Op 25 oktober 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de burgemeester van de gemeente Waalwijk als verweerder en een eiser, die beroep had ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van 29 maart 2019. Dit besluit betrof de oplegging van een bestuurlijke boete ingevolge de Drank- en Horecawet. Eiser heeft op 14 mei 2019 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit beroep niet tijdig was ingediend. De griffier had eiser op 24 mei 2019 gewezen op de termijnoverschrijding en hem de gelegenheid geboden om deze toe te lichten. Eiser voerde aan dat het besluit naar het verkeerde postadres was verzonden, waardoor hij het pas later ontving. De rechtbank oordeelde echter dat het bestreden besluit op de juiste wijze was verzonden en dat de termijn voor het indienen van het beroep was verstreken. De rechtbank benadrukte dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat er slechts in zeer bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. Aangezien de rechtbank geen aanleiding zag om de niet-ontvankelijkheid achterwege te laten, verklaarde zij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift.