Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 november 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 02/700388-13 en 02/688053-14. De verdachte, geboren in 1954 en thans gedetineerd in PI Middelburg, werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten tegen zijn echtgenote en een andere persoon. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 oktober 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, heeft ter zitting gevorderd om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, gezien de veroordeling van de verdachte in België voor moord of opzettelijke doodslag, waarvoor hij een langdurige gevangenisstraf van 30 jaar ondergaat. De verdediging steunde dit verzoek, wijzend op de ouderdom van de feiten en het tijdsverloop in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de feiten dateren van 2013 en dat de vervolging niet langer opportuun is. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze beslissing werd genomen in het belang van de verdediging, gezien het tijdsverloop en de omstandigheden van de zaak.