Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
1 oktober 2006tot en met 29 november
en/of van een beroep van/als financieel adviseur en/of tegen geldelijke vergoeding,
1 oktober 2006tot en met 29 november 2017
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Meer subsidiair, indien verdachte van het primair tenlastegelegde feit mocht worden vrijgesproken, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting. Door een samenweefsel van verdichtsels en onjuiste mededelingen heeft verdachte bij de aangevers een verwachtingspatroon geschept, namelijk dat de inleg gegarandeerd was en ten alle tijde door hen kon worden teruggevraagd. Nadat de aangevers waren bewogen tot de afgifte van gelden, heeft verdachte deze gelden voor zichzelf aangewend en zich gedurende vele jaren verscholen achter verschillende rechtspersonen, leugens verteld en zich onbereikbaar gehouden.
egeldbedrag
enverdachte uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als (alleen/zelfstandig bevoegd) directeur van [naam 10] en aldus handelende als feitelijk de enig aandeelhouder in [naam 11] , aldus handelende als feitelijk bestuurder van [naam 12] , aldus handelende als feitelijk vennoot in [naam 13] en van een beroep van financieel adviseur, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partijen
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van negen maanden;
[naam 1] en [naam 2]: € 75.000,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; 365 dagen hechtenis,
[naam 5]: € 25.277,20, waarvan € 25.027,20 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade, waarbij het bedrag van
[naam 4]: € 17.216,70, waarvan € 17.116,70 ter zake van materiële schade en
[naam 6]: € 58.600,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; 313 dagen hechtenis,
[naam 8] en [naam 9]:€ 31.890,00, waarvan € 31.390,00 in het kader van het civielrechtelijk vonnis d.d. 9 februari 2019 en € 500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening; 209 dagen hechtenis,