ECLI:NL:RBZWB:2019:5011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
687612 CV EXPL 11-8031
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een vereniging op een huisjeseigenaar op een vakantiepark met betrekking tot parkkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vereniging en een huisjeseigenaar op een vakantiepark. De vordering van de vereniging betreft de bijdrage in de parkkosten over de jaren 2009 tot en met 2011, nadat de huisjeseigenaar zijn lidmaatschap van de vereniging had opgezegd. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de vereniging onjuist en onvoldoende onderbouwd is. De kantonrechter heeft eerder in een tussenvonnis van 18 juli 2012 overwogen dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen leden en niet-leden van de vereniging en dat de huisjeseigenaar niet zonder meer gebonden is aan de goedgekeurde begroting van de vereniging. De vereniging is in de gelegenheid gesteld om de in rekening gebrachte parkkosten te specificeren, maar heeft hierin niet voldaan. De rechtbank concludeert dat de hoogte van de in rekening gebrachte parkkosten niet kan worden vastgesteld en wijst de vordering in conventie af. In reconventie wordt verklaard dat de huisjeseigenaar niet in gebreke is met de betaling van de parkkosten over de betreffende periode. De proceskosten worden toegewezen aan de huisjeseigenaar, terwijl de kosten in reconventie worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 687612 CV EXPL 11-8031
vonnis d.d. 6 november 2019
inzake
[esieres in conventie, verweerster in reconventie] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. van den Berg en mr. R.W. Keus, advocaten te Den Haag,
tegen

1.[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ,

2. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie],
beiden wonende te ( [adres]
,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [esieres in conventie, verweerster in reconventie] ” en “ [adres] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 29 augustus 2012 met de daarin genoemde stukken;
b. de op 7 juni 2018 ter griffie ontvangen akte na tussenvonnis zijdens [esieres in conventie, verweerster in reconventie] met producties;
c. de op 24 oktober 2018 ter griffie ontvangen antwoordakte zijdens [adres] met producties.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie:
2.1
In dit geding gaat het, kort gezegd, nog om de vraag wat de omvang is van de bijdrage in de parkkosten over de jaren 2009 tot en met 2011 voor [adres] als eigenaren van een vakantievilla na opzegging van hun lidmaatschap van de beheer vereniging van het villapark, [esieres in conventie, verweerster in reconventie] , en/of [adres] met de betaling van die parkkosten in gebreke zijn.
2.2
In het tussenvonnis van 18 juli 2012 heeft de kantonrechter, die de zaak op dat moment onder zich had, het volgende overwogen. Bij de in rekening te brengen kosten moet onderscheid worden gemaakt tussen leden en niet-leden van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] en dat, nu [adres] geen leden meer zijn en niet meer gebonden zijn aan de statuten van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] , de omvang van de betalingsverplichting van [adres] niet zonder meer volgt uit de door de algemene vergadering van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] goedgekeurde begroting. Het feit dat [adres] geen lid meer zijn van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] betekent niet dat zij in het geheel geen kosten behoeven te voldoen die samenhangen met het in stand houden van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] of geen kosten behoeven te voldoen waarvoor zij geen toestemming hebben gegeven. Op een park zoals [naam] met 120 villa’s met gezamenlijke voorzieningen dient er nou eenmaal een overkoepelend orgaan te zijn dat zorgdraagt voor het beheer en het onderhoud van die voorzieningen. Het zou dan ook niet juist zijn om eenvoudigweg alle kosten die samenhangen met het in stand houden van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] uit de bijdrage voor niet-leden te schrappen. Van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] mag echter worden verwacht dat zij de bij [adres] in rekening gebrachte en in de toekomst in rekening te brengen parkkosten deugdelijk specificeert. Daarom moet bezien moet worden welke kosten uitsluitend samenhangen met het lidmaatschap van [esieres in conventie, verweerster in reconventie] en welke niet. [esieres in conventie, verweerster in reconventie] is in de gelegenheid gesteld bij akte een onderbouwing te geven van de door haar in rekening gebrachte parkkosten over de jaren 2009 tot en met 2011. De door de algemene vergadering goedgekeurde begrotingen kunnen als leidraad dienen voor deze nadere onderbouwing.
2.3
Bij vonnis van 29 augustus 2012 heeft de kantonrechter verlof verleend tot het instellen van tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis van 18 juli 2012.
2.4
Bij arrest van 9 december 2014 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het principale en incidentele appel het tussenvonnis van 18 juli 2012 bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de kantonrechter om op de hoofdzaak te beslissen. Het hof heeft (onder rechtsoverweging 6.9.1) overwogen dat de kantonrechter nadat [esieres in conventie, verweerster in reconventie] de door de kantonrechter gevraagde specificatie van de bedragen heeft verstrekt op de parkkosten op grond van het zogenaamde Haviltexcriterium beslist zal dienen te worden. In het kader van die specificatie komt het hof overigens voorshands voldoende voor indien wordt onderscheiden tussen kosten die betrekking hebben op exploitatie, onderhoud en beheer (inclusief de noodzakelijke organisatie in verenigingsverband van die werkzaamheden) en het buitenschilderwerk enerzijds en zuivere lidmaatschapskosten anderzijds.
2.5
Tegen dit arrest van 9 december 2014 heeft [esieres in conventie, verweerster in reconventie] cassatie ingesteld en [adres] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. Deze cassatieberoepen zijn beide door de Hoge Raad verworpen.
2.6
Voorop wordt gesteld dat de kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in voormeld tussenvonnis van 18 juli 2012.
2.7
Bij voornoemde akte heeft [esieres in conventie, verweerster in reconventie] aangegeven dat er geen zuivere lidmaatschapskosten bestaan, aangezien alle kosten zien op exploitatie, onderhoud en beheer van het park. Zij heeft diverse producties overgelegd ter onderbouwing van die kosten. De kosten bestaan uit:
a. de beheervergoeding,
b. bestuurskosten;
c. onderhoud van wegen en terreinen;
d. verlichting op het park;
e. collectief onderhoud;
f. algemene kosten (vanaf 2010);
g. verzekeringslasten;
h. bankkosten;
i. rentebaten, die in mindering worden gebracht op de in rekening te brengen kosten.
2.8
[adres] voeren bij antwoordakte aan dat er thans nog steeds geen volledige specificatie is gegeven van alle kosten. Daarbij zijn van veel facturen geen afschriften overgelegd. Ook zijn er veel hoge kostenposten opgevoerd zonder dat duidelijk is waarom deze kosten zo hoog moeten zijn, dan wel dat de kosten zo hoog zijn wegens ondeugdelijk bestuur. Met betrekking tot de afzonderlijke kostenposten voeren zij – kort gezegd – het volgende aan:
a. een beheervergoeding is niet noodzakelijk;
b. vertegenwoordiging door een bestuur is voor een niet-lid niet nodig;
c. overige werkzaamheden van de hovenier zijn niet gerealiseerd en onderhoud aan het riool en onderhoud aan wegen is ten behoeve [adres] niet verricht;
d. voor de verlichting wordt betaald door [adres] ;
e. collectief onderhoud wordt niet gedaan ten behoeve van niet-leden;
f. de algemene kosten zijn een verzinsel van het bestuur en bovendien niet voor niet-leden gemaakt;
g. de verzekeringslasten zijn voor de bestuursleden;
h. de bankkosten zijn ongeloofwaardig hoog.
De vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen, aldus [adres] . Zij vragen vervolgens [esieres in conventie, verweerster in reconventie] te veroordelen in een bedrag van € 22.500,00 aan proceskosten. Daarnaast vragen zij een verbod tot het doen van onrechtmatige uitlatingen onder toewijzing van een dwangsom, een gebod om specificaties over te leggen onder toewijzing van een dwangsom en te bepalen dat niet-leden artikel 14 van het koopcontract niet kan worden opgelegd.
2.9
Met betrekking tot de standpunten van [adres] overweegt de kantonrechter op voorhand dat in het tussenvonnis van 18 juli 2012 al is overwogen dat het thans wederom gevorderde verbod tot het doen van onrechtmatige uitlatingen en de vordering betreffende artikel 14 van de koopovereenkomst niet kunnen worden toegewezen. Niet kunnen deze vorderingen alsnog worden besproken in dit vonnis. Te meer, nu niet is gesteld of onderbouwd op grond waarvan de kantonrechter anders zou moeten beslissen dan in een eerder stadium van de procedure al heeft plaatsgevonden.
2.1
Met betrekking tot de parkkosten overweegt de kantonrechter dat [esieres in conventie, verweerster in reconventie] zich bij de op 7 juni 2018 ter griffie ontvangen akte blijft stellen op het standpunt dat er geen sprake is van zuivere lidmaatschapskosten en dat alle kosten zien op exploitatie, onderhoud, beheer en de noodzakelijk organisatie in verenigingsverband daarvan. Zij legt vervolgens de begrotingen over de jaren 2009 tot en met 2011 over, zonder deze nader te specificeren. Daarnaast legt zij de exploitatieresultaten over, die deels worden onderbouwd met facturen.
2.11
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [esieres in conventie, verweerster in reconventie] niet aan de opdracht uit het vonnis van 18 juli 2012 heeft voldaan. Immers, de vraag was om de in rekening gebrachte parkkosten te specificeren. Deze kunnen enkel worden onderbouwd middels een onderbouwde begroting over de jaren 2009 tot en met 2011, nu de hoogte van de kosten zijn gebaseerd op die begrotingen. Daarbij is door [esieres in conventie, verweerster in reconventie] niet inzichtelijk gemaakt hoe de parkkosten zijn berekend vanuit de begroting naar individuele (niet-)leden en waar het verschil in zit tussen leden en niet-leden, dan wel verhurende en niet-verhurende eigenaren.
2.12
Voorts overweegt de kantonrechter dat de overgelegde exploitatieresultaten niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Afgezien van het feit dat deze niet volledig zijn onderbouwd (niet alle onderliggende facturen zijn in het geding zijn gebracht), zijn de exploitatieresultaten de werkelijk betaalde kosten afgezet tegen de daadwerkelijke inkomsten. Binnen [esieres in conventie, verweerster in reconventie] wordt gewerkt met vooraf begrote bijdrages, die ieder jaar naar gelang het exploitatieresultaat en de daaropvolgende begroting worden geactualiseerd. Een financiële tegenvaller of meevaller wordt dan ook het jaar erop gecompenseerd in de bijdrages, zodat het exploitatieresultaat niets zegt over de juistheid van de op de begroting gebaseerde parkkosten.
2.13
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat de hoogte van de in rekening gebrachte parkkosten juist is en dat te weinig is betaald door [adres] . De vordering in conventie dient dan ook te worden afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht, zoals onder 1. in overweging 2.4 van het vonnis van 18 juli 2012 opgenomen, is toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter dit enkel kan vaststellen voor de periode 2009 tot en met 2011.
2.14
Rest enkel nog de vordering onder D in de ter griffie op 24 oktober 2018 ontvangen akte van [adres] . De kantonrechter overweegt dat [adres] geen belang hebben bij die vordering. Gelet op de uitkomst van deze procedure (en de daaraan gerelateerde procedures) is onvoldoende aannemelijk dat [esieres in conventie, verweerster in reconventie] in de toekomst niet aan haar specificatieverplichting zal voldoen. Ook deze vordering wordt afgewezen.

3.Kosten

In conventie en reconventie:
3.1
[esieres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. [adres] wenst kennelijk de werkelijk gemaakt kosten te vorderen. De regeling van artikel 237 Rv laat op zich ruimte voor een veroordeling van een partij in de werkelijk gemaakte proceskosten. Daarvoor kan - in uitzonderlijke gevallen - aanleiding bestaan indien een partij misbruik van recht, althans misbruik van een processuele bevoegdheid heeft gemaakt. Niet is gesteld, noch is gebleken dat daarvan in onderhavige geval sprake is, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet af te wijken van de gebruikelijke forfaitaire tarieven.
3.2
De kosten aan de zijde van [adres] worden dan ook begroot op een bedrag van € 525,00 aan gemachtigdensalaris (2,5 punt à € 210,00). Voor de op 24 oktober 2018 ter griffie ontvangen akte wordt geen salaris toegekend, nu deze niet is ingediend door een professioneel gemachtigde.
In reconventie:
3.3
Gelet op de uitkomst in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
wijst vordering af;
veroordeelt [esieres in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [adres] tot op heden begroot op een bedrag van € 525,00 als salaris voor de gemachtigde van [adres] ;
In reconventie:
verklaart voor recht dat [adres] niet in gebreke is met betaling van de parkkosten aan [esieres in conventie, verweerster in reconventie] over de periode 2009 tot en met 2011;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op
6 november 2019.