ECLI:NL:RBZWB:2019:5178

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
02/098965-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overmacht-noodtoestand bij telen van hennep voor medicinale doeleinden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2019, staat de verdachte terecht voor het telen van hennepplanten. De verdachte heeft op 18 maart 2019 in Heerlegemeente Roosendaal ongeveer 38 hennepplanten gekweekt, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte heeft een beroep gedaan op overmacht en noodtoestand, verwijzend naar de zorg voor zijn vrouw, die afhankelijk is van medicinale cannabis. De verdediging stelt dat de cannabis die de verdachte zelf kweekt effectiever is voor de gezondheid van zijn vrouw dan de cannabis uit de coffeeshop, die bovendien financieel onbetaalbaar is geworden door het wegvallen van de vergoeding door de verzekering.

De officier van justitie heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerij als bewijs aangedragen. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd. De politierechter heeft de argumenten van de verdediging en de officier van justitie afgewogen en geconcludeerd dat de zorgplicht voor de gezondheid van de vrouw van de verdachte in deze specifieke situatie zwaarder weegt dan de plicht om de wet te volgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in een strijd van plichten verkeerde en dat zijn handelen gerechtvaardigd kan worden onder de omstandigheden van deze zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep op overmacht-noodtoestand gehonoreerd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het vonnis is uitgesproken door mr. Breeman, politierechter, in aanwezigheid van mr. Smits, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/098965-19
vonnis van de politierechter van 29 juli 2019
in de strafzaak tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juli 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Heerle
,gemeente Roosendaal opzettelijk heeft geteeld
,bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Gareelweg)) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 38 hennepplanten
,althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 38 hennepplanten heeft geteeld. De officier van justitie baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerij.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerij het tenlastegelegde telen van hennepplanten wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
De bewijsmiddelen en bewijsoverweging
Aangezien verdachte ten aanzien het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 juli 2019 [1] ;
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 maart 2019 te Heerle
,gemeente Roosendaal opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de Gareelweg) ongeveer 38 hennepplanten
,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing vermelde stafbare feit op.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte een beroep toekomt op overmacht c.q. noodtoestand en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daarbij gewezen op het arrest in de zaak Moorlag (ECLI:NL:HR:2008:BC7923). Verdachte bevond zich in een strijd van plichten. Enerzijds de plicht om zijn vrouw een menswaardig leven te geven door zelf cannabis te telen die een veel betere uitwerking op haar heeft dan de cannabis uit de coffeeshop. Anderzijds de plicht om aan de wet te voldoen en niet zelf te kweken. Verdachte heeft terecht gekozen voor het menswaardig leven van zijn vrouw. Daarbij is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Met betrekking tot de proportionaliteit is de overtreding beperkt tot eigen gebruik en de omvang beperkt en wijst de verdediging op het huidige softdrugsbeleid. Met betrekking tot het vereiste van subsidiariteit was er geen redelijk alternatief. De medicinale cannabis werd niet meer vergoed door de verzekering. De medicinale cannabis zelf bekostigen is financieel gezien geen optie. Cannabis uit de coffeeshop is erg duur en daar komen de reiskosten ook nog bij. Daarnaast werkt deze cannabis, mede gelet op de chemicaliën die erin zitten, minder goed voor de lichamelijke aandoening van zijn vrouw.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verweer van de verdediging dient te worden verworpen omdat er een alternatief aanwezig is, namelijk medicinale cannabis.
6.3
Het oordeel van de politierechter
De politierechter ziet zich gesteld voor de vraag of in deze specifieke zaak de zorgplicht voor de gezondheid en kwaliteit van leven van de vrouw van verdachte, dan wel de plicht om aan de wet te voldoen, zwaarder diende te wegen voor verdachte. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen in een individueel geval meebrengen dat gedragingen zoals de in art. 3 Opiumwet genoemde handelingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld, niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, onder meer indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in overmacht-noodtoestand, dat wil zeggen - in het algemeen gesproken - dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren.
Een verschil met de zaak Moorlag is dat het in die zaak ging om een specifieke soort cannabis, die een bijzonder positieve uitwerking had op de verdachte in die zaak. De vraag is of de cannabis die verdachte kweekt, ook zo bijzonder is. Naar het oordeel van de politierechter heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat de door hem gekweekte cannabis beter werkt dan de cannabis uit de coffeeshop omdat daar chemicaliën en meer thc in zitten, die een negatieve uitwerking hebben op zijn vrouw. Daarnaast heeft verdachte voldoende aangetoond dat, gelet op zijn financiële situatie, medicinale cannabis geen redelijk alternatief is, nu deze niet (meer) wordt vergoed. Onder deze bijzondere omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de politierechter het belang van zijn zorgplicht voor de gezondheid en kwaliteit van leven van zijn vrouw zwaarder mogen laten wegen dan het maatschappelijk belang bij handhaving van de Opiumwet. Daarom wordt het beroep op overmacht-noodtoestand gehonoreerd en zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2019.

Voetnoten

1.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 29 juli 2019.
2.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 57 tot en met 69 van eind proces-verbaal PL2000-2019067163 Z.