ECLI:NL:RBZWB:2019:5307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
02-997507-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling vleeshandelaar tot 12 maanden gevangenisstraf wegens valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vleeshandelaar, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1957 en woonachtig in Nederland, was directeur van een vleesbedrijf dat in de periode van 2012 tot 2013 grote hoeveelheden paardenvlees aan een Frans bedrijf leverde, terwijl dit als rundvlees werd gepresenteerd. Om deze fraude te verbergen, werden diverse documenten vals opgemaakt, waaronder leveringsbonnen en paklijsten, waarop de herkomst en de soort vlees niet correct werden vermeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk valse documenten heeft opgemaakt en dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan deze strafbare feiten. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte ernstig, vooral gezien zijn eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten in 2012. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de beperkte rol van de verdachte in de organisatie. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat niet was aangetoond dat zij rechtsopvolger was van de betrokken onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/997507-13
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Schenk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 28 november 2019, waarna direct uitspraak is gedaan.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
feit 1:
[naam 1] , althans een rechtspersoon, op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, 10, althans een of meerdere geschrift(en) te weten:
(Zaak 1, AMB-11, pg 150 t/m 157 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 25 januari 2013 (DOC-247, pg 324 proces-verbaal) en/of
  • een paklijst (packing list) van 25 januari 2013 (DOC 248 en 249, pg 325 en 326 proces-verbaal) en/of
(Zaak 2, AMB-12, pg 161 t/m 168 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 21 januari 2013 (DOC-273, pg 343 proces-verbaal) en/of
  • een paklijst (packing list) van 21 januari 2013 (DOC 274 en 275, pg 344 en 345 proces-verbaal) en/of
(Zaak 3, AMB-13, pg 172 t/m 181 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 30 januari 2013 (DOC 295, pg 355 proces-verbaal en/of
  • een paklijst (packing list) van 30 januari 2013 (DOG 296 en 297, pg 356 en 357 proces-verbaal en/of
(Zaak 4, AMB-26, pg 185 t/m 191 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 december 2012 (DOG 686, pg 577 proces-verbaal en/of
  • een paklijst (packing list) van 7 december 2012 (DOG 687 en 688, pg 578 en 579 proces-verbaal en/of
(Zaak 5, AMB-27, pg 195 t/m 202 proces-verbaal)
- een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 september 2012 (DOG 738, pg 610 proces-verbaal en/of
- een paklijst (packing list) van 7 september 2012 (DOG 722 en 723, pg 602 en 603 proces-verbaal
die (telkens) bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben laten opmaken dan wel heeft/hebben vervalst of heeft/hebben laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- op de leveringsbon van 25 januari 2013:
o als omschrijving 'Boneless Forres' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het geleverde product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 25 januari 2013 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermeiden/1aten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst Canada bestond en/of
  • op de leveringsbon van 21 januari 2013:
o als omschrijving '3M12' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 21 januari 2013 als omschrijving '3M12' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst België respectievelijk Ierland bestond en/of
  • op de leveringsbon van 30 januari 2013:
o als omschrijving ’3M12' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
  • op de paklijst van 30 januari 2013 als omschrijving '3M12' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit zowel paardenvlees met als herkomst respectievelijk België, Ierland, Canada en Roemenië als uit rundvlees met als herkomst Roemenië bestond en/of
  • op de leveringsbon van 7 december 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10 te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
- op de paklijst van 7 december 2012 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees met als herkomst Canada bestond en/of
- op de leveringsbon van 7 september 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10' te vermelden/laten vermelden en/of
o niet te vermelden/laten vermelden dat het product uit paardenvlees bestond althans
o de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd en/of
- op de paklijst van 7 september 2012 als omschrijving 'BF 90/10' met als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden/laten vermelden, terwijl in werkelijkheid het product uit paardenvlees bestond,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl verdachte samen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door verdachte met [naam 2] en [naam 1] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
  • het plegen van valsheid in geschrift bestaande uit het valselijk opmaken/laten opmaken van geschriften waaronder leveringsbonnen en/of paklijsten en/of facturen en/of palletkaarten en/of andere documenten
  • het gebruikmaken van valse/vervalste geschriften waaronder leveringsbonnen en/of paklijsten en/of facturen en/of palletkaarten en/of andere documenten;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat [verdachte] samen met [naam 2] daaraan feitelijk leiding heeft gegeven dan wel daartoe opdracht heeft gegeven. Zij baseert zich daarbij met name op de beschikbare documenten aangaande de goederenstroom en facturenstroom van de onder zaak 1 t/m 5 bedoelde leveringen, alsmede op de verklaringen van [verdachte] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] . Ook houdt zij rekening met het gegeven dat [naam 1] , [verdachte] en [naam 2] eerder zijn veroordeeld voor het omkatten van paardenvlees naar (halal) rundvlees.
feit 2
In de visie van de officier van justitie kan tevens wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] samen met [naam 2] , [naam 1] en [naam 3] een criminele organisatie vormde, gericht op het plegen van valsheid in geschrift – het valselijk opmaken van documenten en het gebruiken maken van deze valse documenten – om het te doen voorkomen dat rundvlees werd geleverd, terwijl dit paardenvlees was. Voor de bewijsmiddelen wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die voor feit 1 zijn genoemd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
feit 1
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van valsheid in geschrift en wijst daarbij op de lijdelijke, afwachtende rol die [verdachte] heeft gehad. Hij was afhankelijk van [naam 2] en voerde zijn opdrachten uit. [verdachte] had een vennootschap op zijn naam staan, laadde, loste en verpakte vlees en stelde daartoe afvoerdocumenten op, maar verder is hij niet bij het tenlastegelegde betrokken geweest.
Daarnaast is door de raadsman betoogd dat [verdachte] op de afvoerdocumenten omschrijvingen als ‘Boneless Forres’ en ‘3M12’ heeft vermeld, welke omschrijvingen geen diersoort maar delen van een dier aanduiden. Uit de tenlastelegging is echter niet op te maken dat het een vereiste was om op de documenten aan te geven dat de te leveren producten uit paardenvlees bestonden. Daarom kan niet worden gesteld dat [verdachte] namens [naam 1] , door het enkel vermelden van omschrijvingen als ‘Boneless Forres’ en ‘3M12’, de documenten vals heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst.
Tevens is aangevoerd dat [verdachte] in de veronderstelling verkeerde dat [naam 9] daadwerkelijk paardenvlees had aangekocht en dat die firma dus wist dat het om paardenvlees ging. [verdachte] was zich er dan ook niet van bewust dat hij strafbaar handelde en dat hij [naam 9] zou belazeren door op de documenten de diersoort ‘paardenvlees’ achterwege te laten en als land van herkomst van het vlees ‘Roemenië’ te vermelden. Deze wijze van weergeven kon een andere reden hebben. De raadsman neemt dan ook aan dat bij [verdachte] het opzet op het valselijk opmaken of het vervalsen van documenten ontbreekt.
Tot slot heeft de raadsman erop gewezen dat deze zaak geenszins is te vergelijken met de ‘Halal-zaak’, waarvoor [verdachte] in 2012 is veroordeeld.
De raadsman heeft dan ook verzocht [verdachte] vrij te spreken van het plegen van valsheid in geschrift, zoals onder 1 is tenlastegelegd.
feit 2
In de optiek van de raadsman kan niet tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie worden geconcludeerd, nu er geen sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen [naam 2] , [verdachte] en de rechtspersonen. Er was geen sprake van gemeenschappelijk(e) overleg, taakverdeling, opstelling van regels of besluitvorming. Slechts één persoon bepaalde wat er moest gebeuren en gaf de opdrachten. Dat was [naam 2] . De rol van [verdachte] is ten opzichte van die van [naam 2] zeer gering geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat de in de tenlastelegging opgenomen stukken zien op diverse leveringen van paardenvlees door [naam 1] aan het Franse bedrijf [naam 9] .
4.3.1.1
De verklaringen van [verdachte]
[1] heeft op zitting verklaard dat zijn bedrijf [naam 1] eigenlijk steeds bevroren paardenvlees heeft geleverd aan [naam 9] .
[2] heeft tevens verklaard dat het paardenvlees afkomstig was uit Roemenië, België, Ierland en Canada en dat dit werd opgeslagen bij het vrieshuis [naam 10] (hierna: [naam 10] ) te Breda. De partijen vlees werden op naam van [naam 1] ingeslagen en in ontvangst genomen.
De bedrijven [naam 10] en [naam 1] bevonden zich overigens op hetzelfde adres, te weten aan de Veilingkade 4 te Breda. [3] [4]
[verdachte] [5] heeft verklaard dat de in- en verkoop van het vlees en de klantencontacten werden geregeld door de firma [naam 3] , in de persoon van [naam 2] . In dit verband zorgde [naam 2] ook voor de facturaties. [verdachte] voerde de logistieke handelingen bij de aan- en afvoer van het vlees uit. Hij ontving instructies van [naam 2] over wat te laden en naar wie. De benodigde afvoerdocumenten, zoals palletkaarten en leveringsbonnen, maakte [verdachte] zelf. [6] [7] Zo werden van partijen binnengekomen paardenvlees, die voor het vervoer naar [naam 9] te Frankrijk werden ingepakt en klaargemaakt, de palletkaarten door [verdachte] verwijderd en vervangen door andere, door hem zelf gemaakte palletkaarten. Op de oorspronkelijke palletkaarten was vermeld dat het ging om paardenvlees, in termen als “horsemeat”, “H-meat” of “H-pet”. Op de door [verdachte] vervaardigde kaarten werden benamingen als “BF 90/10” en “Boneless Forres” gebruikt, zodat niet (meer) was te zien om welke vleessoort het ging. Ter zitting heeft [verdachte] [8] verklaard dat [naam 2] hem expliciet de opdracht had gegeven om geen aanduiding van paardenvlees op de door [verdachte] te maken documenten te plaatsen.
Daarnaast werden palletkaarten van vlees met Canadese, Ierse of Belgische herkomst door [verdachte] telkens voorzien van het EG-nummer 83 [9] , de code in de vleesindustrie om het land ‘Roemenië’ te benoemen. Dus alsof het vlees afkomstig was uit Roemenië [10] . Hij vulde ook data op de kaarten in, die hij soms uit zijn duim zoog. “Als er maar wat stond”, aldus [verdachte] [11] .
[verdachte] verklaart tevens dat voor alle partijen gold dat door hem op deze wijze een palletkaart werd opgemaakt. Het maakte niet uit of het vlees uit Roemenië, België, Ierland of Canada kwam. Er kwam paardenvlees uit die landen binnen en het ging er als onidentificeerbaar vlees qua diersoort uit met een Roemeens veterinair goedkeuringsmerk op de palletkaart.
Over de hem ter zitting getoonde paklijst (document 687 en 688), genoemd onder zaak 4 in de tenlastelegging, heeft [verdachte] [12] gezegd dat hij dit document herkent en heeft ingevuld.
Voorts heeft [verdachte] aangegeven dat hij weet dat de Engelse woorden ‘horse’ en ‘beef’ – die in verschillende documenten in het dossier terugkomen – respectievelijk ‘paard’ en ‘vlees van een koe’ betekenen.
4.3.1.2
De documenten
- Document 716 [13] :
Het verkoopcontract tussen [naam 1] en [naam 9] , d.d. 22 oktober 2012, waarin wordt afgesproken dat [naam 1] een hoeveelheid van 286.000 kg “90/10” aan [naam 9] zal leveren. Als “origine” (herkomst) is vermeld UE, de Franse afkorting voor de Europese Unie. Dit contract is ondertekend door [verdachte] , gezien de handtekeningen onder zijn verhoren, en voorzien van een stempel van [naam 1] .
Als contactpersoon is [naam 2] vermeld.
- Document 706 t/m 711 [14] :
De overeenkomst tussen [naam 1] en [naam 9] , ondertekend op 31 oktober 2012 respectievelijk 18 oktober 2012.
Bij factuurreferentie worden genoemd: Boneless Forres 90/10, Minerai 90/10 en 3M12.
In dit contract zijn opdrachtspecificaties opgenomen, waaronder:
  • dat er rundvlees moet worden geleverd afkomstig van runderen waaraan bepaalde voorwaarden worden gesteld,
  • dat het rundvlees oorspronkelijk afkomstig moet zijn uit een land van de Europese Unie,
  • dat alle handelswaar traceerbaar moet zijn en
  • dat op een affiche op elke pallet onder meer de aard van het product en het EEG-goedkeuringsnummer (van het slachthuis en de uitsnijderij) moet worden vermeld.
Deze overeenkomst is eveneens ondertekend door [verdachte] namens [naam 1] . [15]
Verder zijn de volgende documenten, in chronologische volgorde, van belang:
Zaak 5 (7 september 2012):
- Document 719 [16] :
De inkooporder van [naam 9] ter attentie van [naam 1] d.d. 31 augustus 2012, betreffende een levering op 10 september 2012 van 22.000 kg
beef meattrimmings 90/10.
- Document 267 [17] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 28 augustus 2012, vermeldende
herkomst Canada, 2 containers vlees, partijnummer 98315.
- Document 268 [18] :
Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 10 september 2012, vermeldende bestemming: geladen [naam 9] , partijnummer 98315, -23.203.
- Document 738 [19] :
De leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] d.d. 7 september 2012, aangaande de levering van 23.203 kg boneless forres 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
abattoir RO 083. (RO = Roemenië).
- Documenten 722 en 723 [20] :
De paklijst van [naam 1] aan [naam 9] d.d. 7 september 2012, aangaande de levering van 23.203 kg (10.204,5 + 12.998,5) BF 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
EEG no. RO 083.
Zaak 4 (7 december 2012):
- Document 699 [21] :
De inkooporder van [naam 9] ter attentie van [naam 1] d.d. 7 december 2012, betreffende een levering op 12 december 2012 van 22.000 kg
beef meattrimmings 90/10.
- Document 536 [22] :
De aangiftespecificatie, d.d. 20 november 2012, vermeldende aangever [naam 11] ., vertegenwoordigde/geadresseerde [naam 1] ,
land van oorsprong en van verzending Canada, goederenomschrijving:
bevroren vlees van paarden, container [containernummer 1]
- Document 545 [23] :
De uitslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 7 december 2012, vermeldende bestemming: 2 vrachten geladen naar [naam 9] [containernummer 1] 90/10, -23.947.
- Document 686 [24] :
De leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] d.d. 7 december 2012, aangaande de levering van 23.947 kg boneless forres 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
abattoir RO 083.
- Documenten 687 en 688 [25] :
De paklijst van [naam 1] aan [naam 9] d.d. 7 december 2012, aangaande de levering van 23.947 kg (12.437 + 11.510) BF 90/10,
afkomstig uit Roemenië,
plant no. RO 083.
Zaak 2 (21 januari 2013):
- Document 742 [26] :
De inkooporder van [naam 9] ter attentie van [naam 1] d.d. 18 januari 2013, betreffende een levering op 23 januari 2013 van 22.000 kg minerai 3M12.
- Document 276 [27] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 17 januari 2013, vermeldende
herkomst [naam 12], Minerai 90/10, partij 99109, 22.076, 22 pallets.
- Document 283 [28] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 14 januari 2013, vermeldende
herkomst Ierland, Minerai 90/10, partij 99092, 22.000.
- Document 280 [29] :
De uitslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende partij 99101 [naam 12] Minerai 90/10 -22.076, partij 99092 ex-Ierland Minerai 90/10 -1.990 (22.076 + 1.990 = 24.066).
- Document 273 [30] :
De leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2012, aangaande de levering van 24.067 kg 3M12,
afkomstig van RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 274 en 275 [31] :
De paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2013, aangaande de levering van 24.067 kg (13.994 + 10.073)
3M12,
afkomstig uit Roemenië,
plant no. RO 083.
Zaak 1 (25 januari 2013):
- Document 741 [32] :
De inkooporder van [naam 9] ter attentie van [naam 1] d.d. 24 januari 2013, betreffende de levering op 28 januari 2013 van 22.000 kg
Beef MeatTrimmings 90/10.
- Document 250 [33] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende container [containernummer 2] ,
herkomst Canada, Minerai 90/10, partij 99109.
- Document 232 [34] :
De rekening van inklaring van [naam 11] te Antwerpen, ter attentie van [naam 1] , d.d. 31 januari 2013, vermeldende 17-01 [containernummer 2] , product:
vlees van paarden.
- Document 253 [35] :
De uitslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende container [containernummer 2] , bestemming [naam 9] , Minerai 90/10, 23.911, partij 99109,
26 europallets.
- Document 247 [36] :
De leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, aangaande de levering van 23.911 kg Boneless Forres,
afkomstig uit RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 248 en 249 [37] :
De paklijsten van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, aangaande de levering van 23.912 kg (12.405,5 + 11.506,5) BF 90/10,
EEG no. RO 083,
herkomst Romania,
26 pallets.
Zaak 3 (30 januari 2013):
- Document 681 [38] :
De inkooporder van [naam 9] ter attentie van [naam 1] d.d. 24 januari 2013, betreffende een levering op 1 februari 2013 van 22.000 kg minerai 3M12.
- Document 283 [39] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 14 januari 2013,
herkomst Ierland, partij 99092 Minerai 90/10, 22.000.
- Document 250 [40] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende container [containernummer 2]
herkomst Canada, Minerai 90/10, partij 99109.
- Document 298 [41] :
De inslagbon van [naam 10] op naam van [naam 1] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende
herkomst [naam 12], partij 99125, Minerai 90/10, 21.475.
- Document 304 [42] :
De uitslagbon van [naam 1] , d.d. 29 januari 2013, vermeldende bestemming [naam 9] , (partij 99093 Minerai 90/10 -3.460), partij 99092
Ex-Ierland Minerai90/10 -1.003, partij 99109 [containernummer 2] Minerai 90/10 -1.055, partij 99125 Minerai 90/10 -18.562. Totaal -24.080.
- Document 295 [43] :
De leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, aangaande de levering van 24.080 kg 3M12,
afkomstig uit RO 083,
abattoir RO 083.
- Documenten 296 en 297 [44] :
De paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, aangaande de levering van 24.081 kg (11.546,5 + 12.534,5) 3M12,
afkomstig uit Roemenië,
EEG no. RO 083.
4.3.1.3
De opmaak van valse documenten
[verdachte] heeft verklaard dat hij steeds de afvoerdocumenten, waaronder palletkaarten en leveringsbonnen, bestemd voor [naam 9] heeft ingevuld. Zoals eerder in dit vonnis vermeld heeft [verdachte] ter zitting bevestigd dat hij ook de paklijst die als documenten 687 en 688 in het dossier zit, heeft ingevuld. Deze paklijst is genoemd onder zaak 4 op de tenlastelegging. Mede op verzoek van de verdediging zijn de stukken met betrekking tot één zaak (zaak 4) ter zitting besproken als representatief voor de stukken met betrekking tot de overige in de tenlastelegging genoemde zaken. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [verdachte] ook de paklijsten met betrekking tot de overige zaken zelf heeft ingevuld.
De rechtbank stelt vast dat op de leveringsbonnen van [naam 1] aan [naam 9] – genoemd onder de zaken 1 t/m 5 in de tenlastelegging – de omschrijvingen ‘Boneless Forres’, ‘3M12’ dan wel ‘Boneless Forres 90/10’ zijn vermeld. Daarbij is niet aangegeven dat het paardenvlees betrof, terwijl [verdachte] wist dat er telkens paardenvlees aan [naam 9] werd geleverd. Uit de overeenkomst met productspecificaties van 31 oktober 2012 tussen [naam 1] en [naam 9] – die door [verdachte] namens [naam 1] is ondertekend – én de diverse hiervoor aangehaalde inkooporders is evenwel duidelijk af te leiden dat [naam 9] geen paardenvlees, maar steeds rundvlees bij [naam 1] heeft besteld.
De rechtbank onderscheidt in dit kader de vleessoort en het vleestype, zoals [verdachte] op zitting ook heeft gedaan. De vleessoort kan bijvoorbeeld zijn: varkens-, paarden- of rundvlees. Het vleestype kan betekenen het deel van een dier waarvan het vlees afkomstig is, zoals het voorste stuk van een dier (‘fores’, ‘forres’). Ook kan daarmee worden bedoeld dat het om vlees zonder botten gaat (‘boneless’), dat het vlees bestaat uit vleessnippers of afsnijdsels (‘trimmings’) of dat de verhouding vlees en vet ‘90/10’ is. Het vermelden van vleestypes als ‘Boneless Forres (90/10)’, ‘3M12’ en ‘Minerai (90/10)’ duidt op zichzelf niet op een valse opmaak van de leveringsbonnen door [verdachte] . De combinatie van de vermelding van een dergelijk vleestype met het bewust weglaten van de vleessoort, wijst naar het oordeel van de rechtbank onder de hiervoor genoemde omstandigheden echter wél op valsheid.
Daarnaast suggereren de paklijsten – genoemd in de tenlastelegging – dat de daarop vermelde producten uit Roemenië (RO 083) afkomstig zijn, terwijl ze in werkelijkheid als land van herkomst (voor het overgrote deel) België, Ierland of Canada hadden. De paklijsten zijn dan ook in strijd met de waarheid door [verdachte] opgemaakt.
4.3.1.4
Het opzet van [verdachte]
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [verdachte] de documenten opzettelijk vals heeft opgemaakt en gebruikt.
[verdachte] heeft verklaard dat hij weliswaar wist dat er paardenvlees aan [naam 9] werd geleverd, maar in de veronderstelling verkeerde dat dit bedrijf deze vleessoort ook had aangekocht. Hij zou daarom geen opzet hebben gehad op het plegen van valsheid in geschrift. Deze verklaring van [verdachte] wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde geschoven en wel om de volgende redenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het vonnis van de rechtbank Breda d.d. 18 januari 2012 [45] waarbij [verdachte] onherroepelijk is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, in 2009. [verdachte] was ook toen directeur en eigenaar van [naam 1] en maakte valse facturen en pakbonnen op. [naam 2] werd toen evenwel aangemerkt als de feitelijk leidinggevende binnen [naam 1] . Franse bedrijven kochten volgens de aan hen verstuurde facturen halal (rund)vlees uit Nederland en Duitsland, terwijl in werkelijkheid (niet-halal) vlees uit andere landen werd verkocht en een deel van dat vlees bestond uit paardenvlees. Gesteld werd dat [verdachte] fungeerde als katvanger voor [naam 2] . [naam 2] is destijds eveneens veroordeeld.
Over de leveringen aan [naam 9] verklaart [verdachte] dat hij de contracten van 22 en 31 oktober 2012 geheel ongezien heeft ondertekend (omdat hij de Franse taal niet beheerst) in opdracht van [naam 2] , terwijl hij nota bene eerder door dezelfde persoon als stroman is gebruikt bij het omkatten van niet-halalvlees naar halalvlees blijkens zijn veroordeling uit, eveneens, 2012. Daarbij heeft [verdachte] verklaard dat hij van [naam 2] de nadrukkelijke instructie had meegekregen om op de documenten juist niet te vermelden dat het om paardenvlees ging. Al uit de inkooporder van 31 augustus 2012 kon door [verdachte] worden opgemaakt dat er ‘beef meat’ door [naam 9] was besteld. In inkooporders van december 2012 en januari 2013 is eveneens door [naam 9] ‘beef meat’ opgenomen. [verdachte] spreekt wellicht de Franse taal niet, maar heeft ter zitting uitgelegd dat hij weet wat met ‘beef’ (en ‘horse’) in de Engelse taal wordt bedoeld. Het moet ook voor [verdachte] duidelijk zijn geweest dat het bewust niet vermelden dat het paardenvlees was juist bedoeld was om de indruk te wekken dat het om het door [naam 9] bestelde rundvlees ging. Tot slot heeft [verdachte] erkend dat hij op de documenten als land van herkomst Roemenië registreerde, ook als het vlees voor [naam 9] (grotendeels) een ander land van oorsprong had.
Gelet op dit samenstel van verklaringen en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] met vol opzet heeft gehandeld. Zijn verklaring dat hij dacht dat de afnemer ervan op de hoogte was dat er paardenvlees geleverd zou worden, vindt geen steun in het dossier en wordt door de rechtbank ongeloofwaardig geacht. Het daartoe gevoerde verweer wordt verworpen.
Het opzettelijk nalaten op de afvoerdocumenten te vermelden dat er paardenvlees werd geleverd en het opzettelijk op de documenten een ander land van herkomst vermelden, brengt intellectuele valsheid met zich mee. De rechtbank is van oordeel dat de documenten vals zijn opgemaakt met als doel de suggestie te wekken dat het bestelde rundvlees werd geleverd, terwijl in werkelijkheid paardenvlees werd geleverd. [verdachte] heeft ook telkens het oogmerk gehad om de documenten als echt en onvervalst te gebruiken, nu de vals opgemaakte leveringsbonnen en paklijsten door [verdachte] ook feitelijk zijn verzonden naar [naam 9] . Deze stukken zijn namelijk niet alleen in de administratie van [naam 1] maar ook in die van [naam 9] aangetroffen. [46]
4.3.1.5
De betrokkenheid van [naam 1] ; functioneel daderschap
De vraag rijst wat de rol van [naam 1] is geweest, nu strafbare feiten op grond van artikel 51, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ook door een rechtspersoon kunnen worden begaan. Daarna kan worden vastgesteld hoe deze rol zich verhoudt tot de verboden gedragingen verricht door [verdachte] .
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel [47] volgt dat [naam 1] op 8 januari 2009 is opgericht en dat [verdachte] sinds die datum enig aandeelhouder en algemeen directeur van deze onderneming is geweest. [verdachte] [48] heeft daaraan toegevoegd dat hij geen personeel in dienst had en dat [naam 2] hem opdracht gaf om werkzaamheden voor [naam 1] uit te voeren.
Een rechtspersoon is strafrechtelijk aansprakelijk indien een verboden gedraging van een natuurlijk persoon redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Volgens vaste jurisprudentie is toerekening aan de rechtspersoon mogelijk indien die strafrechtelijke gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de volgende omstandigheden heeft voorgedaan:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedragingen passen in de normale bedrijfsuitvoering van de rechtspersoon;
- de gedragingen zijn de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat het opmaken van de tenlastegelegde documenten is uitgevoerd door [verdachte] en dat deze gedragingen vallen binnen de invloedssfeer van [naam 1] en zijn verricht in het kader van de bedrijfsactiviteiten, zoals de aan- en verkoop van vlees, de in-, op- en uitslag en het verpakken van vlees, alsmede de administratieve afhandeling daarvan, met het oog op het maken van winst. Dit paste in de normale bedrijfsvoering van [naam 1] .
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, de rechtspersoon [naam 1] als dader van het onder 1 tenlastegelegde feit kan worden aangemerkt. De strafbare gedragingen die zijn verricht door [verdachte] zijn redelijkerwijs aan [naam 1] toe te rekenen en deze gedragingen hebben plaatsgevonden dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
De rechtbank is tevens van oordeel dat [naam 1] opzet heeft gehad op de verboden gedragingen, nu het opzet van de natuurlijke persoon [verdachte] – zoals hierboven is uiteengezet – aan de rechtspersoon [naam 1] kan worden toegerekend.
4.3.1.6
De rol van [verdachte] ten opzichte van [naam 1] ; feitelijk leidinggeven
Nu is vastgesteld dat [naam 1] de strafbare gedragingen onder 1 opzettelijk heeft begaan, komt de rol van [verdachte] ten opzichte van die van [naam 1] aan de orde. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] kan worden beschouwd als feitelijk leidinggever aan het opmaken van de valse documenten, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. [verdachte] had immers de juridische zeggenschap over [naam 1] als directeur en enig aandeelhouder [naam 1] en heeft – blijkens de hiervoor omschreven fysieke uitvoeringshandelingen – actief en effectief gedrag vertoond dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijk leidinggeven valt, welke bijdrage bovendien zodanig is geweest dat deze heeft geleid tot de verboden gedragingen.
4.3.1.7
Het aandeel van [naam 2]
Daarnaast komt de rechtbank tot de conclusie dat [naam 2] eveneens als feitelijk leidinggevende moet worden aangemerkt op basis van de verklaring van [verdachte] dat [naam 2] verantwoordelijk was voor de aan- en verkoop van vlees en de klantencontacten aangaande [naam 1] . De verklaring van [verdachte] wordt op dit punt ondersteund door de verklaringen van verschillende getuigen.
Zo heeft [naam 8] [49] , de directievoorzitter, tevens in- en verkoper van [naam 9] , verklaard dat [naam 2] voor hem de enige (contact)persoon is geweest die in 2012 en 2013 [naam 1] vertegenwoordigde. [naam 2] hield zich volgens [naam 8] bezig met de logistiek, met de orders en leveringen. Ook de verkoopassistente van [naam 9] , [naam 7] [50] , heeft aangegeven dat zij alleen [naam 2] als contact/tussenpersoon van de leverancier [naam 1] kende.
Door [naam 13] [51] van [naam 11] . is verklaard dat [naam 11] het transport van paardenvlees uit Canada verzorgde van (de haven van) Antwerpen naar [naam 10] te Breda. [naam 13] had steeds contact gehad met [naam 2] over de invoer. [naam 2] had ook voorgesteld om in te klaren op [naam 1] en het BTW-nummer van [naam 1] te gebruiken. [naam 2] verzond tevens facturen aan [naam 11] . Er was enkel contact met [verdachte] om af te spreken dat er een container naar Breda zou komen.
Formeel had [naam 2] geen zeggenschap binnen of relatie met de rechtspersoon [naam 1] , maar de rechtbank is van oordeel dat hij met zijn directe, actieve en aansturende rol toch feitelijk leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen die door [naam 1] zijn begaan. Er is sprake geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [naam 2] , dat deze samenwerking kan worden aangemerkt als het tezamen en in vereniging leiding geven. Er bestond een duidelijke taakverdeling: [naam 2] was het aanspreekpunt voor de verkopers en afnemers van vlees en de douane-expediteur, regelde de aan- en verkoop van het vlees en maakte facturen op. Hij was de initiator, de coördinator. [verdachte] had het bedrijf [naam 1] op zijn naam staan en was belast met de uitvoeringshandelingen met betrekking tot de in-, op- en uitslag van het vlees en het opstellen van de daarbij behorende (valse) afvoerdocumenten. Deze werkwijze van [verdachte] en [naam 2] wijkt niet af van de werkwijze beschreven in het vonnis van 18 januari 2012, zodat de huidige te beoordelen situatie door de rechtbank mede in het licht van die veroordeling wordt bezien.
Het geven van instructies aan [verdachte] impliceert zowel het opzet van [naam 2] op het feitelijk leidinggeven als op het grondfeit. Gelet op het continueren van dezelfde werkwijze na de eerdere veroordeling, is er naar het oordeel van de rechtbank ook aan de zijde van [naam 2] sprake van vol opzet.
Het verweer dat [verdachte] slechts een afhankelijke, lijdelijke rol heeft gespeeld, wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van [verdachte] geenszins is te bagatelliseren. Hij was een cruciale schakel in het geheel, omdat hij de persoon is geweest die feitelijk de afvoerdocumenten vals opmaakte.
Daarnaast wijst de rechtbank op de mail “2013” van [naam 2] aan [verdachte] , die begint met: “Hi [verdachte] , voor 2013 stel ik het volgende voor: Reken dit voor jezelf ook eens goed door dan spreken we er maandag over.” Waarna onder meer een aantal prijzen worden genoemd. Hieruit blijkt dat [verdachte] niet alleen opdrachten kreeg van [naam 2] , maar ook dat er onderling overleg was over bijvoorbeeld de prijzen die moesten worden doorberekend [52] .
4.3.1.8
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [naam 1] meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [naam 2] feitelijk leiding hieraan heeft gegeven. Gelet op de dateringen van de onder feit 1 opgenomen valse documenten zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot de periode van 1 september 2012 tot en met 31 januari 2013. Zij komt daarmee tot dezelfde conclusie als de officier van justitie.
4.3.2
Feit 2
Uit de toelichting van de officier van justitie ter zitting begrijpt de rechtbank dat de bewezenverklaring met betrekking tot feit 2 naar de mening van de officier van justitie kan worden beperkt tot de periode waarin de zaken 1 t/m 5 onder feit 1 zich hebben afgespeeld.
Met betrekking tot het opmaken van valse paklijsten en leveringsbonnen en het gebruik daarvan als echt en onvervalst, gelden de bewijsmiddelen en -overwegingen die onder feit 1 zijn opgenomen, tevens voor feit 2. Onder feit 1 zijn ook al de bewijsmiddelen weergegeven waaruit blijkt dat valse palletkaarten zijn opgemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank de volgende bewijsmiddelen in ogenschouw genomen.
4.3.2.1
Documenten
Zaak 5:
- Document 724 [53] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 september 2012, vermeldende 23.203 Boneless Forres 80/20, prijs 3,00, prijs totaal € 69.609,00.
- Document 265 [54] :
De factuur van [naam 14] ter attentie van [naam 3] (hierna: [naam 3] ), [adres 2] , d.d. 23 augustus 2012 livraison [naam 3] [naam 10] , viande de cheval congelee, venance Canada, poids 25.005,7, prix unit. 1,98, montant 49.511,29.
- Document 552 [55] :
De factuur van [naam 3] ter attentie van [naam 1] , d.d. 20 augustus 2012, vermeldende date 20-08-12, kilo 25.005,7, description Boneless Fores 02050080, origine Canada, prix par kilo 2,10, montant EUR total 52.511,97.
- Document 854 [56] :
De creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 7 september 2012, vermeldende Gel, alsmede:
- kilo -23.203, description Boneless Fores 02050080, prix par kg 2,10, montant EUR 48.726,30.
- kilo 23.203, description paarddelen gevliest, prix par kg 2,50, montant EUR 58.007,50.
Zaak 4:
- Document 689 [57] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 december 2012, vermeldende 23.947 Boneless Forres, prijs 3,00, prijs totaal € 71.733,00.
- Document 700 [58] :
De factuur van [naam 14] ter attentie van [naam 4] (hierna: [naam 4] ), [adres 3] , d.d. 26 november 2012, vermeldende [naam 10] , viande de cheval congelee (bevroren paardenvlees), venance Canada, horse meat 90, poids (gewicht) 24.863, conteneur [containernummer 1] , prix unit. 1,94, montant 48.234,22.
- Document 537 [59] :
De factuur/invoice van [naam 4] ter attentie van [naam 1] , d.d. 9 november 2012, vermeldende date 09-11-12, weight 24.863, description Boneless Forres 90/10, price 2,10, amount/grand total 52.214,30.
- Document 867 [60] :
De creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 7 december 2012, vermeldende Gel, alsmede:
- kilo -23.947, description Boneless Fores 02050080, prix par kg 2,10, montant EUR 50.288,70.
- kilo 23.947, description Boneless Fores, prix par kg 2,48, montant EUR 59.388,56.
Zaak 2:
- Document 294 [61] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2013, vermeldende 24.067 3M12.
- Document 326 [62] :
De factuur van [naam 3] ter attentie van [naam 1] , d.d. 9 januari 2013, vermeldende date 14-01-13, kilo 22.000, description Robed Fore’s 02050080 (02050080 is de GN-code van paardenvlees [63] ).
Zaak 1:
- Document 257 [64] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, vermeldende 23.911 Boneless Forres.
- Document 234 [65] :
De factuur/invoice van [naam 4] ter attentie van [naam 5] (hierna: [naam 5] ), [adres 2] , d.d. 16 januari 2013, vermeldende date 15-01-13, weight 24.984, description B/L Fores, container [containernummer 2] under customs C+F Antwerp, origine Canada.
- Document 409 [66] :
De factuur/invoice van [naam 5] , [adres 4] , ter attentie van [naam 1] , d.d. 18 januari 2013, vermeldende date 18-01-13, kg 24.984, description Boneless Forres, [containernummer 2]
Zaak 3:
- Document 322 [67] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, vermeldende 24.080 3M12.
Overige documenten:
- Document 781 [68] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 9 januari 2012, vermeldende datum 09-01-12, gewicht 23.462, omschrijving Minerai BF 90/10.
- Document 790 [69] :
De verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 15 juni 2012, vermeldende datum 15-06-12, gewicht 24.980, omschrijving Minerai 3M12.
- Document 848 [70] :
De creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 2 juli 2012, vermeldende date 29-06-12, agreed Gel, total en euro’s 9.790,80, alsmede:
- kilo -24.477, description Boneless Fores 02050080, prix par kilo 2,10, montant EUR 51.401,70.
- kilo 24.477, description Boneless Fores, prix par kilo 2,50, montant EUR 61.192,50.
4.3.2.2
[naam 3] [naam 5] en [naam 4]
[naam 3] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] is op 11 juni 2008 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Cyprus. [naam 2] staat sinds 1 januari 2013 ingeschreven als directeur van dit bedrijf. Oorspronkelijk bestond een overeenkomst met [naam 15] voor het leveren aan diensten aan [naam 3] [71] [72] .
In een mail van [naam 2] aan [naam 15] met als onderwerp ‘ [naam 3] ’ wordt door [naam 2] op 5 september 2008 al aangegeven dat hij wil starten met de activiteiten van [naam 3] en dat hij daarvoor een aantal gegevens nodig heeft, zoals een adres in Cyprus, een fax- en telefoonnummer en een bankrekeningnummer [73] .
Tevens is uit gegevens van de [naam 17] op te maken dat [naam 2] individueel van een bankrekeningnummer van [naam 3] voor een ongelimiteerd bedrag mag opnemen. De desbetreffende bankrekening is geopend op 17 juni 2008 [74] .
[naam 2] [75] heeft aangegeven dat hij voor [naam 6] / [naam 14] de gesprekspartner was namens [naam 3] met betrekking tot de aankoop van paardenvlees.
[naam 5] is op 22 november 2010 op de Britse Maagdeneilanden opgericht. Ten tijde van de oprichting bevond [naam 5] zich onder beheer van de [naam 15] . Enig aandeelhouder was [verdachte] [76] . Uit bankgegevens volgt dat op 14 januari 2013 door [verdachte] een bankrekening is geopend bij de [naam 17] op naam van [naam 5] en dat hij alleen ondertekeningsbevoegd is [77] .
[naam 2] [78] heeft verklaard dat hij [verdachte] heeft geïntroduceerd bij de [naam 15] op Cyprus.
[verdachte] [79] bevestigt dat het bedrijf op zijn naam staat, dat hij daarvoor heeft getekend. [naam 2] zou de oprichting van dat bedrijf echter hebben geregeld. Wat [verdachte] betreft stonden [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] alle drie voor [naam 2] . De facturen van deze bedrijven gericht aan [naam 1] zouden afkomstig zijn van [naam 2] . [verdachte] betaalde de (credit)facturen bestemd voor [naam 1] aan [naam 3] , [naam 4] of [naam 5] .
[naam 4] is op 17 november 2009 opgericht op de Britse Maagdeneilanden. Ten tijde van de oprichting bevond [naam 4] zich eveneens onder beheer van de [naam 15] . De eigenaar van [naam 4] is formeel [naam 18] , de dochter van verdachte [naam 2] . [naam 4] blijkt te zijn gevestigd op het woonadres van verdachte [naam 2] in België, welk adres anders luidt dan het woonadres van [naam 18] [80] [81] . Uit een document van [naam 4] blijkt dat [naam 2] wordt gemachtigd/geautoriseerd voor elektronisch bankieren bij de [naam 19] te Cyprus. [82]
[naam 2] [83] heeft ten aanzien van [naam 4] verklaard dat hij voor dit bedrijf heeft bemiddeld bij de totstandkoming van vleesdeals, bij de in- en verkoop, evenals dat hij voor [naam 6] / [naam 14] de gesprekspartner is geweest namens [naam 4] .
Nader onderzoek naar de vestigingsadressen van voornoemde bedrijven, rekening houdend met de door deze bedrijven gebruikte facturen, heeft uitgewezen dat [naam 3] , [naam 5] en [naam 4] op hetzelfde adres zijn gevestigd: [adres 2] [84] .
[naam 6] [85] , mede-eigenaar van [naam 14] in Frankrijk en mede-eigenaar van het Canadese bedrijf [naam 20] heeft verklaard dat [naam 2] in 2012 is begonnen met het afnemen van goederen van [naam 14] . Wat [naam 3] betreft is de verkoop van goederen begonnen in februari 2012 en wat [naam 4] betreft in oktober 2012. [naam 6] merkt op uitsluitend paardenvlees aan hen te hebben verkocht. [naam 2] was de gesprekspartner voor zowel [naam 3] als [naam 4] . [naam 6] kent niemand anders dan [naam 2] die deze firma’s vertegenwoordigt.
4.3.2.3
Overwegingen
Uit de documenten, aangehaald ter zake van feit 1 en feit 2, en de verklaring van [naam 6] blijkt dat bij de leveringen een goederenstroom en een facturenstroom is te onderscheiden.
Het paardenvlees werd feitelijk rechtstreeks door onder meer [naam 20] uit Canada geleverd aan [naam 1] / [naam 10] te Breda (de goederenstroom). De inkoop richting [naam 1] vond doorgaans plaats met tussenkomst van [naam 14] en via de bedrijven [naam 3] , [naam 5] en [naam 4] (de facturenstroom). Via [naam 1] werd het vlees doorverkocht aan de afnemers, zoals [naam 9] . Werd in de facturen – verzonden tussen [naam 6] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 4] en [naam 1] – nog veelvuldig expliciet melding gemaakt van paardenvlees, althans de code daarvan, de aanduiding van deze vleessoort kwam in elk geval niet meer voor in de documenten richting [naam 9] .
De rechtbank constateert dat er tussen de bedrijven sprake was van een bijzondere en ongebruikelijke wijze van factureren. Zij wijst daarbij op de creditfacturaties in het dossier, waarbij middels een creditering en debitering achteraf (na levering door [naam 1] aan [naam 9] ) een hogere winst aan de firma [naam 3] wordt toegeschreven en opbrengst wordt onttrokken aan [naam 1] door uitsluitend de verkoophoeveelheid te corrigeren tegen een hogere inkoopprijs voor [naam 1] . Bijvoorbeeld in zaak 5 was de inkoopprijs voor [naam 1] blijkens de factuur van [naam 3] aan [naam 1] € 2,10 (Document 552) en werd aangepast naar
€ 2,50 volgens de creditfactuur (Document 854). In zaak 4 was de inkoopprijs voor [naam 1]
€ 2,10 (Document 537) volgens de factuur van [naam 4] aan [naam 1] en werd die aangepast naar € 2,48 in de creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] (Document 867). Zoals ook de verbalisanten hebben opgemerkt in het dossier, is het in zaak 4 opvallend dat [naam 3] in de financiële transacties aanvankelijk geheel niet voorkomt, maar wel met de correctiefactuur de inkoopprijs aan [naam 1] heeft verhoogd. [verdachte] [86] heeft ter zitting aangegeven bekend te zijn met de creditfacturen en deze te hebben betaald namens [naam 1] .
De voormelde facturen, (afvoer)documenten, verklaringen en gegevens over [naam 3] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 1] , [verdachte] en [naam 2] – in onderlinge samenhang bezien – tonen aan dat deze rechtspersonen en natuurlijke personen in een nauw verband staan tot elkaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is onomstotelijk vast komen te staan dat [naam 2] namens [naam 3] , [naam 5] , [naam 4] en [naam 1] handelde in paardenvlees en daartoe verschillende stukken/facturen vanaf de aankoop van het vlees tot en met de verkoop aan [naam 1] opstelde. Van [naam 3] was hij sinds 2013 directeur, maar tevoren, in 2008, was hij blijkens de bankgegevens ook al bij de oprichting betrokken en sinds 2012 bij de paardenvleeshandel blijkens de verklaring van [naam 6] .
Volgens zijn eigen verklaring en de verklaring van [naam 6] kan [naam 2] ook in verband worden gebracht met [naam 4] voor wat betreft de in- en verkoop van paardenvlees, ondanks het feit dat het bedrijf officieel op naam van zijn dochter stond. Als gemachtigde had hij bovendien toegang tot de bankrekening van [naam 4] .
De rechtbank gaat ervan uit dat [naam 2] ook uit naam van [naam 5] heeft gehandeld, nu hij in elk geval verantwoordelijk kan worden gehouden voor de facturen die hij uit naam van [naam 4] ter attentie van [naam 5] en vanuit [naam 5] ter attentie van [naam 1] opstelde. Dit oordeel is mede gestoeld op de verklaring van [verdachte] over het opstellen van de facturen door [naam 2] voor de bedrijven [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] en de aanwezige documenten van deze bedrijven die een overeenkomstige wijze van factureren behelzen.
De betrokkenheid van [naam 2] bij [naam 1] is hierboven, onder feit 1, reeds aan de orde gesteld.
Ook het verband tussen [verdachte] , [naam 2] en [naam 1] is al beschreven.
Het verband tussen [verdachte] en [naam 5] blijkt uit het feit dat dit bedrijf op zijn naam heeft gestaan, evenals het bankrekeningnummer van [naam 5] .
Verder kan uit de verklaringen van [verdachte] worden afgeleid dat hij op de hoogte was van de facturenstroom, en in het bijzonder ook van [naam 4] , [naam 3] en [naam 5] , en de betrokkenheid van [naam 2] daarbij.
Daarnaast wordt meegewogen dat door de creditfacturen opbrengsten van het ene bedrijf werden overgeheveld naar het andere bedrijf, wat ook een aanwijzing is voor een nauwe samenwerking tussen de verschillende bedrijven.
Voorts hecht de rechtbank in dit kader waarde aan het gegeven dat [naam 3] , [naam 5] en [naam 4] op hetzelfde adres te Cyprus zijn gevestigd.
De rechtbank concludeert op grond van dit alles dat sprake is van een zodanig duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de voornoemde rechtspersonen en natuurlijke personen, dat er sprake is van een criminele organisatie.
Het duurzame en gestructureerde karakter van de organisatie blijkt uit de onderlinge verdeling van taken en activiteiten.
De inkoop van paardenvlees – voornamelijk afkomstig uit Canada en in mindere mate uit België en Ierland – verliep via [naam 2] en de bedrijven [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] , en soms via [naam 5] (de facturenstroom). Het paardenvlees werd vervolgens door [naam 2] namens [naam 1] verkocht als rundvlees aan [naam 9] . [naam 2] stelde telkens de facturen op. [verdachte] was verantwoordelijk voor de in-, op- en uitslag van het vlees bij [naam 1] en het vervaardigen van de valse afvoerdocumenten. [naam 2] stelde achteraf ook de valse creditnota’s op, bestemd voor [naam 1] en ten gunste van [naam 3] , die door [verdachte] namens [naam 1] werden betaald. Daarmee kon een hogere winst voor [naam 3] / [naam 2] worden gerealiseerd. De organisatie had tot oogmerk het plegen van valsheid in geschrifte en het gebruik maken van valse geschriften met de bedoeling vleesfraude te verhullen. Op die manier kon het ingekochte (goedkoper) paardenvlees als (duurder) rundvlees worden verkocht en was uiteindelijk een hogere verkoopopbrengst te behalen.
De genoemde natuurlijke personen en rechtspersonen hebben allen een bijdrage daaraan geleverd, zij het dat aan [naam 2] een prominentere rol in de organisatie kan worden toegedicht dan aan de anderen. Hij had het voor het zeggen. De rechtspersonen hadden een faciliterende rol in de facturenstroom. De rol van [verdachte] is hiervoor reeds uitgebreid aan bod gekomen.
De rechtbank gaat ervan uit dat al vanaf januari 2012 op deze wijze werd geopereerd, gezien de data waarop de aangehaalde documenten zijn vervaardigd en de data waarop de ondernemingen zijn opgericht, bankrekeningen daartoe in gebruik zijn genomen en/of bedrijfsactiviteiten zijn gestart. Tot in ieder geval 31 januari 2013 is de organisatie actief geweest.
4.3.2.4
Conclusie
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat ook de onder feit 2 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie wettig en overtuigend bewezen is, gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
feit 1:
[naam 1] in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda, opzettelijk, 10 geschriften te weten:
(Zaak 1, AMB-11, pg 150 t/m 157 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 25 januari 2013 (DOC-247, pg 324 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 25 januari 2013 (DOC 248 en 249, pg 325 en 326 proces-verbaal) en
(Zaak 2, AMB-12, pg 161 t/m 168 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 21 januari 2013 (DOC-273, pg 343 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 21 januari 2013 (DOC 274 en 275, pg 344 en 345 proces-verbaal) en
(Zaak 3, AMB-13, pg 172 t/m 181 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 30 januari 2013 (DOC 295, pg 355 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 30 januari 2013 (DOG 296 en 297, pg 356 en 357 proces-verbaal) en
(Zaak 4, AMB-26, pg 185 t/m 191 proces-verbaal)
  • een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 december 2012 (DOG 686, pg 577 proces-verbaal) en
  • een paklijst (packing list) van 7 december 2012 (DOG 687 en 688, pg 578 en 579 proces-verbaal) en
(Zaak 5, AMB-27, pg 195 t/m 202 proces-verbaal)
- een leveringsbon (Bon de Livrasion) van 7 september 2012 (DOG 738, pg 610 proces-verbaal) en
- een paklijst (packing list) van 7 september 2012 (DOG 722 en 723, pg 602 en 603 proces-verbaal)
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt, door telkens valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- op de leveringsbon van 25 januari 2013:
o als omschrijving 'Boneless Forres' te vermelden en
o niet te vermelden dat het geleverde product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 25 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst Canada had en
  • op de leveringsbon van 21 januari 2013:
o als omschrijving '3M12' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 21 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst België respectievelijk Ierland had en
  • op de leveringsbon van 30 januari 2013:
o als omschrijving ’3M12' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 30 januari 2013 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst grotendeels België, Ierland en Canada had en
  • op de leveringsbon van 7 december 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10 te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
  • op de paklijst van 7 december 2012 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden, terwijl in werkelijkheid het product als herkomst Canada had en
  • op de leveringsbon van 7 september 2012:
o als omschrijving 'Boneless Forres 90/10' te vermelden en
o niet te vermelden dat het product uit paardenvlees bestond en
- op de paklijst van 7 september 2012 als herkomst Roemenië (Romania) te vermelden
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken,
terwijl verdachte samen en in vereniging met een ander aan die verboden gedragingen telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2:
verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2013, in de gemeente Breda heeft deelgenomen aan een organisatie, die werd gevormd door verdachte met [naam 2] en [naam 1] en [naam 3] . en [naam 4] en [naam 5] welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
  • het plegen van valsheid in geschrift bestaande uit het valselijk opmaken van geschriften waaronder leveringsbonnen en paklijsten en facturen en palletkaarten
  • het gebruikmaken van valse geschriften waaronder leveringsbonnen en paklijsten en facturen en palletkaarten
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de grootschaligheid en omvang van de fraude die verder reikt dan de 5 tenlastegelegde zaken onder feit 1 en de beperktere rol van [verdachte] ten opzichte van die van [naam 2] . Verder heeft zij rekening gehouden met de recidive, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat [verdachte] tot op heden geen inzicht in de ernst en strafwaardigheid van zijn handelen heeft laten blijken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman wordt de gevorderde straf te hoog geacht. Hij verzoekt bij de strafmaat rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gezien de recente veroordeling van [verdachte] in Frankrijk. Hij wijst op de overschrijding van de redelijke termijn, evenals op de beperkte, lijdelijke rol van [verdachte] en zijn open en meewerkende proceshouding. Volgens de raadsman is de voedselveiligheid niet in het geding geweest, nu het paardenvlees uit Canada blijkens inspectiecertificaten was goedgekeurd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Het bedrijf [naam 1] heeft van september 2012 tot en met januari 2013 grote hoeveelheden paardenvlees geleverd aan het Franse bedrijf [naam 9] , in plaats van het door [naam 9] bestelde rundvlees. Om dit te verhullen werden diverse documenten vals opgemaakt, door daarop bewust niet te vermelden dat er paardenvlees werd geleverd en een ander land van herkomst van het vlees te vermelden. [verdachte] heeft, als directeur en enig aandeelhouder van [naam 1] , samen met medeverdachte [naam 2] hieraan feitelijk leiding gegeven. [verdachte] was degene die de valse documenten opmaakte en het vlees naar Frankrijk zond, terwijl [naam 2] het paardenvlees inkocht en alle contacten onderhield. Tevens heeft [verdachte] met onder meer [naam 1] en [naam 2] gedurende een jaar deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift, om deze vleesfraude te verhullen.
De rechtbank acht deze feiten ernstig. De afnemer [naam 9] wist niet beter dan dat zij, overeenkomstig de contracten, rundvlees had ontvangen. Maar niet alleen [naam 9] is misleid en benadeeld. Ook de zakenpartners van [naam 9] , aan wie het vlees werd doorverkocht, zijn de dupe geworden. Zo is gebleken dat [naam 9] vlees had geleverd aan de firma [naam 21] , die het product als grondstof had verwerkt in ravioli. Het paardenvlees is zo terechtgekomen in voedingsproducten in diverse Europese landen, terwijl op de verpakking was vermeld dat het rundvlees betrof. Destijds heeft dit paardenvleesschandaal veel publiciteit gekregen.
Door dit paardenvleesschandaal zijn bedrijven die deel hebben uitgemaakt van de voedselproductieketen van het door [naam 1] geleverde paardenvlees in een kwaad daglicht komen te staan en hebben zij grote financiële schade geleden. Alleen al bij [naam 9] gaat het, naast onbetaalde rekeningen en vernietigd vlees, om ruim 13 miljoen euro aan schadeclaims. Ook heeft [naam 9] mensen moeten ontslaan.
Bovendien loopt de keten uiteindelijk door tot de consumenten, die erop moeten kunnen vertrouwen dat de ingrediënten die zijn vermeld op de verpakking van een aangekocht product juist zijn en dat het product geen ingrediënten bevat die niet op de verpakking zijn vermeld. Door dit paardenvleesschandaal is het vertrouwen van de consumenten in de voedingsmiddelenindustrie ernstig aangetast.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook de voedselveiligheid in het geding is. Het opgeven van misleidende informatie over de herkomst van vlees brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Bij bijvoorbeeld het aantreffen van bepaalde bacteriën, parasieten of virussen dan wel bij het uitbreken van (levensbedreigende) besmettelijke ziekten onder dieren, is het van wezenlijk belang dat daartegen snel en adequaat kan worden opgetreden. De herkomst van het vlees dient in dergelijke gevallen snel te worden achterhaald. Misleidende informatie kan dan voor de traceerbaarheid van het vlees een grote belemmering vormen. Dat het vlees in Canada werd gecontroleerd, zoals de raadsman heeft opgeworpen, doet daaraan niet af. Temeer nu Canada geen EU-land is en daar dus niet de EU-regelgeving ten aanzien van voedselveiligheid geldt.
Rol van [verdachte]
Zoals eerder onder de bewijsoverwegingen is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een cruciale en onmisbare rol heeft gehad. [naam 2] had de touwtjes in handen en had alles kennelijk uitgedacht. Hij is als de intellectuele dader en initiator te bestempelen, onderhield het contact met [naam 9] en regelde de inkoop. Maar zonder [verdachte] was deze paardenvleesfraude niet mogelijk geweest. [verdachte] was verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de levering aan [naam 9] , inclusief de daarbij geleverde (valse) productinformatie. Hoewel de rollen van [naam 2] en [verdachte] zeker niet als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd, kan niet worden geconcludeerd dat [verdachte] als een ‘willoos werktuig’ van [naam 2] moet worden gezien, zoals de raadsman heeft betoogd. [verdachte] heeft immers willens en wetens hieraan meegewerkt.
De rechtbank rekent het [verdachte] zwaar aan dat hij deze misdrijven heeft gepleegd in de proeftijd van een op 18 januari 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit betreft een veroordeling voor soortgelijke feiten (verkoop paardenvlees als halal-rundvlees) in 2009, eveneens samen met [naam 2] . De rechtbank constateert dat deze veroordeling kennelijk geen indruk heeft gemaakt op [verdachte] en dat hij feitelijk direct daarna op de oude voet verder is gegaan met het omkatten van paardenvlees naar rundvlees.
De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] en [naam 2] met het plegen van de delicten hebben beoogd meer geld te verdienen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter niet gebleken dat [verdachte] veel financieel voordeel heeft behaald. Hij heeft zelf verklaard dat hij een salaris ontving van € 1.045,00 per maand, alsmede een vergoeding voor de onkosten die hij voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden moest maken. Dat hij er meer geld aan heeft overgehouden, blijkt niet uit het dossier. De rechtbank houdt dan ook rekening met deze beperkte verdiensten.
De raadsman heeft het doen voorkomen alsof [verdachte] volledige openheid van zaken heeft gegeven. Daarvan is volgens de rechtbank geen sprake, nu [verdachte] wist dat [naam 9] rundvlees en geen paardenvlees had besteld en hierover niet open en eerlijk heeft verklaard. De proceshouding van [verdachte] wordt daarom niet in zijn voordeel meegewogen.
Voor de rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij, zo bleek ter zitting, nog steeds niet inziet hoe kwalijk zijn handelen was en de schuld alleen bij anderen ( [naam 2] ) legde, zonder zijn eigen rol onder ogen te (willen) zien.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , zoals deze blijken uit het opgemaakte reclasseringsrapport en ter zitting aan de orde zijn gekomen. Zo zou [verdachte] momenteel niet langer werkzaam zijn in de vleesbranche. Dit is overigens niet met stukken onderbouwd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de strafoplegging rekening te houden met de aan [verdachte] opgelegde straf in Frankrijk. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op in het buitenland opgelegde straffen. De rechtbank is van oordeel dat het de eigen keuze is geweest van [verdachte] om met zijn internationaal georiënteerde bedrijf strafbare feiten te begaan waardoor hij zowel in Nederland als in Frankrijk zou kunnen worden vervolgd. De veroordeling in Frankrijk ziet bovendien, zo bleek ter zitting, op levering van paardenvlees aan een andere afnemer dan [naam 9] .
Tussenconclusie
Alles overwegend, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie is. De in 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf heeft [verdachte] er immers niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank in beginsel een lagere straf passend dan door de officier van justitie is gevorderd, te weten een gevangenisstraf van 15 maanden.
Redelijke termijn
Tot slot heeft de rechtbank er nog rekening mee gehouden dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden), is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat er in eerste aanleg een eindvonnis wordt uitgesproken binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn start vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank gaat in dit geval voor de aanvangsdatum van de redelijke termijn uit van de betekening van de dagvaarding op 24 oktober 2015 nu, zoals zijn raadsman ter zitting verklaarde, [verdachte] tot die datum ervan uitging dat hij niet vervolgd zou worden, omdat hij in zijn eigen ogen slechts een beperkte rol had vervuld. Het eindpunt is de datum van de uitspraak, 28 november 2019. Dit betekent een overschrijding van de redelijke termijn van iets meer dan twee jaar, die niet aan [verdachte] is te wijten. De rechtbank zal de overschrijding daarom in het voordeel van [verdachte] verrekenen in de straftoemeting.
De rechtbank acht een strafkorting van twintig procent passend, gezien alle feiten en omstandigheden in deze zaak. Dat leidt tot de slotsom dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.

7.De benadeelde partij

De firma [naam 22] , gevestigd te [vestigingsplaats 2] in Frankrijk, heeft zich als benadeelde partij gesteld en vordert ter zake van feit 1 een schadevergoeding van € 22.600.000 voor economische schade en € 200.000,00 voor imagoschade.
De rechtbank heeft deze vordering ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, nu elk schriftelijk bewijs ontbreekt dat [naam 22] als rechtsopvolger van de bij feit 1 betrokken Franse onderneming [naam 9] kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2:deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam 22] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 93780, onderzoek Minstroom, van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Ministerie van Economische Zaken, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 934, en als bijlagen map AMB-39 en het financieel rapport.
2.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [verdachte] , d.d. 21 februari 2013, pagina 54.
3.Het geschrift, zijnde het uittreksel van de Kamer van Koophandel inzake [naam 1] , d.d. 5 april 2013, pagina 95 en 96.
4.Het relaasproces-verbaal, pagina 220.
5.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [verdachte] , d.d. 6 mei 2013, pagina 72.
6.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [verdachte] , d.d. 21 februari 2013, pagina 54 t/m 57.
7.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
8.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
9.Het geschrift, zijnde het gespreksverslag betreffende het verhoor van [verdachte] , d.d. 6 mei 2013, pagina 73.
10.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 70.
11.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 62 en 63.
12.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter zitting op 31 oktober 2019.
13.Het geschrift, zijnde een verkoopcontract tussen [naam 1] en [naam 9] , d.d. 22 oktober 2012, pagina 599.
14.Het geschrift, zijnde een contract met productspecificaties tussen [naam 1] en [naam 9] d.d. 31 oktober 2012, de Nederlandse vertaling, pagina 589, 593 en 594.
15.Het geschrift, zijnde een contract met productspecificaties tussen [naam 1] en [naam 9] d.d. 31 oktober 2012, het Franse origineel, pagina 598.
16.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [naam 9] aan [naam 1] , d.d. 31 augustus 2012, pagina 601.
17.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 28 augustus 2012, pagina 339.
18.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 10 september 2012, pagina 340.
19.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 september 2012, pagina 610.
20.Het geschrift, zijnde een paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 september 2012, pagina 602 en 603.
21.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [naam 9] aan [naam 1] , d.d. 7 december 2012, pagina 585.
22.Het geschrift, zijnde een aangiftespecificatie van [naam 11] aan [naam 1] , d.d. 20 november 2012, pagina 536.
23.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 7 december 2012, pagina 461.
24.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 december 2012, pagina 577.
25.Het geschrift, zijnde een paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 december 2012, pagina 578 en 579.
26.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [naam 9] aan [naam 1] , d.d. 18 januari 2013, pagina 614.
27.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 17 januari 2013, pagina 346.
28.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 14 januari 2013, pagina 350.
29.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, pagina 349.
30.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2012, pagina 343.
31.Het geschrift, zijnde een paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2013, pagina 344 en 345.
32.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [naam 9] aan [naam 1] , d.d. 24 januari 2013, pagina 613.
33.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, pagina 327.
34.Het geschrift, zijnde een rekening van inklaring van [naam 11] aan [naam 1] , d.d. 31 januari 2013, pagina 313.
35.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 25 januari 2013, pagina 328.
36.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, pagina 324.
37.Het geschrift, zijnde een paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, pagina 325 en 326.
38.Het geschrift, zijnde een inkooporder van [naam 9] aan [naam 1] , d.d. 29 januari 2013, pagina 585.
39.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 14 januari 2013, pagina 350.
40.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 21 januari 2013, pagina 327.
41.Het geschrift, zijnde een inslagbon van [naam 10] en [naam 1] , d.d. 25 januari 2013, pagina 358.
42.Het geschrift, zijnde een uitslagbon van [naam 1] , d.d. 29 januari 2013, pagina 362.
43.Het geschrift, zijnde een leveringsbon van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, pagina 355.
44.Het geschrift, zijnde een paklijst van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, pagina 356 en 357.
45.Het vonnis van de rechtbank Breda, d.d. 18 januari 2012, parketnummer 02/993013-10.
46.De zaaksprocessen-verbaal, pagina 154, 165, 178, 190, 199.
47.Het geschrift, zijnde het Uittreksel van de Kamer van Koophandel, [naam 1] , d.d. 5 april 2013, pagina 95 en 96.
48.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 54.
49.Het proces-verbaal getuigenverhoor [naam 8] , pagina 529 en 531.
50.Het proces-verbaal van getuigenverhoor [naam 7] , pagina 534 en 535.
51.Het proces-verbaal van verhoor [naam 13] , pagina 121 en 122.
52.Het geschrift, zijnde mail ‘2013’ van [naam 2] aan [verdachte] , pagina 640.
53.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 september 2012, pagina 604.
54.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 14] aan [naam 3] , 23 augustus 2012, pagina 337.
55.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 20 augustus 2012, pagina 464.
56.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 7 september 2012, pagina 902.
57.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 7 december 2012, pagina 580.
58.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 14] aan [naam 4] d.d. 26 november 2012, pagina 586.
59.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 4] aan [naam 1] , d.d. 9 november 2012, pagina 458.
60.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 7 december 2012, pagina 914.
61.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 21 januari 2013, pagina 354
62.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 9 januari 2013, pagina 376.
63.Het stamproces-verbaal, pagina 167.
64.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 25 januari 2013, pagina 330.
65.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 4] aan [naam 5] , d.d. 16 januari 2013, pagina 315.
66.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 5] aan [naam 1] , d.d. 18 januari 2013, pagina 399.
67.Het geschrift, zijnde een factuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 30 januari 2013, pagina 372.
68.Het geschrift, zijnde een verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 9 januari 2012, pagina 831.
69.Het geschrift, zijnde een verkoopfactuur van [naam 1] aan [naam 9] , d.d. 15 juni 2012, pagina 840.
70.Het geschrift, zijnde een creditfactuur van [naam 3] aan [naam 1] , d.d. 2 juli 2012, pagina 896.
71.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [naam 16] te [vestigingsplaats 3] Cyprus aan het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [naam 3] , document 1051 (AMB-39).
72.Het geschrift, zijnde gegevens van de Kamer van Koophandel Cyprus aangaande [naam 3] , documenten 1027 en 1028 (AMB-39).
73.Het geschrift, zijnde een mail van [naam 2] aan [naam 15] , d.d. 5 september 2008, pagina 51 (financieel rapport).
74.Het geschrift, zijnde een bank account advice sheet betreffende [naam 3] , pagina 55 (financieel rapport).
75.Het proces-verbaal van verhoor [naam 2] , d.d. 13 april 2016, pagina 8 (AMB-39).
76.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [naam 16] te [vestigingsplaats 3] Cyprus aan het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [naam 5] , document 1051 en 1059 (AMB-39).
77.Het geschrift, zijnde een bank account sheet van [naam 15] , pagina 615 (financieel rapport).
78.Het proces-verbaal van verhoor [naam 2] , d.d. 13 april 2016, pagina 5 en 6 (AMB-39).
79.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter zitting van 31 oktober 2019.
80.Het geschrift, zijnde een informatiebrief van advocatenkantoor [naam 16] te [vestigingsplaats 3] Cyprus aan het Ministerie van Justitie en Openbare Orde, d.d. 16 september 2015, inhoudende de opdracht tot het tonen van documenten van de onderneming [naam 4] , document 1060 en 1061 (AMB-39).
81.Het aanvullend (stam)proces-verbaal, pagina 4 (AMB-39).
82.Het geschrift, zijnde het ‘extract of minutes of a meeting of the board of directors of [naam 4] ’, document 1078 (AMB-39).
83.Het proces-verbaal van verhoor [naam 2] , d.d. 13 april 2016, pagina 4 en 8 (AMB-39).
84.De bijlage bij rapport FA/249, document 1134 (AMB-39).
85.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [naam 6] , pagina 583 en 584.
86.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter zitting van 31 oktober 2019.