ECLI:NL:RBZWB:2019:473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
BRE 18_4542 en 18_5035
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van negen bomen in de gemeente Drimmelen

Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummers BRE 18/4542 WABOA en BRE 18/5035 WABOA. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, die op 22 mei 2018 een omgevingsvergunning verleenden voor het kappen van negen bomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eisers niet gericht was tegen de kap zelf, maar tegen het herplantplan dat aan de vergunning was verbonden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de vergunningverlening en de inspraakprocedure onderzocht. Het college had een herplantplicht opgelegd, waarbij de belangen van de eisers in de besluitvorming waren gewogen. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het herplantplan als voorschrift aan de vergunning mocht verbinden. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening was dat het college voldoende rekening had gehouden met de belangen van de eisers en dat de verleende vergunning niet in strijd was met de geldende regelgeving. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het college bereid was om met eisers de situatie ter plaatse te bekijken en mogelijke aanpassingen te bespreken. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 18/4542 WABOA en BRE 18/5035 WABOA

uitspraak van 4 februari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser 1], te [woonplaats eiser 1],
[namen eisers 2], te [woonplaats eisers 2],
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [vestigingsplaats vergunninghouder].

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van 22 mei 2018 (bestreden besluiten) van het college, waarbij een omgevingsvergunning aan [naam vergunninghouder] is verleend voor het kappen van negen bomen in [adres bomen] te [plaats bomen].
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 januari 2019. Eisers zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M. Mandemakers.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 8 november 2016 heeft [naam vergunninghouder] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het kappen van negen esdoorns in [adres bomen] te [plaats bomen]. Bij besluit van 18 januari 2017 (primair besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Aan de verleende omgevingsvergunning is – onder meer – het voorschrift verbonden dat binnen een jaar na het kappen van de bomen herplant dient plaats te vinden van 23 bomen (conform het aan het besluit gehechte beplantingsplan).
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij de bestreden besluiten heeft het college de bezwaren van eisers gegrond verklaard. Het college heeft daarbij het primaire besluit gehandhaafd, onder aanvulling van de motivering.
[naam vergunninghouder] heeft bij brief van 11 juli 2018 aangegeven bereid te zijn om te wachten met het kappen en het aanplanten van de bomen, tot de beroepsprocedure bij de rechtbank is doorlopen.
2. [naam eiser 1] woont op het adres [adres eiser 1] te [woonplaats eiser 1]. Zij heeft zich erover verbaasd dat in het groenplan voor haar woning slechts één haagbeuk staat, terwijl op de tweede bewonersavond werd gesproken over twee leibomen voor [adres eiser 1]. Zij wijst erop dat er voor het groenplan geen enkele afstemming meer heeft plaatsgevonden met de bewoners. Volgens [naam eiser 1] hebben bewoners in het hele planproces kunnen meebeslissen, behalve zij en de bewoners van [adres eiser 1]. Zij verzoekt de rechtbank om op dezelfde wijze te mogen mee beslissen over het groenplan. [naam eiser 1] betwist dat de parkeerfaciliteit voor haar woning noodzakelijk is voor het behoud van detailhandel op [adres eiser 1].
[namen eisers 2] wonen op het adres [adres eisers 2] te [woonplaats eisers 2]. Hun dochter is rolstoelafhankelijk. Het is noodzakelijk dat er een voor haar vrije doorgang vanuit de voordeur blijft, zodat zij in geval van een calamiteit veilig het huis via de voorzijde kan verlaten. Verder merken zij op dat zij twee bomen voor hun woning mooier en gepaster zouden vinden. Volgens [namen eisers 2] laat het parkeeronderzoek duidelijk zien dat er geen parkeerprobleem is en dat dat er ook niet zal komen. Een volwaardige parkeerplek voor hun woning is volgens hen niet mogelijk. [namen eisers 2] stellen voorts vraagtekens bij het formaat en daarmee de vorm van de voorgestelde boom.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eisers niet is gericht tegen de voorgenomen kap van de negen bomen, maar tegen het bij de bestreden besluiten behorende herplantplan, meer concreet tegen de voorgenomen herplant voor hun woningen. Dit onderdeel van het herplantplan houdt in, dat voor hun woningen (links voor [adres eiser 1] en rechts voor [adres eisers 2]) een vormboom (haagbeuk) wordt geplant met daaronder een haag.
Nu het herplantplan als voorschrift aan de verleende omgevingsvergunning is verbonden vormt dat ook onderdeel van de bestreden besluiten, en kan daartegen dus ook beroep worden ingesteld. De beroepen zijn dus ontvankelijk.
4. In artikel 2.2, eerste lid, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling geldt als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 4:11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), zoals die gold ten tijde van de bestreden besluiten, is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4:11b van de APV kan de vergunning in elk geval worden geweigerd op grond van:
de natuurwaarde van de houtopstand;
de landschappelijke waarde van de houtopstand;
de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
e beeldbepalende waarde van de houtopstand;
de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 4:11, vierde lid, van de APV een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
In artikel 4:11c, eerste lid, van de APV is bepaald dat tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.
Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij op grond van artikel 4:11c, tweede lid, van de APV tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
5. In het groenbeleidsplan ‘Groen leeft en verbindt’ zijn de groenstructuren voor de gemeente Drimmelen opgenomen. Voor Wagenberg is in het groenbeleidsplan bepaald (paragraaf 4.4.6) dat een van de belangrijkste groenstructuren zich in [adres bomen] bevindt. Voor [adres bomen] is verder de ‘groene ambitie’ opgenomen tot het verbinden van begeleidende bomenrijen om de historische as van het dorp te benadrukken.
Door eisers wordt niet betwist dat de locatiekeuze en de keuze voor het soort boom passen binnen de groenstructuur zoals die is opgenomen in het groenbeleidsplan. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van eisers aldus dat zij vinden dat in de bestreden besluiten onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt en overweegt daartoe het volgende.
In het groenbeleidsplan is opgenomen (paragraaf 5.5) dat de gemeente Drimmelen het belangrijk vindt dat inwoners de mogelijkheid hebben hun mening te geven over hoe de openbare ruimte is ingericht en wordt beheerd. Onder paragraaf 5.5.2 is vervolgens opgenomen dat draagvlak in de omgeving een randvoorwaarde bij initiatieven vanuit burgerparticipatie.
De rechtbank leidt uit de gedingstukken af, en zo is ter zitting ook toegelicht, dat er voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning een inspraakprocedure is doorlopen. Er is een bewonersavond georganiseerd en daarna zijn er nog schriftelijke inspraakreacties ingediend, aldus het college.
In bezwaar zijn de belangen van eisers door het college heroverwogen. De rechtbank stelt vast dat het college de belangen van eisers in de bestreden besluit heeft uiteengezet en heeft gemotiveerd hoe deze zijn gewogen en waarom het tot zijn besluit is gekomen. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat met de belangen van eisers geen rekening is gehouden.
In de bestreden besluit is overwogen dat vanuit de burgerparticipatie geen overeenstemming was over de inrichting en dat het college dus een besluit heeft moeten nemen. Het college heeft gemeend dat het, door terug te keren naar het oorspronkelijk groenplan met aanvullingen, heeft gekozen voor de best mogelijke optie. Het college heeft daarbij overwogen dat het, met de keuze van een boom links voor [adres eiser 1] en een boom rechts voor [adres eisers 2], op een kwalitatieve wijze invulling heeft gegeven aan de hoofdbomenstructuur in [adres bomen]. Ten aanzien van de door [namen eisers 2] gewenste onbelemmerde doorgang vanuit hun voordeur, heeft het college in de bestreden besluiten overwogen dat daaraan enigszins tegemoet is gekomen door het aanbrengen van één boom met daaronder een haag, waardoor een gehele blokkade van de doorgang wordt voorkomen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat aan de wensen van eisers verder geen gehoor kon worden gegeven omdat het plaatsen van twee bomen dichtbij elkaar niet in de groenstructuur van het groenbeleidsplan past. Het college heeft met deze motivering naar het oordeel van de rechtbank blijk gegeven van een voldoende zorgvuldige belangenafweging. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat het college bij besluiten als deze een ruime beslisbevoegdheid toekomt, die echter wel wordt ingekaderd door de in (artikel 4.11b van) de APV opgenomen weigeringsgronden. De in die weigeringsgronden tot uitdrukking gebrachte belangen zal het college bij zijn beslissing moeten betrekken. Eisers hebben niet gesteld en ook is er niet op andere wijze gebleken dat het college dát onvoldoende heeft gedaan. Dat [naam vergunninghouder] als aanvrager van de vergunning ook rekening houdt met de bruikbaarheid van de weg en de toegankelijkheid van de aan de weg gelegen woningen is ter zitting ook voldoende toegelicht. Dat in de voorwaarden van de kapvergunning opgelegde herplantplicht strijdig zou zijn met de in artikel 4.11b van de APV opgenomen belangen dan wel dat die (ten opzichte van de bestaande situatie) negatieve gevolgen zou hebben voor de bruikbaarheid van de weg of de toegankelijkheid van de woningen, is niet gebleken.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het college ter zitting nog heeft toegezegd om, buiten de beroepsprocedure om, met eisers de situatie ter plaatse te bekijken en met hen te bezien of er met kleine aanpassingen nog meer aan hun wensen kan worden tegemoetgekomen.
In bezwaar is op advies van de commissie bezwaarschriften ook een parkeerdrukmeting verricht door adviesbureau [naam adviesbureau], waarvan op 11 april 2018 rapport is uitgebracht, alsmede op 16 april 2018 een aanvullende notitie. [naam adviesbureau] heeft geconcludeerd dat er voldoende parkeerlocaties in [adres bomen] zijn na het verbeteren van de groenstructuur, waarbij het college is geadviseerd om zoveel mogelijk parkeervoorzieningen te handhaven in het groenplan. [naam vergunninghouder] – als aanvrager – heeft bij de plaatsing en de verdeling van de bomen gestreefd naar een optimalisering van de parkeermogelijkheden en heeft in dat kader gerekend met een parkeerstrooklengte van zes meter. De rechtbank het niet onredelijk dat het college die keuze in de opgelegde herplantplicht overneemt. Dat voor de woningen van eisers, zoals zij hebben aangevoerd, niet is gebleken van een parkeerprobleem, maakt niet dat het college een op de grond een zodanig andere herplantplicht had moeten opleggen dat de plek voor de woningen van eisers niet meer kon worden gebruikt voor het parkeren van auto’s.
6. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid het herplantplan, zoals dat als bijlage aan de omgevingsvergunning is gehecht, als voorschrift aan de bestreden besluiten mogen verbinden.
7. De beroepen zullen om die reden ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.