ECLI:NL:RBZWB:2019:5308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
02-997506-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en deelname aan een criminele organisatie in de vleesindustrie

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijf dat betrokken was bij het leveren van paardenvlees aan een Frans bedrijf, terwijl dit als rundvlees werd gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrijf valsheid in geschrift heeft gepleegd door documenten te vervalsen, waaronder leveringsbonnen en paklijsten, om de werkelijke herkomst van het vlees te verbergen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, deel uitmaakte van een criminele organisatie die tot doel had om misdrijven te plegen, waaronder het opmaken van valse documenten. De rechtbank heeft echter geen straf of maatregel opgelegd, omdat het bedrijf inmiddels was opgeheven en er geen aanwijzingen waren dat er nog vermogen resteerde. De zaak heeft geleid tot aanzienlijke schadeclaims van het Franse bedrijf, dat meer dan 13 miljoen euro aan schadevergoeding eiste. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen bewijs was dat deze partij als rechtsopvolger kon worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt de ernst van de vleesfraude en de impact op de voedselveiligheid en het vertrouwen van consumenten in de voedingsmiddelenindustrie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/997506-13
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
gevestigd te [Adres verdachte]
raadsman mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Schenk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
feit 1:
zij op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, 10, althans een of meerdere geschrift(en) te weten:
(Zaak 1, AMB-11, pg 150 t/m 157 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 25 januari 2013 (DOC-247, pg 324 proces-verbaal) en/of
  • een paklijst (packing list) van 25 januari 2013 (DOC 248 en 249, pg 325 en 326 proces-verbaal) en/of
(Zaak 2, AMB-12, pg 161 t/m 168 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 21 januari 2013 (DOC-273, pg 343 proces-verbaal) en/of
  • een paklijst (packing list) van 21 januari 2013 (DOC 274 en 275, pg 344 en 345 proces-verbaal) en/of
(Zaak 3, AMB-13, pg 172 t/m 181 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 30 januari 2013 (DOC 295, pg 355 proces-verbaal en/of
  • een paklijst (packing list) van 30 januari 2013 (DOG 296 en 297, pg 356 en 357 proces-verbaal en/of
(Zaak 4, AMB-26, pg 185 t/m 191 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 december 2012 (DOG 686, pg 577 proces-verbaal en/of
  • een paklijst (packing list) van 7 december 2012 (DOG 687 en 688, pg 578 en 579 proces-verbaal en/of
(Zaak 5, AMB-27, pg 195 t/m 202 proces-verbaal)
- een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 september 2012 (DOG 738, pg 610 proces-verbaal en/of
- een paklijst (packing list) van 7 september 2012 (DOG 722 en 723, pg 602 en 603 proces-verbaal
die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben laten opmaken dan wel heeft/hebben vervalst of heeft/hebben laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- op de leveringsbon van 25 januari 2013:
o als omschrijving 'Boneless Forres' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het geleverde product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 25 januari 2013 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermeiden/1aten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst Canada bestond en/of
  • op de leveringsbon van 21 januari 2013:
o als omschrijving '3M12' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 21 januari 2013 als omschrijving '3M12' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst België respectievelijk Ierland bestond en/of
  • op de leveringsbon van 30 januari 2013:
o als omschrijving ’3M12' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 30 januari 2013 als omschrijving '3M12' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit zowel paardenvlees met als herkomst respectievelijk België, Ierland, Canada en Roemenië als uit rundvlees met als herkomst Roemenië bestond en/of
  • op de leveringsbon van 7 december 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10 te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
- op de paklijst van 7 december 2012 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst Canada bestond en/of
- op de leveringsbon van 7 september 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
- op de paklijst van 7 september 2012 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees bestond,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
feit 2:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door verdachte met [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 5] , welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
  • het plegen van valsheid in geschrift bestaande uit het valselijk opmaken/laten opmaken van geschriften waaronder leveringsbonnen en/of paklijsten en/of facturen en/of palletkaarten en/of andere documenten
  • het gebruikmaken van valse/vervalste geschriften waaronder leveringsbonnen en/of paklijsten en/of facturen en/of palletkaarten en/of andere documenten.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [Verdachte] (hierna: [Verdachte] ) valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] daaraan feitelijk leiding hebben gegeven dan wel daartoe opdracht hebben gegeven. Zij baseert zich daarbij met name op de beschikbare documenten aangaande de goederenstroom en facturenstroom van de onder zaak 1 t/m 5 bedoelde leveringen, alsmede op de verklaringen van [Medeverdachte 1] , [Naam 1] , [Naam 2] en [Naam 3] . Ook houdt zij rekening met het gegeven dat [Verdachte] , [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] eerder zijn veroordeeld voor het omkatten van paardenvlees naar (halal) rundvlees.
feit 2
In de visie van de officier van justitie kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat [Verdachte] samen met [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] , en [Medeverdachte 3] een criminele organisatie vormde gericht op het plegen van valsheid in geschrift – het valselijk opmaken van documenten en het gebruiken maken van deze valse documenten – om het te doen voorkomen dat rundvlees werd geleverd, terwijl dit paardenvlees was. Voor de bewijsmiddelen wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die voor feit 1 zijn genoemd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
feit 1
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van valsheid in geschrift door [Verdachte] . Hij wijst erop dat [Medeverdachte 2] , die formeel niet bij [Verdachte] was betrokken, als “iemand van buiten” steeds de beslissingen voor de vennootschap heeft genomen. Voor de daden van een dergelijke buitenstaander kan de vennootschap volgens de raadsman niet verantwoordelijk worden gehouden. Formeel is [Medeverdachte 1] als directeur van de rechtspersoon als verantwoordelijke te beschouwen, maar hij heeft slechts een lijdelijke, afwachtende rol gehad. Hij was afhankelijk van [Medeverdachte 2] en voerde zijn opdrachten uit. Hij laadde, loste en verpakte vlees en stelde daartoe afvoerdocumenten op, maar verder is hij niet bij het tenlastegelegde betrokken geweest.
Door de raadsman is daarnaast betoogd dat [Medeverdachte 1] op de afvoerdocumenten omschrijvingen als ‘Boneless Forres’ en ‘3M12’ heeft vermeld, welke omschrijvingen geen diersoort maar delen van een dier aanduiden. Uit de tenlastelegging is echter niet op te maken dat het een vereiste was om op de documenten aan te geven dat de te leveren producten uit paardenvlees bestonden. Daarom kan niet worden gesteld dat [Medeverdachte 1] namens [Verdachte] , door het enkel vermelden van omschrijvingen als ‘Boneless Forres’ en ‘3M12’, de documenten vals heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst.
Tevens is aangevoerd dat [Medeverdachte 1] in de veronderstelling verkeerde dat [Naam 4] daadwerkelijk paardenvlees had aangekocht en dat die firma dus wist dat het om paardenvlees ging. [Medeverdachte 1] was zich er dan ook niet van bewust dat hij strafbaar handelde en dat hij [Naam 4] zou belazeren door op de documenten de diersoort ‘paardenvlees’ achterwege te laten en als land van herkomst van het vlees ‘Roemenië’ te vermelden. Deze wijze van weergeven kon een andere reden hebben. De raadsman neemt dan ook aan dat bij [Medeverdachte 1] (en daarmee ook [Verdachte] ) het opzet op het valselijk opmaken of het vervalsen van documenten ontbreekt.
Voorts is erop gewezen dat deze zaak geenszins is te vergelijken met de ‘Halal-zaak’, waarvoor [Verdachte] in 2012 is veroordeeld.
De raadsman heeft dan ook verzocht [Verdachte] vrij te spreken van het plegen van valsheid in geschrift, zoals onder 1 is tenlastegelegd.
feit 2
In de optiek van de raadsman kan niet tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie worden geconcludeerd, nu er geen sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen [Medeverdachte 2] , [Medeverdachte 1] en de rechtspersonen. Er was geen sprake van gemeenschappelijk(e) overleg, taakverdeling, opstelling van regels of besluitvorming. Slechts één persoon bepaalde wat er moest gebeuren en gaf de opdrachten. Dat was [Medeverdachte 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging opgenomen stukken zien op diverse leveringen van paardenvlees door [Verdachte] aan het Franse bedrijf [Naam 4] .
4.3.1.1
De verklaringen van [Medeverdachte 1]
[1] heeft op zitting verklaard dat zijn bedrijf [Verdachte] eigenlijk steeds bevroren paardenvlees heeft geleverd aan [Naam 4] .
[2] heeft tevens verklaard dat het paardenvlees afkomstig was uit Roemenië, België, Ierland en Canada en dat dit werd opgeslagen bij het vrieshuis [Naam 5] (hierna: [Naam 5] ) te Breda. De partijen vlees werden op naam van [Verdachte] ingeslagen en in ontvangst genomen.
De bedrijven [Naam 5] en [Verdachte] bevonden zich overigens op hetzelfde adres, te weten aan de [Adres verdachte] [3] [4]
[Medeverdachte 1] [5] heeft verklaard dat de in- en verkoop van het vlees en de klantencontacten werden geregeld door de firma [Medeverdachte 3] , in de persoon van [Medeverdachte 2] . In dit verband zorgde [Medeverdachte 2] ook voor de facturaties. [Medeverdachte 1] voerde de logistieke handelingen bij de aan- en afvoer van het vlees uit. Hij ontving instructies van [Medeverdachte 2] over wat te laden en naar wie. De benodigde afvoerdocumenten, zoals palletkaarten en leveringsbonnen, maakte [Medeverdachte 1] zelf. [6] [7] Zo werden van partijen binnengekomen paardenvlees, die voor het vervoer naar [Naam 4] te Frankrijk werden ingepakt en klaargemaakt, de palletkaarten door [Medeverdachte 1] verwijderd en vervangen door andere, door hem zelf gemaakte palletkaarten. Op de oorspronkelijke palletkaarten was vermeld dat het ging om paardenvlees, in termen als “horsemeat”, “H-meat” of “H-pet”. Op de door [Medeverdachte 1] vervaardigde kaarten werden benamingen als “BF 90/10” en “Boneless Forres” gebruikt, zodat niet (meer) was te zien om welke vleessoort het ging. Ter zitting heeft [Medeverdachte 1] [8] verklaard dat [Medeverdachte 2] hem expliciet de opdracht had gegeven om geen aanduiding van paardenvlees op de door [Medeverdachte 1] te maken documenten te plaatsen.
Daarnaast werden palletkaarten van vlees met Canadese, Ierse of Belgische herkomst door [Medeverdachte 1] telkens voorzien van het EG-nummer 83 [9] , de code in de vleesindustrie om het land ‘Roemenië’ te benoemen. Dus alsof het vlees afkomstig was uit Roemenië [10] . Hij vulde ook data op de kaarten in, die hij soms uit zijn duim zoog. “Als er maar wat stond”, aldus [Medeverdachte 1] [11] .
[Medeverdachte 1] verklaart tevens dat voor alle partijen gold dat door hem op deze wijze een palletkaart werd opgemaakt. Het maakte niet uit of het vlees uit Roemenië, België, Ierland of Canada kwam. Er kwam paardenvlees uit die landen binnen en het ging er als onidentificeerbaar vlees qua diersoort uit met een Roemeens veterinair goedkeuringsmerk op de palletkaart.
Over de hem ter zitting getoonde paklijst (document 687 en 688), genoemd onder zaak 4 in de tenlastelegging, heeft [Medeverdachte 1] [12] gezegd dat hij dit document herkent en heeft ingevuld.
Voorts heeft [Medeverdachte 1] aangegeven dat hij weet dat de Engelse woorden ‘horse’ en ‘beef’ – die in verschillende documenten in het dossier terugkomen – respectievelijk ‘paard’ en ‘vlees van een koe’ betekenen.
4.3.1.2
De documenten
- Document 716 [13] :
Het verkoopcontract tussen [Verdachte] en [Naam 4] , d.d. 22 oktober 2012, waarin wordt afgesproken dat [Verdachte] een hoeveelheid van 286.000 kg “90/10” aan [Naam 4] zal leveren. Als “origine” (herkomst) is vermeld UE, de Franse afkorting voor de Europese Unie. Dit contract is ondertekend door [Medeverdachte 1] , gezien de handtekeningen onder zijn verhoren, en voorzien van een stempel van [Verdachte] .
Als contactpersoon is [Medeverdachte 2] vermeld.
- Document 706 t/m 711 [14] :
De overeenkomst tussen [Verdachte] en [Naam 4] , ondertekend op 31 oktober 2012 respectievelijk 18 oktober 2012.
Bij factuurreferentie worden genoemd: Boneless Forres 90/10, Minerai 90/10 en 3M12.
In dit contract zijn opdrachtspecificaties opgenomen, waaronder:
  • dat er rundvlees moet worden geleverd afkomstig van runderen waaraan bepaalde voorwaarden worden gesteld,
  • dat het rundvlees oorspronkelijk afkomstig moet zijn uit een land van de Europese Unie,
  • dat alle handelswaar traceerbaar moet zijn en
  • dat op een affiche op elke pallet onder meer de aard van het product en het EEG-goedkeuringsnummer (van het slachthuis en de uitsnijderij) moet worden vermeld.
Deze overeenkomst is eveneens ondertekend door [Medeverdachte 1] namens [Verdachte] . [15]
Verder zijn de volgende documenten, in chronologische volgorde, van belang:
Zaak 5 (7 september 2012):
- Document 719 [16] :
De inkooporder van [Naam 4] ter attentie van [Verdachte] d.d. 31 augustus 2012, betreffende een levering op 10 september 2012 van 22.000 kg
beef meattrimmings 90/10.
- Document 267 [17] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 28 augustus 2012, vermeldende
herkomst Canada, 2 containers vlees, partijnummer [Nummer 1] .
- Document 268 [18] :
Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 10 september 2012, vermeldende bestemming: geladen [Naam 4] , partijnummer [Nummer 1] , -23.203.
- Document 738 [19] :
De leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] d.d. 7 september 2012, aangaande de levering van 23.203 kg boneless forres 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
abattoir RO 083. (RO = Roemenië).
- Documenten 722 en 723 [20] :
De paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] d.d. 7 september 2012, aangaande de levering van 23.203 kg (10.204,5 + 12.998,5) BF 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
EEG no. RO 083.
Zaak 4 (7 december 2012):
- Document 699 [21] :
De inkooporder van [Naam 4] ter attentie van [Verdachte] d.d. 7 december 2012, betreffende een levering op 12 december 2012 van 22.000 kg
beef meattrimmings 90/10.
- Document 536 [22] :
De aangiftespecificatie, d.d. 20 november 2012, vermeldende aangever [Naam 6] , vertegenwoordigde/geadresseerde [Verdachte] ,
land van oorsprong en van verzending Canada, goederenomschrijving:
bevroren vlees van paarden, container [Nummer 2]
- Document 545 [23] :
De uitslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 7 december 2012, vermeldende bestemming: 2 vrachten geladen naar [Naam 4] , [Nummer 2] , 90/10, -23.947.
- Document 686 [24] :
De leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] d.d. 7 december 2012, aangaande de levering van 23.947 kg boneless forres 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
abattoir RO 083.
- Documenten 687 en 688 [25] :
De paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] d.d. 7 december 2012, aangaande de levering van 23.947 kg (12.437 + 11.510) BF 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
plant no. RO 083.
Zaak 2 (21 januari 2013):
- Document 742 [26] :
De inkooporder van [Naam 4] ter attentie van [Verdachte] d.d. 18 januari 2013, betreffende een levering op 23 januari 2013 van 22.000 kg minerai 3M12.
- Document 276 [27] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 17 januari 2013, vermeldende
herkomst [Naam 7] Rekkem-België, Minerai 90/10, partij [Nummer 3] , 22.076, 22 pallets.
- Document 283 [28] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 14 januari 2013, vermeldende
herkomst Ierland, Minerai 90/10, partij [Nummer 4] , 22.000.
- Document 280 [29] :
De uitslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende partij [Nummer 5] [Naam 7] Minerai 90/10 -22.076, partij [Nummer 4] ex-Ierland Minerai 90/10 -1.990 (22.076 + 1.990 = 24.066).
- Document 273 [30] :
De leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2012, aangaande de levering van 24.067 kg 3M12,
afkomstig van RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 274 en 275 [31] :
De paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2013, aangaande de levering van 24.067 kg (13.994 + 10.073)
3M12,
afkomstig uit Roemenië,
plant no. RO 083.
Zaak 1 (25 januari 2013):
- Document 741 [32] :
De inkooporder van [Naam 4] ter attentie van [Verdachte] d.d. 24 januari 2013, betreffende de levering op 28 januari 2013 van 22.000 kg
Beef MeatTrimmings 90/10.
- Document 250 [33] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende container [Nummer 6] ,
herkomst Canada, Minerai 90/10, partij [Nummer 3] .
- Document 232 [34] :
De rekening van inklaring van [Naam 6] te Antwerpen, ter attentie van [Verdachte] , d.d. 31 januari 2013, vermeldende 17-01 [Nummer 6] , product:
vlees van paarden.
- Document 253 [35] :
De uitslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende container [Nummer 6] , bestemming [Naam 4] , Minerai 90/10, 23.911, partij [Nummer 3] ,
26 europallets.
- Document 247 [36] :
De leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, aangaande de levering van 23.911 kg Boneless Forres,
afkomstig uit RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 248 en 249 [37] :
De paklijsten van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, aangaande de levering van 23.912 kg (12.405,5 + 11.506,5) BF 90/10,
EEG no. RO 083,
herkomst Romania,
26 pallets.
Zaak 3 (30 januari 2013):
- Document 681 [38] :
De inkooporder van [Naam 4] ter attentie van [Verdachte] d.d. 24 januari 2013, betreffende een levering op 1 februari 2013 van 22.000 kg minerai 3M12.
- Document 283 [39] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 14 januari 2013,
herkomst Ierland, partij [Nummer 4] Minerai 90/10, 22.000.
- Document 250 [40] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende container [Nummer 6] ,
herkomst Canada, Minerai 90/10, partij [Nummer 3] .
- Document 298 [41] :
De inslagbon van [Naam 5] op naam van [Verdachte] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende
herkomst [Naam 7] Rekkem België, partij [Nummer 7] , Minerai 90/10, 21.475.
- Document 304 [42] :
De uitslagbon van [Verdachte] , d.d. 29 januari 2013, vermeldende bestemming [Naam 4] , (partij [Nummer 8] Minerai 90/10 -3.460), partij [Nummer 4]
Ex-Ierland Minerai90/10 -1.003, partij [Nummer 3] [Nummer 6] Minerai 90/10 -1.055, partij [Nummer 7] Minerai 90/10 -18.562. Totaal -24.080.
- Document 295 [43] :
De leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, aangaande de levering van 24.080 kg 3M12,
afkomstig uit RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 296 en 297 [44] :
De paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, aangaande de levering van 24.081 kg (11.546,5 + 12.534,5) 3M12,
afkomstig uit Roemenië,
EEG no. RO 083.
4.3.1.3
De opmaak van valse documenten
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij steeds de afvoerdocumenten, waaronder palletkaarten en leveringsbonnen, bestemd voor [Naam 4] heeft ingevuld. Zoals eerder in dit vonnis vermeld heeft [Medeverdachte 1] ter zitting bevestigd dat hij ook de paklijst die als documenten 687 en 688 in het dossier zit, heeft ingevuld. Deze paklijst is genoemd onder zaak 4 op de tenlastelegging. Mede op verzoek van de verdediging zijn de stukken met betrekking tot één zaak (zaak 4) ter zitting besproken als representatief voor de stukken met betrekking tot de overige in de tenlastelegging genoemde zaken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [Medeverdachte 1] ook de paklijsten met betrekking tot de overige zaken zelf heeft ingevuld.
De rechtbank stelt vast dat op de leveringsbonnen van [Verdachte] aan [Naam 4] – genoemd onder de zaken 1 t/m 5 in de tenlastelegging – de omschrijvingen ‘Boneless Forres’, ‘3M12’ dan wel ‘Boneless Forres 90/10’ zijn vermeld. Daarbij is niet aangegeven dat het paardenvlees betrof, terwijl [Medeverdachte 1] wist dat er telkens paardenvlees aan [Naam 4] werd geleverd. Uit de overeenkomst met productspecificaties van 31 oktober 2012 tussen [Verdachte] en [Naam 4] – die door [Medeverdachte 1] namens [Verdachte] is ondertekend – én de diverse hiervoor aangehaalde inkooporders is evenwel duidelijk af te leiden dat [Naam 4] geen paardenvlees, maar steeds rundvlees bij [Verdachte] heeft besteld.
De rechtbank onderscheidt in dit kader de vleessoort en het vleestype, zoals [Medeverdachte 1] op zitting ook heeft gedaan. De vleessoort kan bijvoorbeeld zijn: varkens-, paarden- of rundvlees. Het vleestype kan betekenen het deel van een dier waarvan het vlees afkomstig is, zoals het voorste stuk van een dier (‘fores’, ‘forres’). Ook kan daarmee worden bedoeld dat het om vlees zonder botten gaat (‘boneless’), dat het vlees bestaat uit vleessnippers of afsnijdsels (‘trimmings’) of dat de verhouding vlees en vet ‘90/10’ is. Het vermelden van vleestypes als ‘Boneless Forres (90/10)’, ‘3M12’ en ‘Minerai (90/10)’ duidt op zichzelf niet op een valse opmaak van de leveringsbonnen door [Medeverdachte 1] . De combinatie van de vermelding van een dergelijk vleestype met het bewust weglaten van de vleessoort, wijst naar het oordeel van de rechtbank onder de hiervoor genoemde omstandigheden echter wél op valsheid.
Daarnaast suggereren de paklijsten – genoemd in de tenlastelegging – dat de daarop vermelde producten uit Roemenië (RO 083) afkomstig zijn, terwijl ze in werkelijkheid als land van herkomst (voor het overgrote deel) België, Ierland of Canada hadden. De paklijsten zijn dan ook in strijd met de waarheid door [Medeverdachte 1] opgemaakt.
4.3.1.4
Het opzet van [Medeverdachte 1]
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [Medeverdachte 1] de documenten opzettelijk vals heeft opgemaakt en gebruikt.
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij weliswaar wist dat er paardenvlees aan [Naam 4] werd geleverd, maar in de veronderstelling verkeerde dat dit bedrijf deze vleessoort ook had aangekocht. Hij zou daarom geen opzet hebben gehad op het plegen van valsheid in geschrift. Deze verklaring van [Medeverdachte 1] wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde geschoven en wel om de volgende redenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het vonnis van de rechtbank Breda d.d. 18 januari 2012 [45] , waarbij [Medeverdachte 1] onherroepelijk is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, in 2009. [Medeverdachte 1] was ook toen directeur en eigenaar van [Verdachte] en maakte valse facturen en pakbonnen op. [Medeverdachte 2] werd toen evenwel aangemerkt als de feitelijk leidinggevende binnen [Verdachte] . Franse bedrijven kochten volgens de aan hen verstuurde facturen halal (rund)vlees uit Nederland en Duitsland, terwijl in werkelijkheid (niet-halal) vlees uit andere landen werd verkocht en een deel van dat vlees bestond uit paardenvlees. Gesteld werd dat [Medeverdachte 1] fungeerde als katvanger voor [Medeverdachte 2] . [Medeverdachte 2] is destijds eveneens veroordeeld.
Over de leveringen aan [Naam 4] verklaart [Medeverdachte 1] dat hij de contracten van 22 en 31 oktober 2012 geheel ongezien heeft ondertekend (omdat hij de Franse taal niet beheerst) in opdracht van [Medeverdachte 2] , terwijl hij nota bene eerder door dezelfde persoon als stroman is gebruikt bij het omkatten van niet-halalvlees naar halalvlees blijkens zijn veroordeling uit, eveneens, 2012. Daarbij heeft [Medeverdachte 1] verklaard dat hij van [Medeverdachte 2] de nadrukkelijke instructie had meegekregen om op de documenten juist niet te vermelden dat het om paardenvlees ging. Al uit de inkooporder van 31 augustus 2012 kon door [Medeverdachte 1] worden opgemaakt dat er ‘beef meat’ door [Naam 4] was besteld. In inkooporders van december 2012 en januari 2013 is eveneens door [Naam 4] ‘beef meat’ opgenomen. [Medeverdachte 1] spreekt wellicht de Franse taal niet, maar heeft ter zitting uitgelegd dat hij weet wat met ‘beef’ (en ‘horse’) in de Engelse taal wordt bedoeld. Het moet ook voor [Medeverdachte 1] duidelijk zijn geweest dat het bewust niet vermelden dat het paardenvlees was juist bedoeld was om de indruk te wekken dat het om het door [Naam 4] bestelde rundvlees ging. Tot slot heeft [Medeverdachte 1] erkend dat hij op de documenten als land van herkomst Roemenië registreerde, ook als het vlees voor [Naam 4] (grotendeels) een ander land van oorsprong had.
Gelet op dit samenstel van verklaringen en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [Medeverdachte 1] met vol opzet heeft gehandeld. Zijn verklaring dat hij dacht dat de afnemer ervan op de hoogte was dat er paardenvlees geleverd zou worden, vindt geen steun in het dossier en wordt door de rechtbank ongeloofwaardig geacht. Het daartoe gevoerde verweer wordt verworpen.
Het opzettelijk nalaten op de afvoerdocumenten te vermelden dat er paardenvlees werd geleverd en het opzettelijk op de documenten een ander land van herkomst vermelden, brengt intellectuele valsheid met zich mee. De rechtbank is van oordeel dat de documenten vals zijn opgemaakt met als doel de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd. [Medeverdachte 1] heeft ook telkens het oogmerk gehad om de documenten als echt en onvervalst te gebruiken, nu de vals opgemaakte leveringsbonnen en paklijsten door [Medeverdachte 1] ook feitelijk zijn verzonden naar [Naam 4] . Deze stukken zijn namelijk niet alleen in de administratie van [Verdachte] maar ook in die van [Naam 4] aangetroffen. [46]
4.3.1.5
De betrokkenheid van [Verdachte] ; functioneel daderschap
De vraag rijst wat de rol van [Verdachte] is geweest, nu strafbare feiten op grond van artikel 51, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ook door een rechtspersoon kunnen worden begaan. Daarna kan worden vastgesteld hoe deze rol zich verhoudt tot de verboden gedragingen verricht door [Medeverdachte 1] .
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel [47] volgt dat [Verdachte] op 8 januari 2009 is opgericht en dat [Medeverdachte 1] sinds die datum enig aandeelhouder en algemeen directeur van deze onderneming is geweest. [Medeverdachte 1] [48] heeft daaraan toegevoegd dat hij geen personeel in dienst had en dat [Medeverdachte 2] hem opdracht gaf om werkzaamheden voor [Verdachte] uit te voeren.
Een rechtspersoon is strafrechtelijk aansprakelijk indien een verboden gedraging van een natuurlijk persoon redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Volgens vaste jurisprudentie is toerekening aan de rechtspersoon mogelijk indien die strafrechtelijke gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de volgende omstandigheden heeft voorgedaan:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedragingen passen in de normale bedrijfsuitvoering van de rechtspersoon;
- de gedragingen zijn de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat het opmaken van de tenlastegelegde documenten is uitgevoerd door [Medeverdachte 1] en dat deze gedragingen vallen binnen de invloedssfeer van [Verdachte] en zijn verricht in het kader van de bedrijfsactiviteiten, zoals de aan- en verkoop van vlees, de in-, op- en uitslag en het verpakken van vlees, alsmede de administratieve afhandeling daarvan, met het oog op het maken van winst. Dit paste in de normale bedrijfsvoering van [Verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, de rechtspersoon [Verdachte] als dader van het onder 1 tenlastegelegde feit kan worden aangemerkt. De strafbare gedragingen die zijn verricht door [Medeverdachte 1] zijn redelijkerwijs aan [Verdachte] toe te rekenen en deze gedragingen hebben plaatsgevonden dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
De rechtbank is tevens van oordeel dat [Verdachte] opzet heeft gehad op de verboden gedragingen, nu het opzet van de natuurlijke persoon [Medeverdachte 1] – zoals hierboven is uiteengezet – aan de rechtspersoon [Verdachte] kan worden toegerekend.
4.3.1.6
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [Verdachte] meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd. Gelet op de dateringen van de onder feit 1 opgenomen valse documenten zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot de periode van 1 september 2012 tot en met 31 januari 2013. Zij komt daarmee tot dezelfde conclusie als de officier van justitie.
4.3.2
Feit 2
Uit de toelichting van de officier van justitie ter zitting begrijpt de rechtbank dat de bewezenverklaring met betrekking tot feit 2 naar de mening van de officier van justitie kan worden beperkt tot de periode waarin de zaken 1 t/m 5 onder feit 1 zich hebben afgespeeld.
Met betrekking tot het opmaken van valse paklijsten en leveringsbonnen en het gebruik daarvan als echt en onvervalst, gelden de bewijsmiddelen en -overwegingen die onder feit 1 zijn opgenomen, tevens voor feit 2. Onder feit 1 zijn ook al de bewijsmiddelen weergegeven waaruit blijkt dat valse palletkaarten zijn opgemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank de volgende bewijsmiddelen in ogenschouw genomen.
4.3.2.1
Documenten
Zaak 5:
- Document 724 [49] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 september 2012, vermeldende 23.203 Boneless Forres 80/20, prijs 3,00, prijs totaal € 69.609,00.
- Document 265 [50] :
De factuur van [Naam 8] ter attentie van [Medeverdachte 3] (hierna: [Medeverdachte 3] ), [adres 1] , d.d. 23 augustus 2012 livraison [Medeverdachte 3] [Naam 5] , viande de cheval congelee, venance Canada, poids 25.005,7, prix unit. 1,98, montant 49.511,29.
- Document 552 [51] :
De factuur van [Medeverdachte 3] ter attentie van [Verdachte] , d.d. 20 augustus 2012, vermeldende date 20-08-12, kilo 25.005,7, description Boneless Fores 02050080, origine Canada, prix par kilo 2,10, montant EUR total 52.511,97.
- Document 854 [52] :
De creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 7 september 2012, vermeldende Gel, alsmede:
- kilo -23.203, description Boneless Fores 02050080, prix par kg 2,10, montant EUR 48.726,30.
- kilo 23.203, description paarddelen gevliest, prix par kg 2,50, montant EUR 58.007,50.
Zaak 4:
- Document 689 [53] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 december 2012, vermeldende 23.947 Boneless Forres, prijs 3,00, prijs totaal € 71.733,00.
- Document 700 [54] :
De factuur van [Naam 8] ter attentie van [Medeverdachte 4] (hierna: [Medeverdachte 4] ), [Adres 2] , d.d. 26 november 2012, vermeldende [Naam 5] , viande de cheval congelee (bevroren paardenvlees), venance Canada, horse meat 90, poids (gewicht) 24.863, conteneur [Nummer 2] prix unit. 1,94, montant 48.234,22.
- Document 537 [55] :
De factuur/invoice van [Medeverdachte 4] ter attentie van [Verdachte] , d.d. 9 november 2012, vermeldende date 09-11-12, weight 24.863, description Boneless Forres 90/10, price 2,10, amount/grand total 52.214,30.
- Document 867 [56] :
De creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 7 december 2012, vermeldende Gel, alsmede:
- kilo -23.947, description Boneless Fores 02050080, prix par kg 2,10, montant EUR 50.288,70.
- kilo 23.947, description Boneless Fores, prix par kg 2,48, montant EUR 59.388,56.
Zaak 2:
- Document 294 [57] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende 24.067 3M12.
- Document 326 [58] :
De factuur van [Medeverdachte 3] ter attentie van [Verdachte] , d.d. 9 januari 2013, vermeldende date 14-01-13, kilo 22.000, description Robed Fore’s 02050080 (02050080 is de GN-code van paardenvlees [59] ).
Zaak 1:
- Document 257 [60] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende 23.911 Boneless Forres.
- Document 234 [61] :
De factuur/invoice van [Medeverdachte 4] ter attentie van [Medeverdachte 5] (hierna: [Medeverdachte 5] ), [Adres 3] , d.d. 16 januari 2013, vermeldende date 15-01-13, weight 24.984, description B/L Fores, container [Nummer 6] under customs C+F Antwerp, origine Canada.
- Document 409 [62] :
De factuur/invoice van [Medeverdachte 5] , [Adres 4] , ter attentie van [Verdachte] , d.d. 18 januari 2013, vermeldende date 18-01-13, kg 24.984, description Boneless Forres, [Nummer 6]
Zaak 3:
- Document 322 [63] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, vermeldende 24.080 3M12.
Overige documenten:
- Document 781 [64] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 9 januari 2012, vermeldende datum 09-01-12, gewicht 23.462, omschrijving Minerai BF 90/10.
- Document 790 [65] :
De verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 15 juni 2012, vermeldende datum 15-06-12, gewicht 24.980, omschrijving Minerai 3M12.
- Document 848 [66] :
De creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 2 juli 2012, vermeldende date 29-06-12, agreed Gel, total en euro’s 9.790,80, alsmede:
- kilo -24.477, description Boneless Fores 02050080, prix par kilo 2,10, montant EUR 51.401,70.
- kilo 24.477, description Boneless Fores, prix par kilo 2,50, montant EUR 61.192,50.
4.3.2.2
De betrokkenheid van [Medeverdachte 2]
De verklaring van [Medeverdachte 1] dat [Medeverdachte 2] verantwoordelijk was voor de aan- en verkoop van vlees en de klantencontacten aangaande [Verdachte] wordt ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen.
Zo heeft [Naam 3] [67] , de directievoorzitter, tevens in- en verkoper van [Naam 4] , verklaard dat [Medeverdachte 2] voor hem de enige (contact)persoon is geweest die in 2012 en 2013 [Verdachte] vertegenwoordigde. [Medeverdachte 2] hield zich volgens [Naam 3] bezig met de logistiek, met de orders en leveringen. Ook de verkoopassistente van [Naam 4] , [Naam 2] [68] , heeft aangegeven dat zij alleen [Medeverdachte 2] als contact-/tussenpersoon van de leverancier [Verdachte] kende.
Door [Naam 9] [69] van [Naam 6] is verklaard dat [Naam 6] het transport van paardenvlees uit Canada verzorgde van (de haven van) Antwerpen naar [Naam 5] te Breda. [Naam 9] had steeds contact gehad met [Medeverdachte 2] over de invoer. [Medeverdachte 2] had ook voorgesteld om in te klaren op [Verdachte] en het BTW-nummer van [Verdachte] te gebruiken. [Medeverdachte 2] verzond tevens facturen aan [Naam 6] . Er was enkel contact met [Medeverdachte 1] om af te spreken dat er een container naar Breda zou komen.
Er bestond naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke taakverdeling: [Medeverdachte 2] was het aanspreekpunt voor de verkopers en afnemers van vlees en de douane-expediteur, regelde de aan- en verkoop van het vlees en maakte facturen op. Hij was de initiator, de coördinator. [Medeverdachte 1] had het bedrijf [Verdachte] op zijn naam staan en was belast met de uitvoeringshandelingen met betrekking tot de in-, op- en uitslag van het vlees en het opstellen van de daarbij behorende (valse) afvoerdocumenten. Deze werkwijze van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] wijkt niet af van de werkwijze beschreven in het vonnis van 18 januari 2012, zodat de huidige te beoordelen situatie door de rechtbank mede in het licht van die veroordeling wordt bezien.
Daarnaast wijst de rechtbank op de mail “2013” van [Medeverdachte 2] aan [Medeverdachte 1] , die begint met: “Hi [Medeverdachte 1] , voor 2013 stel ik het volgende voor: Reken dit voor jezelf ook eens goed door dan spreken we er maandag over.” Waarna onder meer een aantal prijzen worden genoemd. Hieruit blijkt dat [Medeverdachte 1] niet alleen opdrachten kreeg van [Medeverdachte 2] , maar ook dat er onderling overleg was over bijvoorbeeld de prijzen die moesten worden doorberekend [70] .
4.3.2.3
[Medeverdachte 3] [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 4]
[Medeverdachte 3] , gevestigd te [Vestigingsplaats 1] , Cyprus is op 11 juni 2008 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Cyprus. [Medeverdachte 2] staat sinds 1 januari 2013 ingeschreven als directeur van dit bedrijf. Oorspronkelijk bestond een overeenkomst met [Naam 10] voor het leveren aan diensten aan [Medeverdachte 3] [71] [72] .
In een mail van [Medeverdachte 2] aan [Naam 10] met als onderwerp ‘ [Medeverdachte 3] wordt door [Medeverdachte 2] op 5 september 2008 al aangegeven dat hij wil starten met de activiteiten van [Medeverdachte 3] en dat hij daarvoor een aantal gegevens nodig heeft, zoals een adres in Cyprus, een fax- en telefoonnummer en een bankrekeningnummer [73] .
Tevens is uit gegevens van de [Naam 16] op te maken dat [Medeverdachte 2] individueel van een bankrekeningnummer van [Medeverdachte 3] voor een ongelimiteerd bedrag mag opnemen. De desbetreffende bankrekening is geopend op 17 juni 2008 [74] .
[Medeverdachte 2] [75] heeft aangegeven dat hij voor [Naam 8] de gesprekspartner was namens [Medeverdachte 3] met betrekking tot de aankoop van paardenvlees.
[Medeverdachte 5] is op 22 november 2010 op de Britse Maagdeneilanden opgericht. Ten tijde van de oprichting bevond [Medeverdachte 5] zich onder beheer van de [Naam 10] . Enig aandeelhouder was [Medeverdachte 1] [76] . Uit bankgegevens volgt dat op 14 januari 2013 door [Medeverdachte 1] een bankrekening is geopend bij de [Naam 16] op naam van [Medeverdachte 5] en dat hij alleen ondertekeningsbevoegd is [77] .
[Medeverdachte 2] [78] heeft verklaard dat hij [Medeverdachte 1] heeft geïntroduceerd bij de [Naam 10] op Cyprus.
[Medeverdachte 1] [79] bevestigt dat het bedrijf op zijn naam staat, dat hij daarvoor heeft getekend. [Medeverdachte 2] zou de oprichting van dat bedrijf echter hebben geregeld. Wat [Medeverdachte 1] betreft stonden [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 5] alle drie voor [Medeverdachte 2] . De facturen van deze bedrijven gericht aan [Verdachte] zouden afkomstig zijn van [Medeverdachte 2] . [Medeverdachte 1] betaalde de (credit)facturen bestemd voor [Verdachte] aan [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] of [Medeverdachte 5] .
[Medeverdachte 4] is op 17 november 2009 opgericht op de Britse Maagdeneilanden. Ten tijde van de oprichting bevond [Medeverdachte 4] zich eveneens onder beheer van de [Naam 10] . De eigenaar van [Medeverdachte 4] is formeel [Naam 12] , de dochter van verdachte [Medeverdachte 2] . [Medeverdachte 4] blijkt te zijn gevestigd op het woonadres van verdachte [Medeverdachte 2] in België, welk adres anders luidt dan het woonadres van [Naam 12] [80] [81] . Uit een document van [Medeverdachte 4] blijkt dat [Medeverdachte 2] wordt gemachtigd/geautoriseerd voor elektronisch bankieren bij de [Naam 13] te Cyprus. [82]
[Medeverdachte 2] [83] heeft ten aanzien van [Medeverdachte 4] verklaard dat hij voor dit bedrijf heeft bemiddeld bij de totstandkoming van vleesdeals, bij de in- en verkoop, evenals dat hij voor [Naam 8] de gesprekspartner is geweest namens [Medeverdachte 4] .
Nader onderzoek naar de vestigingsadressen van voornoemde bedrijven, rekening houdend met de door deze bedrijven gebruikte facturen, heeft uitgewezen dat [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 4] op hetzelfde adres zijn gevestigd: [Adres 4] [84] [Adres 4]
[Naam 1] [85] , mede-eigenaar van [Naam 8] in Frankrijk en mede-eigenaar van het Canadese bedrijf [Naam 14] heeft verklaard dat [Medeverdachte 2] in 2012 is begonnen met het afnemen van goederen van [Naam 8] . Wat [Medeverdachte 3] betreft is de verkoop van goederen begonnen in februari 2012 en wat [Medeverdachte 4] betreft in oktober 2012. [Naam 1] merkt op uitsluitend paardenvlees aan hen te hebben verkocht. [Medeverdachte 2] was de gesprekspartner voor zowel [Medeverdachte 3] als [Medeverdachte 4] . [Naam 1] kent niemand anders dan [Medeverdachte 2] die deze firma’s vertegenwoordigt.
4.3.2.4
Overwegingen
Uit de documenten, aangehaald ter zake van feit 1 en feit 2, en de verklaring van [Naam 1] blijkt dat bij de leveringen een goederenstroom en een facturenstroom is te onderscheiden.
Het paardenvlees werd feitelijk rechtstreeks door onder meer [Naam 14] uit Canada geleverd aan [Verdachte] / [Naam 5] te Breda (de goederenstroom). De inkoop richting [Verdachte] vond doorgaans plaats met tussenkomst van [Naam 8] en via de bedrijven [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 4] (de facturenstroom). Via [Verdachte] werd het vlees doorverkocht aan de afnemers, zoals [Naam 4] . Werd in de facturen – verzonden tussen [Naam 1] , [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 5] , [Medeverdachte 4] en [Verdachte] – nog veelvuldig expliciet melding gemaakt van paardenvlees, althans de code daarvan, de aanduiding van deze vleessoort kwam in elk geval niet meer voor in de documenten richting [Naam 4] .
De rechtbank constateert dat er tussen de bedrijven sprake was van een bijzondere en ongebruikelijke wijze van factureren. Zij wijst daarbij op de creditfacturaties in het dossier, waarbij middels een creditering en debitering achteraf (na levering door [Verdachte] aan [Naam 4] ) een hogere winst aan de firma [Medeverdachte 3] wordt toegeschreven en opbrengst wordt onttrokken aan [Verdachte] door uitsluitend de verkoophoeveelheid te corrigeren tegen een hogere inkoopprijs voor [Verdachte] . Bijvoorbeeld in zaak 5 was de inkoopprijs voor [Verdachte] blijkens de factuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] € 2,10 (Document 552) en werd aangepast naar € 2,50 volgens de creditfactuur (Document 854). In zaak 4 was de inkoopprijs voor [Verdachte] € 2,10 (Document 537) volgens de factuur van [Medeverdachte 4] aan [Verdachte] en werd die aangepast naar € 2,48 in de creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] (Document 867). Zoals ook de verbalisanten hebben opgemerkt in het dossier, is het in zaak 4 opvallend dat [Medeverdachte 3] in de financiële transacties aanvankelijk geheel niet voorkomt, maar wel met de correctiefactuur de inkoopprijs aan [Verdachte] heeft verhoogd.
[Medeverdachte 1] [86] heeft ter zitting aangegeven bekend te zijn met de creditfacturen en deze te hebben betaald namens [Verdachte] .
De voormelde facturen, (afvoer)documenten, verklaringen en gegevens over [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] , [Medeverdachte 4] , [Verdachte] , [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] – in onderlinge samenhang bezien – tonen aan dat deze rechtspersonen en natuurlijke personen in een nauw verband staan tot elkaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is onomstotelijk vast komen te staan dat [Medeverdachte 2] namens [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] , [Medeverdachte 4] en [Verdachte] handelde in paardenvlees en daartoe verschillende stukken/facturen vanaf de aankoop van het vlees tot en met de verkoop aan [Verdachte] opstelde. Van [Medeverdachte 3] was hij sinds 2013 directeur, maar tevoren, in 2008, was hij blijkens de bankgegevens ook al bij de oprichting betrokken en sinds 2012 bij de paardenvleeshandel blijkens de verklaring van [Naam 1] .
Volgens zijn eigen verklaring en de verklaring van [Naam 1] kan [Medeverdachte 2] ook in verband worden gebracht met [Medeverdachte 4] voor wat betreft de in- en verkoop van paardenvlees, ondanks het feit dat het bedrijf officieel op naam van zijn dochter stond. Als gemachtigde had hij bovendien toegang tot de bankrekening van [Medeverdachte 4] .
De rechtbank gaat ervan uit dat [Medeverdachte 2] ook uit naam van [Medeverdachte 5] heeft gehandeld, nu hij in elk geval verantwoordelijk kan worden gehouden voor de facturen die hij uit naam van [Medeverdachte 4] ter attentie van [Medeverdachte 5] en vanuit [Medeverdachte 5] ter attentie van [Verdachte] opstelde. Dit oordeel is mede gestoeld op de verklaring van [Medeverdachte 1] over het opstellen van de facturen door [Medeverdachte 2] voor de bedrijven [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 5] en de aanwezige documenten van deze bedrijven die een overeenkomstige wijze van factureren behelzen.
De betrokkenheid van [Medeverdachte 2] bij [Verdachte] en zijn relatie met [Medeverdachte 1] zijn hierboven al beschreven.
Het verband tussen [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 5] blijkt uit het feit dat dit bedrijf op zijn naam heeft gestaan, evenals het bankrekeningnummer van [Medeverdachte 5] .
Verder kan uit de verklaringen van [Medeverdachte 1] worden afgeleid dat hij op de hoogte was van de facturenstroom, en in het bijzonder ook van [Medeverdachte 4] , [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 5] , en de betrokkenheid van [Medeverdachte 2] daarbij.
Daarnaast wordt meegewogen dat door de creditfacturen opbrengsten van het ene bedrijf werden overgeheveld naar het andere bedrijf, wat ook een aanwijzing is voor een nauwe samenwerking tussen de verschillende bedrijven.
Voorts hecht de rechtbank in dit kader waarde aan het gegeven dat [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 4] op hetzelfde adres te Cyprus zijn gevestigd.
De rechtbank concludeert op grond van dit alles dat sprake is van een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de voornoemde rechtspersonen en natuurlijke personen, dat er sprake is van een criminele organisatie.
Het duurzame en gestructureerde karakter van de organisatie blijkt uit de onderlinge verdeling van taken en activiteiten.
De inkoop van paardenvlees – voornamelijk afkomstig uit Canada en in mindere mate uit België en Ierland – verliep via [Medeverdachte 2] en de bedrijven [Medeverdachte 3] , [Medeverdachte 4] en [Verdachte] , en soms via [Medeverdachte 5] (de facturenstroom). Het paardenvlees werd vervolgens door [Medeverdachte 2] namens [Verdachte] verkocht als rundvlees aan [Naam 4] . [Medeverdachte 2] stelde telkens de facturen op. [Medeverdachte 1] was verantwoordelijk voor de in-, op- en uitslag van het vlees bij [Verdachte] en het vervaardigen van de valse afvoerdocumenten. [Medeverdachte 2] stelde achteraf ook de valse creditnota’s op, bestemd voor [Verdachte] en ten gunste van [Medeverdachte 3] , die door [Medeverdachte 1] namens [Verdachte] werden betaald. Daarmee kon een hogere winst voor [Medeverdachte 3] / [Medeverdachte 2] worden gerealiseerd. De organisatie had tot oogmerk het plegen van valsheid in geschrifte en het gebruik maken van valse geschriften met de bedoeling vleesfraude te verhullen. Op die manier kon het ingekochte (goedkoper) paardenvlees als (duurder) rundvlees worden verkocht en was uiteindelijk een hogere verkoopopbrengst te behalen.
De genoemde natuurlijke personen en rechtspersonen hebben allen een bijdrage daaraan geleverd, zij het dat aan [Medeverdachte 2] een prominentere rol in de organisatie kan worden toegedicht dan aan de anderen. Hij had het voor het zeggen. De rechtspersonen hadden een faciliterende rol in de facturenstroom. De rol van [Medeverdachte 1] is hiervoor reeds uitgebreid aan bod gekomen.
De rechtbank gaat ervan uit dat al vanaf januari 2012 op deze wijze werd geopereerd, gezien de data waarop de aangehaalde documenten zijn vervaardigd en de data waarop de ondernemingen zijn opgericht, bankrekeningen daartoe in gebruik zijn genomen en/of bedrijfsactiviteiten zijn gestart. Tot in ieder geval 31 januari 2013 is de organisatie actief geweest.
4.3.2.5
Conclusie
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat ook de onder feit 2 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie wettig en overtuigend bewezen is, gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, opzettelijk, 10 geschriften te weten:
(Zaak 1, AMB-11, pg 150 t/m 157 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 25 januari 2013 (DOC-247, pg 324 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 25 januari 2013 (DOC 248 en 249, pg 325 en 326 proces-verbaal) en
(Zaak 2, AMB-12, pg 161 t/m 168 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 21 januari 2013 (DOC-273, pg 343 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 21 januari 2013 (DOC 274 en 275, pg 344 en 345 proces-verbaal) en
(Zaak 3, AMB-13, pg 172 t/m 181 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 30 januari 2013 (DOC 295, pg 355 proces-verbaal en
  • een paklijst (packing list) van 30 januari 2013 (DOG 296 en 297, pg 356 en 357 proces-verbaal) en
(Zaak 4, AMB-26, pg 185 t/m 191 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 december 2012 (DOG 686, pg 577 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 7 december 2012 (DOG 687 en 688, pg 578 en 579 proces-verbaal) en
(Zaak 5, AMB-27, pg 195 t/m 202 proces-verbaal)
- een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 september 2012 (DOG 738, pg 610 proces-verbaal) en
- een paklijst (packing list) van 7 september 2012 (DOG 722 en 723, pg 602 en 603 proces-verbaal)
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- op de leveringsbon van 25 januari 2013:
o als omschrijving 'Boneless Forres' te vermelden en
o niet te vermelden dat het geleverde product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 25 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst Canada had en
  • op de leveringsbon van 21 januari 2013:
o als omschrijving '3M12' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 21 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst België respectievelijk Ierland had en
  • op de leveringsbon van 30 januari 2013:
o als omschrijving ’3M12' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 30 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst grotendeels België, Ierland en Canada had en
  • op de leveringsbon van 7 december 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10 te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 7 december 2012 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst Canada had en
  • op de leveringsbon van 7 september 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
- op de paklijst van 7 september 2012 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
feit 2:
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door verdachte met [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 5] welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
  • het plegen van valsheid in geschrift bestaande uit het valselijk opmaken van geschriften waaronder leveringsbonnen en paklijsten en facturen en palletkaarten
  • het gebruikmaken van valse geschriften waaronder leveringsbonnen en paklijsten en facturen en palletkaarten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 50.000,00, rekening houdend met de ernst van de feiten, de grootschaligheid en omvang van de fraude die verder reikt dan de vijf tenlastegelegde zaken onder feit 1, de recidive, alsmede de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman wordt de gevorderde straf te hoog geacht. Hij wijst in dit verband op de overschrijding van de redelijke termijn. Verder is volgens de raadsman de voedselveiligheid niet in het geding geweest, nu het paardenvlees uit Canada blijkens inspectiecertificaten was goedgekeurd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[Verdachte] heeft van september 2012 tot en met januari 2013 grote hoeveelheden paardenvlees geleverd aan het Franse bedrijf [Naam 4] , in plaats van het door [Naam 4] bestelde rundvlees. Om dit te verhullen werden diverse documenten vals opgemaakt, door daarop bewust niet te vermelden dat er paardenvlees werd geleverd en een ander land van herkomst van het vlees te vermelden. Tevens heeft [Verdachte] met onder meer [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] gedurende een jaar deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift, om deze vleesfraude te verhullen.
Door dit paardenvleesschandaal zijn bedrijven die deel hebben uitgemaakt van de voedselproductieketen van het door [Verdachte] geleverde paardenvlees in een kwaad daglicht komen te staan en hebben zij grote financiële schade geleden. Alleen al bij [Naam 4] gaat het, naast onbetaalde rekeningen en vernietigd vlees, om ruim 13 miljoen euro aan schadeclaims. Ook heeft [Naam 4] mensen moeten ontslaan.
Bovendien loopt de keten uiteindelijk door tot de consumenten, die erop moeten kunnen vertrouwen dat de ingrediënten die zijn vermeld op de verpakking van een aangekocht product juist zijn en dat het product geen ingrediënten bevat die niet op de verpakking zijn vermeld. Door dit paardenvleesschandaal is het vertrouwen van de consumenten in de voedingsmiddelenindustrie ernstig aangetast
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook de voedselveiligheid in het geding is. Het opgeven van misleidende informatie over de herkomst van vlees brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Bij bijvoorbeeld het aantreffen van bepaalde bacteriën, parasieten of virussen dan wel bij het uitbreken van (levensbedreigende) besmettelijke ziekten onder dieren, is het van wezenlijk belang dat daartegen snel en adequaat kan worden opgetreden. De herkomst van het vlees dient in dergelijke gevallen snel te worden achterhaald. Misleidende informatie kan dan voor de traceerbaarheid van het vlees een grote belemmering vormen. Dat het vlees in Canada werd gecontroleerd, zoals de raadsman heeft opgeworpen, doet daaraan niet af. Temeer nu Canada geen EU-land is en daar dus niet de EU-regelgeving ten aanzien van voedselveiligheid geldt.
De rechtbank rekent het [Verdachte] zwaar aan dat deze misdrijven zijn gepleegd in de proeftijd van een op 18 januari 2012 aan [Verdachte] opgelegde deels voorwaardelijke geldboete. Dit betreft een veroordeling voor van soortgelijke feiten (verkoop paardenvlees als halal-rundvlees) in 2009, waarbij ook dezelfde personen ( [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] ) betrokken zijn geweest. De rechtbank constateert dat deze veroordeling kennelijk geen indruk heeft gemaakt en dat zij feitelijk direct daarna op de oude voet verder zijn gegaan met het omkatten van paardenvlees naar rundvlees.
Uit het onderzoek ter zitting is naar voren gekomen dat [Verdachte] in 2017 is opgeheven.
Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden), in ruime mate is overschreden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een forse geldboete in beginsel een passende sanctie zou zijn in deze zaak. Maar nu [Verdachte] al enkele jaren geleden is opgeheven en er geen enkele aanwijzing is dat er nog vermogen resteert uit [Verdachte] , kan zo’n boete feitelijk niet meer ten uitvoer worden gelegd. Een op te leggen boete zou dan ook louter symbolisch zijn. Onder deze omstandigheden, mede gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank het niet meer opportuun om [Verdachte] een boete op te leggen. Zij zal artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepassen, wat betekent dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

7.De benadeelde partij

De firma [Naam 15] , gevestigd te [Vestigingsplaats 2] in Frankrijk, heeft zich als benadeelde partij gesteld en vordert ter zake van feit 1 een schadevergoeding van € 22.600.000 voor economische schade en € 200.000,00 voor imagoschade.
De rechtbank heeft deze vordering ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, nu elk schriftelijk bewijs ontbreekt dat [Naam 15] als rechtsopvolger van de bij feit 1 betrokken Franse onderneming [Naam 4] kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:valsheid in geschrift, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2:deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [Naam 15] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 93780, onderzoek Minstroom, van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Ministerie van Economische Zaken, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 934, en als bijlagen map AMB-39 en het financieel rapport.
2.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [Medeverdachte 1] , d.d. 21 februari 2013, pagina 54.
3.Het geschrift, zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel inzake [Verdachte] , d.d. 5 april 2013, pagina 95 en 96.
4.Het relaasproces-verbaal, pagina 220.
5.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [Medeverdachte 1] , d.d. 6 mei 2013, pagina 72.
6.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [Medeverdachte 1] , d.d. 21 februari 2013, pagina 54 t/m 57.
7.De verklaring van [Medeverdachte 1] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
8.De verklaring van [Medeverdachte 1] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
9.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [Medeverdachte 1] , d.d. 6 mei 2013, pagina 73.
10.Het proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 1] , pagina 70.
11.Het proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 1] , pagina 62 en 63.
12.De verklaring van [Medeverdachte 1] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
13.Het geschrift, zijnde een verkoopcontract tussen [Verdachte] en [Naam 4] , d.d. 22 oktober 2012, pagina 599.
14.Het geschrift, zijnde een contract met productspecificaties tussen [Verdachte] en [Naam 4] d.d. 31 oktober 2012, de Nederlandse vertaling, pagina 589, 593 en 594.
15.Het geschrift, zijnde een contract met productspecificaties tussen [Verdachte] en [Naam 4] d.d. 31 oktober 2012, het Franse origineel, pagina 598.
16.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [Naam 4] aan [Verdachte] , d.d. 31 augustus 2012, pagina 601.
17.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 28 augustus 2012, pagina 339.
18.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 10 september 2012, pagina 340.
19.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 september 2012, pagina 610.
20.Het geschrift, zijnde een paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 september 2012, pagina 602 en 603.
21.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [Naam 4] aan [Verdachte] , d.d. 7 december 2012, pagina 585.
22.Het geschrift, zijnde een aangiftespecificatie van [Naam 6] aan [Verdachte] , d.d. 20 november 2012, pagina 536.
23.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 7 december 2012, pagina 461.
24.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 december 2012, pagina 577.
25.Het geschrift, zijnde een paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 december 2012, pagina 578 en 579.
26.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [Naam 4] aan [Verdachte] , d.d. 18 januari 2013, pagina 614.
27.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 17 januari 2013, pagina 346.
28.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 14 januari 2013, pagina 350.
29.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, pagina 349.
30.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2012, pagina 343.
31.Het geschrift, zijnde een paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2013, pagina 344 en 345.
32.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [Naam 4] aan [Verdachte] , d.d. 24 januari 2013, pagina 613.
33.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, pagina 327.
34.Het geschrift, zijnde een rekening van inklaring van [Naam 6] aan [Verdachte] , d.d. 31 januari 2013, pagina 313.
35.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 25 januari 2013, pagina 328.
36.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, pagina 324.
37.Het geschrift, zijnde een paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, pagina 325 en 326.
38.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [Naam 4] aan [Verdachte] , d.d. 29 januari 2013, pagina 585.
39.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 14 januari 2013, pagina 350.
40.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 21 januari 2013, pagina 327.
41.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [Naam 5] en [Verdachte] , d.d. 25 januari 2013, pagina 358.
42.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [Verdachte] , d.d. 29 januari 2013, pagina 362.
43.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, pagina 355.
44.Het geschrift, zijnde een paklijst van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, pagina 356 en 357.
45.Het vonnis van de rechtbank Breda, d.d. 18 januari 2012, parketnummer 02/993013-10.
46.De zaaksprocessen-verbaal, pagina 154, 165, 178, 190, 199.
47.Het geschrift, zijnde het Uittreksel van de Kamer van Koophandel, [Verdachte] , d.d. 5 april 2013, pagina 95 en 96.
48.Het proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 1] , pagina 54.
49.Het geschrift, zijnde een factuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 september 2012, pagina 604.
50.Het geschrift, zijnde een factuur van [Naam 8] aan [Medeverdachte 3] , 23 augustus 2012, pagina 337.
51.Het geschrift, zijnde een factuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 20 augustus 2012, pagina 464.
52.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 7 september 2012, pagina 902.
53.Het geschrift, zijnde een factuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 7 december 2012, pagina 580.
54.Het geschrift, zijnde een factuur van [Naam 8] aan [Medeverdachte 4] , d.d. 26 november 2012, pagina 586.
55.Het geschrift, zijnde een factuur van [Medeverdachte 4] aan [Verdachte] , d.d. 9 november 2012, pagina 458.
56.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 7 december 2012, pagina 914.
57.Het geschrift, zijnde een factuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 21 januari 2013, pagina 354
58.Het geschrift, zijnde een factuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 9 januari 2013, pagina 376.
59.Het stamproces-verbaal, pagina 167.
60.Het geschrift, zijnde een factuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 25 januari 2013, pagina 330.
61.Het geschrift, zijnde een factuur van [Medeverdachte 4] aan [Medeverdachte 5] , d.d. 16 januari 2013, pagina 315.
62.Het geschrift, zijnde een factuur van [Medeverdachte 5] aan [Verdachte] , d.d. 18 januari 2013, pagina 399.
63.Het geschrift, zijnde een factuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 30 januari 2013, pagina 372.
64.Het geschrift, zijnde een verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 9 januari 2012, pagina 831.
65.Het geschrift, zijnde een verkoopfactuur van [Verdachte] aan [Naam 4] , d.d. 15 juni 2012, pagina 840.
66.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [Medeverdachte 3] aan [Verdachte] , d.d. 2 juli 2012, pagina 896.
67.Het proces-verbaal getuigenverhoor [Naam 3] , pagina 529 en 531.
68.Het proces-verbaal van getuigenverhoor [Naam 2] , pagina 534 en 535.
69.Het proces-verbaal van verhoor [Naam 9] , pagina 121 en 122.
70.Het geschrift, zijnde mail ‘2013’ van [Medeverdachte 2] aan [Medeverdachte 1] , pagina 640.
71.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [Naam 11] het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [Medeverdachte 3] , document 1051 (AMB-39).
72.Het geschrift, zijnde gegevens van de Kamer van Koophandel Cyprus aangaande [Medeverdachte 3] , documenten 1027 en 1028 (AMB-39).
73.Het geschrift, zijnde een mail van [Medeverdachte 2] aan [Naam 10] d.d. 5 september 2008, pagina 51 (financieel rapport).
74.Het geschrift, zijnde een bank account advice sheet betreffende [Medeverdachte 3] , pagina 55 (financieel rapport).
75.Het proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 2] , d.d. 13 april 2016, pagina 8 (AMB-39).
76.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [Naam 11] aan het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [Medeverdachte 5] , document 1051 en 1059 (AMB-39).
77.Het geschrift, zijnde een bank account sheet van [Naam 10] , pagina 615 (financieel rapport).
78.Het proces-verbaal van verhoor [Medeverdachte 2] , d.d. 13 april 2016, pagina 5 en 6 (AMB-39).
79.De verklaring van [Medeverdachte 1] , afgelegd ter zitting van 31 oktober 2019.
80.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [Naam 11] aan het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [Medeverdachte 4] , document 1060 en 1061 (AMB-39).
81.Het aanvullend (stam)proces-verbaal, pagina 4 (AMB-39).
82.Het geschrift, zijnde het ‘extract of minutes of a meeting of the board of directors of [Medeverdachte 4] ’, document 1078 (AMB-39).
83.Het proces-verbaal van verhoor [Naam 12] , d.d. 13 april 2016, pagina 4 en 8 (AMB-39).
84.De bijlage bij rapport FA/249, document 1134 (AMB-39).
85.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [Naam 1] , pagina 583 en 584.
86.De verklaring van [Medeverdachte 1] , afgelegd ter zitting van 31 oktober 2019.