In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres betwistte de wijziging van haar Participatiewetuitkering, die door het college was doorgevoerd op basis van de kostendelersnorm. Het college had vastgesteld dat de zoon van eiseres bij haar woonde, wat eiseres ontkende. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij het primaire besluit van 10 januari 2019 en het bestreden besluit van 18 april 2019 aan de orde kwamen. Eiseres was niet aanwezig op de zitting, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de onderzoeksbevindingen van het college beoordeeld, waaronder een huisbezoek en verklaringen van eiseres. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de zoon van eiseres in haar woning woonde, en dat het college terecht de kostendelersregeling had toegepast. Eiseres had geen beroepsgronden aangevoerd tegen de volledigheid van het onderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.