Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
- partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 22 december 2003 tot 9 september 2009;
- uit hun huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. De man had verzocht om de kinderbijdrage, die hij sinds 2009 diende te betalen, met terugwerkende kracht op nihil te stellen. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om een proceskostenveroordeling van de man, omdat zij kosten had gemaakt voor de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn verzoek tot nihilstelling heeft ingetrokken, omdat hij zich niet bewust was van de eerdere nihilstelling van de kinderbijdrage. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de man op de hoogte had moeten zijn van deze nihilstelling, aangezien hij zelf de procedure had gestart die tot deze beslissing leidde. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vrouw, die op € 287,= zijn begroot. De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheid dat de man naar verwachting in de Wsnp zal worden toegelaten, niet in de weg staat aan deze proceskostenveroordeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.