Op 26 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een woning in Oosterhout, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun woning. De burgemeester had op 10 oktober 2019 besloten om de woning te sluiten voor drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat tijdens een politiecontrole op 6 september 2019 een aanzienlijke hoeveelheid drugs was aangetroffen. Verzoekers stelden dat de aangetroffen drugs uitsluitend voor eigen (medicinaal) gebruik waren bestemd en dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die de sluiting onredelijk maakten.
Tijdens de zitting op 19 november 2019 hebben verzoekers hun standpunt toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door twee juristen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat de drugs uitsluitend voor eigen gebruik waren en dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onredelijk maakten.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de belangen van de openbare orde en de bestrijding van drugs zwaarder wegen dan de belangen van verzoekers. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de sluiting van de woning blijft van kracht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.