overgelegd aan eiseres) aangegeven dat een werkgever zelf nog iets kan toevoegen aan een ziekmelding die in het werkgeversportaal staat, maar dat hij daarin geen wijziging kan aanbrengen. Een verdere toelichting op de werking van het werkgeversportaal is niet gegeven. Ondanks de aankondiging van de rechtbank dat de werking van het werkgeversportaal ter zitting zal worden besproken, is het UWV niet op zitting verschenen.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan wat eiseres in beroep en ter zitting naar voren heeft gebracht over de werking van het werkgeversportaal. Bij de verdere beoordeling gaat de rechtbank er daarom van uit dat eiseres, buiten een herstelmelding, niets kon wijzigen in de al ingebrachte ziekmelding.
Omdat de melding al in het werkgeversportaal van eiseres stond en dit portaal ook de manier is waarop eiseres met het UWV communiceert, is de rechtbank van oordeel dat eiseres er niet op bedacht hoefde te zijn dat zij zelf nog een nieuwe, exact dezelfde melding in het portaal had moeten inbrengen. Als dat is wat het UWV van een werkgever verlangt, ligt het op de weg van het UWV om dit duidelijk aan te geven. Niet gebleken is dat er in het portaal een melding of attendering staat dat de werkgever de ziekmelding nog moet inbrengen, ook als de ziekmelding al in het portaal staat. Eiseres heeft er daarom van uit mogen gaan dat zij niet alsnog eenzelfde melding in het portaal moest zetten. Hierbij heeft de rechtbank tevens betrokken dat uit de toelichting op de beleidsregels blijkt dat het UWV graag ziet dat werkgevers langs elektronische weg met het UWV communiceren waar dat mogelijk is. Het UWV stimuleert en faciliteert daarom digitale gegevensuitwisseling. Mede gelet op deze toelichting is het aan het UWV om het systeem zo duidelijk te maken dat werkgevers weten wat er van hen verlangd wordt.
Verder acht de rechtbank het nog van belang dat het UWV in de overige correspondentie richting eiseres over de ziekmelding geen melding heeft gemaakt van het ontbreken van een ziekmelding. In de brief van 27 december 2018 heeft het UWV immers nog ontbrekende gegevens bij eiseres opgevraagd, maar daarin wordt niet vermeld dat eiseres zelf nog een melding moet inbrengen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen verwijt te maken valt dat zij niet binnen de gestelde termijn bij het UWV heeft gemeld dat [naam derde-partiij] ziek was. Hierbij heeft de rechtbank - uitgaande van een zogeheten teleologische wetsinterpretatie waarbij aansluiting wordt gezocht bij de bedoeling van de wetgever - betrokken dat de achterliggende gedachte van artikel 38a, tweede lid, van de ZW is dat het UWV voordeel heeft van een spoedige aangifte door de werkgever, zodat in een zo vroeg mogelijk stadium kan worden begonnen met begeleiding van en controle op de zieke verzekerde (zie MvT 32.421, nr.3, blz.12). Omdat de ziekmelding al geregistreerd stond, was aan het doel van deze bepaling reeds tegemoet gekomen.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit, waarmee de boete is opgelegd, herroepen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt UWV op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.