ECLI:NL:RBZWB:2019:4708

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
02/665231-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. Van der Linden
  • mr. De Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwerkontploffing in Etten-Leur met gevolgen voor omwonenden en schade aan eigendommen

In de zaak van de vuurwerkontploffing in Etten-Leur, die plaatsvond op 1 januari 2018, stond de verdachte terecht voor het veroorzaken van een ontploffing en het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte kartonnen dozen in een vuurton heeft gegooid, zonder te beseffen dat er mogelijk vuurwerk in zat. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schuld in strafrechtelijke zin, omdat de verdachte niet had kunnen voorzien dat zijn handelen tot ontploffingen zou leiden. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, maar werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en de impact van het incident op de betrokkenen. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade voortvloeide.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665231-18
vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 9 en 11 oktober 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Van den Oever, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Etten-Leur, althans in Nederland grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een of meer kartonnen doos/dozen - met daarin een of meer mortierbom(men), althans vuurwerk - in een vuurton/olievat met open vuur heeft gegooid, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die mortierbom(men), althans dat vuurwerk en/of vuurton/olievat geheel of gedeeltelijk is/zijn ontploft, in elk geval dat een ontploffing is ontstaan,
terwijl daardoor gemeen gevaar voor:
de omliggende woningen, te weten
-de woning gelegen aan [adres 1] (benadeelde [benadeelde 1] )
-de woning gelegen aan [adres 2] (benadeelde [benadeelde2] )
-de woning gelegen aan [adres 3] (benadeelde [benadeelde3] )
-de woning gelegen aan [adres 4] (benadeelde [benadeelde4] )
-de woning gelegen aan [adres 5] (benadeelde [benadeelde5] )
-de woning gelegen aan [adres 6] (benadeelde [benadeelde6]
-de woning gelegen aan [adres 7] (benadeelde [benadeelde7] )
-de woning gelegen aan [adres 8] (benadeelde [benadeelde 8] )
-de woning gelegen aan [adres 9] (benadeelde [benadeelde 9] )
-de woning gelegen aan [adres 10] (benadeelde [benadeelde10] )
-de woning gelegen aan [adres 11] (benadeelde [benadeelde11] )
-de woning gelegen aan [adres 12] (benadeelde [benadeelde 10] )
-de woning gelegen aan [adres 14] (benadeelde [benadeelde13] )
-de woning gelegen aan [adres 17] (benadeelde [benadeelde14] )
en/of rondom geparkeerde auto's, te weten:
-een Volkswagen Golf Variant (benadeelde [benadeelde15] )
-een Citroen DS3 (benadeelde [benadeelde16] )
-een Opel Vivaro (benadeelde [benadeelde17] )
-een Renault Clio (benadeelde [benadeelde18] )
en/of andere zich in de onmiddellijke nabijheid bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen die zich op of aan de straat Vinkenberg bevonden en/of zich in of nabij de omliggende woningen bevonden, te weten:
- [benadeelde 8]
- [benadeelde 9]
- [slachtoffer3]
- [slachtoffer 4] ,
in elk geval levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond;
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Etten-Leur, althans in Nederland al dan
niet opzettelijk een (grote) hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten 57,
althans een of meer, mortierbom(men)/shell(s), bestemd voor particulier
gebruik, voorhanden heeft gehad;
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij is van mening dat het door verdachte in een vuurton gooien van een doos met vuurwerk dusdanig onvoorzichtig/onoplettend/onachtzaam is geweest dat dit culpa in de zin van artikel 158 Wetboek van Strafrecht oplevert. Er is sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Er is sprake van de zogenoemde onbewuste schuld; verdachte heeft de gevolgen van zijn gedrag niet voorzien, maar had die wel kunnen voorzien als hij beter onderzoek had verricht. Verdachte wist of ging er in ieder geval van uit dat er die avond vuurwerk in de kruiwagen zat. Hij wist of dacht in ieder geval dat er vuurwerk in die dozen gezeten had. Verdachte had kunnen zien dat er open pijpjes/kokers in de doos zichtbaar waren en hij had kunnen zien dat het een vuurwerkdoos was waar normaal gesproken vuurpijlen in zaten.
Deze omstandigheden afzonderlijk, maar zeker bij elkaar genomen, maken dat verdachte op zijn minst had kunnen en moeten voorzien dat er mogelijk nog vuurwerk in die doos zat.
Hij had de doos dus niet zonder meer op het vuur mogen gooien.
En zelfs als deze omstandigheden niet bestonden, dan kan volgens de officier van justitie aangesloten worden bij het civiele leerstuk van gevaarzetting. Het was voor verdachte niet bezwaarlijk om eerst te controleren, door even in de doos te kijken, en zich ervan te vergewissen dat er geen vuurwerk of kruitresten in de doos zaten, alvorens de doos op het vuur te gooien.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde staat vast dat verdachte vuurwerk heeft meegenomen en dat hij ten minste het vermoeden had dat hier illegaal vuurwerk in zat.
De officier van justitie houdt er echter rekening mee dat verdachte het vuurwerk slechts enkele minuten in zijn auto heeft vervoerd en het toen in de sloot heeft weggegooid.
Hij heeft hiermee de situatie zo spoedig mogelijk willen beëindigen en het vuurwerk onschadelijk willen maken. Dit levert volgens de officier van justitie afwezigheid van alle schuld op en daarom vraagt zij primair vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde kan komen. Of er sprake is van schuld in strafrechtelijke zin, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Naar de mening van de verdediging volgt uit het handelen van verdachte op 1 januari 2018, zoals het blijkt uit het tegen hem opgemaakte proces-verbaal, juridisch gezien niet dat het aan zijn schuld te wijten is dat de ontploffingen zijn ontstaan. Verdachte heeft niet gezien dat er vuurwerk in de kruiwagen zat en dacht dat de opengevouwen dozen afval was dat hij mocht opstoken. Hij wist niet dat hier mogelijk vuurwerk in zat. Daarmee is de ontploffing die daarop is gevolgd om 01:11 uur niet aan zijn schuld te wijten en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van het delictsbestanddeel “aan zijn schuld te wijten”, dan is van belang dat de ontploffing van 01.14 uur de schade aan woningen en auto’s en het letsel bij verschillende mensen heeft veroorzaakt. Die ontploffing is ontstaan doordat de shells die in de kruiwagen lagen door ontbranding tot ontploffing zijn gekomen. De ontploffing die door zijn handelen is ontstaan om 01:11 uur heeft niet het gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel opgeleverd, aldus de raadsman.
Voorts is de vraag of het handelen van verdachte grovelijk, althans in aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is geweest. De ontploffing is door een aantal toevalligheden ontstaan. Indien verdachte schuld wordt verweten, dan kan zijn handelen hooguit worden gekwalificeerd als onachtzaam handelen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet wist om wat voor soort vuurwerk het ging en dus ook niet wist dat het om professioneel vuurwerk ging. Daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De nacht van oud op nieuw 2017/2018
In de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018 werd ook in Etten-Leur aan de [adres18] oud en nieuw gevierd. De heer [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), wonend op [adres18] nummer 8, had die bewuste avond diverse mensen uitgenodigd, waaronder verdachte. Zoals met oud en nieuw te doen gebruikelijk, werd ook aan de [adres18] rond de jaarwisseling vuurwerk afgestoken. Wat een gezellige avond en een mooi begin van het nieuwe jaar had moeten worden, kende een totaal andere afloop.
Op 1 januari 2018 omstreeks 01.15 uur werd vanuit de [adres18] namelijk melding gedaan van het feit dat een vuurwerkbom zou zijn afgegaan. Verbalisanten die als eerste ter plaatse zijn gekomen, troffen een regelrechte ravage aan. Er had een explosie plaatsgevonden die veel schade had veroorzaakt. Zo zijn er bij diverse woningen ruiten gesneuveld, niet alleen op de begane grond maar ook op de eerste en tweede verdieping, zijn er verschillende zwartgeblakerde plekken op gevels, houtwerk en ramen van verschillende woningen gekomen, waren er verschillende deuren en ramen ontzet en is er glas- en blikschade aan voertuigen ontstaan. Bovendien hebben een aantal omstanders letsel opgelopen en zijn er zelfs enkelen per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Ter hoogte van huisnummer 8 stond een aanhangwagen tegen een bestelbus aan. Voor de aanhangwagen stonden twee verbrande tonnen waarin nog resten smeulden, die werden geblust door een man die in en uit woning nummer 8 liep.
Deze man was [medeverdachte] . Hij heeft richting de verbalisanten kenbaar gemaakt dat hij die avond een feestje gaf en dat hij zich verantwoordelijk voelde voor hetgeen was gebeurd.
Hij had twee lanceerinstallaties in elkaar gezet waarmee (in ieder geval op enig moment) aan het eind van de straat vuurwerk werd afgestoken. Het betrof zwaar vuurwerk dat in Nederland niet is toegestaan. Met een kruiwagen is het vuurwerk, zogeheten “shells”, vervoerd naar de lanceerinstallatie. Restanten van dozen en karton werden na het uitpakken van het vuurwerk in de kruiwagen gedeponeerd. Nadat [medeverdachte] na 01.00 uur is gestopt met het afsteken van vuurwerk, is de kruiwagen teruggereden naar een plek ter hoogte van huisnummer 8 en vlakbij een vuurton gezet, waarin [medeverdachte] en zijn visite die avond hout en karton hadden opgestookt. Verdachte is op enig moment kartonnen dozen uit de kruiwagen in de vuurton gaan gooien. Een paar seconden na de laatste doos hoorde verdachte iets sissen, waarna hij is weggerend. Toen ontstond een eerste explosie. Even later vonden een tweede en derde explosie plaats, waarvan met name de laatste een enorme impact had. Het is (met name) deze derde explosie geweest die voor de enorme schade aan auto’s en woningen en letsel bij enkele personen heeft gezorgd.
Het verwijt aan verdachte
Aan verdachte is tenlastegelegd dat het aan zijn schuld te wijten is geweest dat mortierbommen, althans het vuurwerk en/of de vuurton zijn ontploft, in elk geval een ontploffing is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor de omliggende woningen, de rondom geparkeerde auto’s en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor enkele personen is ontstaan.
Nog los van de vervolgvraag wat er nu exact in de laatste doos heeft gezeten, en wat de exacte oorzaak van de ontploffingen is geweest, dient de rechtbank allereerst het handelen van verdachte te beoordelen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte door het aan hem ten laste gelegde handelen strafrechtelijk gezien schuld heeft aan een of meer ontploffingen.
Schuld in strafrechtelijke zin
Algemeen kader
Onder schuld wordt in de rechtspraak verstaan een min of meer grove of aanmerkelijke schuld. Of sprake is van schuld in strafrechtelijke zin, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van de gedragingen kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld.
Dat betekent dat niet reeds enkele onbedachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leidt. Daarvan kan pas sprake zijn als de ondergrens van de aanmerkelijke onachtzaamheid en/of onvoorzichtigheid door het handelen is overschreden.
In de jurisprudentie wordt daarnaast onderscheid gemaakt in bewuste en onbewuste schuld.
Er is sprake van bewuste schuld indien de dader het gevolg heeft voorzien maar er op vertrouwde dat het gevolg niet zou intreden. Onder onbewuste schuld wordt in de rechtspraak verstaan het geval dat de dader zich het gevolg of de betreffende omstandigheden helemaal niet heeft voorgesteld. Hij had dit echter kunnen en behoren te doen en hij had dan vervolgens het gevolg kunnen vermijden.
In deze zaak
Uit het dossier en de behandeling ter zitting blijkt dat verdachte te gast was op het feest van [medeverdachte] . Hij heeft zich voornamelijk beziggehouden met de barbecue vlak voor de woning van [medeverdachte] op nummer 8 en heeft binnen spelletjes gespeeld. Met het afsteken van vuurwerk heeft hij zich naar eigen zeggen niet beziggehouden en uit het dossier blijkt ook niet anderszins. Verdachte heeft weliswaar gezien dat [medeverdachte] aan het eind van de straat bezig is geweest met het afsteken van vuurwerk, maar enige bemoeienis hiermee heeft hij niet gehad. Wel heeft hij de kruiwagen gezien waarin, zo blijkt uit verklaringen, in elk geval eenmaal vuurwerk is vervoerd. Volgens verdachte werd de kruiwagen in het begin van de avond gebruikt om puin, brandhout en pallets naar voren te halen dat vervolgens in de vuurton werd opgestookt. Hij heeft de kruiwagen ook bij de kruising zien staan waar ze vuurwerk aan het afsteken waren. Aan het eind van de avond, toen men wilde gaan opruimen, en die kruiwagen vlak bij een van twee vuurtonnen stond, heeft verdachte opengevouwen kartonnen dozen uit de kruiwagen gepakt en deze in de vuurton gegooid. Met opengevouwen bedoelt hij dat de bovenkant open was. Hij heeft verder niet in de dozen gekeken, omdat hij er vanuit ging dat iemand geen dozen met vuurwerk dicht bij een vuurton zet. Eerder die avond is er ook karton in de vuurton gegooid.
Bewuste schuld?
Naar het oordeel van de rechtbank is bij verdachte in ieder geval geen sprake van bewuste schuld. Daarvoor is immers vereist dat verdachte zich bewust is geweest dat het in de vuurton gooien van de kartonnen dozen ontploffingsgevaar met zich mee zou kunnen brengen. Verdachte dacht echter lege dozen in de vuurton te gooien. Ter zitting heeft hij desgevraagd verklaard nog geen moment aan de mogelijkheid te hebben gedacht dat er nog vuurwerk in zou zitten. Het dossier biedt de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om die verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde te schuiven.
Resteert de vraag of verdachte had kunnen en moeten voorzien dat in de laatste doos mogelijk nog vuurwerk zat, waardoor het in de vuurton gooien ontploffingsgevaar met zich mee zou brengen. De zogenaamde onbewuste schuld.
Onbewuste schuld?
In dit verband merkt de rechtbank allereerst op dat hetgeen ten laste is gelegd, namelijk het in de vuurton/olievat gooien van “kartonnen doos/dozen” aansluit bij de beleving van verdachte dat hij gewone kartonnen dozen in de vuurton gooide. Verdachte heeft ter zitting verklaard ook aan de laatste doos niets gezien te hebben dat hem aanleiding moest geven te denken dat het om een vuurwerkdoos ging althans om een doos waar mogelijk nog vuurwerk in zat. Voor aangever [aangever] was wel duidelijk dat het om een grote vuurwerkdoos ging. Hij heeft verklaard dat de doos ongeveer 1 meter lang en 40 centimeter breed was. Het was een doos waarbij er open pijpjes zichtbaar waren. De doos met de pijpjes/kokers was volgens aangever [aangever] een vuurwerkdoos waar normaal gesproken vuurpijlen in zitten. Los van het feit dat niet nader is onderzocht wat voor vuurwerkdoos [aangever] precies heeft gezien, is uit het onderzoek sowieso niet gebleken dat verdachte dat dan ook heeft moeten zien. Laat staan dat hij daardoor had kunnen en moeten voorzien dat er mogelijk nog vuurwerk in die doos zat.
Dat verdachte de kruiwagen waarin de dozen lagen eerder op de kruising heeft gezien waar vuurwerk werd afgestoken, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Toen hij de dozen uit de kruiwagen pakte en in het vuur gooide, was er voor verdachte geen verband meer tussen de kruiwagen en vuurwerk en ook niet tussen de dozen en vuurwerk. Weliswaar heeft verdachte op 11 januari 2018 op de politievraag waar die dozen van waren, verklaard “Ik denk van vuurwerk”, maar verdachte heeft ter zitting toegelicht dat hij dat pas achteraf heeft geconcludeerd. Die toelichting past allereerst bij de tegenwoordige tijd waarin verdachte bij de politie het antwoord geeft: “ik denk” in plaats van “ik dacht”. Maar die toelichting sluit ook naadloos aan bij het vervolg van zijn antwoord in het politieverhoor: “Ik dacht dat het afval was en dat we dat op mochten stoken. Axel had aan het begin van de avond gezegd dat het karton opgestookt mocht worden omdat de container voor het papier vol zat.” In dat verband wijst de rechtbank voorts op de verklaring van [getuige] . Hij heeft op verzoek van [medeverdachte] de kruiwagen terug gezet, en wel voor de woning met huisnummer zes. Er zat volgens hem platgetrapt karton in de kruiwagen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dus ook geen sprake geweest van onbewuste schuld. Verdachte had ook niet kunnen en moeten voorzien dat het in de vuurton gooien van “kartonnen dozen” een of meer ontploffingen zou kunnen veroorzaken.
Hetgeen de officier van justitie heeft opgemerkt over het burgerrechtelijke leerstuk van gevaarzetting maakt dit niet anders.
Oordeel over schuld feit 1
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat strafrechtelijk niet gesteld kan worden dat de ontploffing, die is gevolgd op het gooien van een dozen in een vuurton door verdachte, aan de schuld van verdachte te wijten is. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
Nog over het causaal verband
Nu verdachte wordt vrijgesproken wegens gebrek aan schuld is de vraag naar het causaal verband tussen zijn handelen en de in de tenlastelegging beschreven gevolgen niet meer relevant. Gelet op de impact van de ontploffingen wil de rechtbank daar echter toch nog het volgende over opmerken.
De tenlastelegging beperkt zich expliciet tot een ontploffing van vuurwerk in de vuurton dan wel van die vuurton zelf. Die zou de vervolgens in de tenlastelegging opgenomen gevolgen voor woningen, auto’s en mensen moeten hebben veroorzaakt. Er hebben zich echter drie ontploffingen voorgedaan, waarvan de laatste twee pas enkele minuten na de eerste ontploffing vanuit de vuurton. Het zijn met name deze laatste twee explosies die voor de gevolgen voor woningen, auto’s en mensen hebben gezorgd, die in de tenlastelegging staan omschreven. Het dossier bevat echter sterke aanwijzingen dat die laatste twee explosies zich buiten de vuurton hebben voorgedaan, wellicht in de kruiwagen.
In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 130 van het dossier staat gerelateerd dat op verschillende plekken stukken geel plastic van de kruiwagen zijn aangetroffen. De officier van dienst van de EOD opperde dat zich in de kruiwagen wellicht nog vuurwerk bevond dat is geëxplodeerd. Dit sluit aan bij de verklaring van [aangever] die over de tweede explosie verklaart dat hij deze vanuit de kruiwagen zag komen, nadat hij delen van brandend vuurwerk boven de kruiwagen zag dwarrelen. Dat verdachte een ontploffing van vuurwerk in de kruiwagen, dan wel van de kruiwagen zelf, zou hebben veroorzaakt, staat in de tenlastelegging echter niet genoemd.
Feit 2
Nadat de ontploffingen hadden plaatsgevonden en de rust weer enigszins was teruggekeerd, liep verdachte samen met zijn partner naar de auto om naar huis te gaan. Daar werd hij aangesproken door [getuige 2] . Hij zei tegen verdachte dat een doos en een tas met vuurwerk weg moesten. [1] Verdachte ging er toen vanuit dat hier vuurwerk in zat dat van [medeverdachte] was. De tas en de doos zijn vervolgens in de achterbak van verdachte beland en hij heeft er een paar minuten mee gereden. [2] Daarna is hij gestopt en heeft de tas en de doos met vuurwerk in de sloot gegooid met het idee dat het vuurwerk dan geen schade meer kon aanrichten.
Op 7 januari 2018 zijn in een sloot gelegen langs de Elshoutweg in het buitengebied van Etten-Leur een gele Jumbo big shopper en een doos aangetroffen. In de tas zaten 9 mortiershells met een diameter van ongeveer 10 centimeter. Één dergelijke mortiershell lag in het water in de sloot. In de doos zaten kleinere dozen verpakt, waarin in totaal 48 mortiershells met een diameter van ongeveer 7,5 centimeter zaten. [3]
Mortierbommen met een kaliber van 2,5 inch (6,35 cm) en meer worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. [4]
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is voor zover hij aangeeft niet te hebben geweten om wat voor soort vuurwerk het ging. Verdachte had immers ook de tweede en derde ontploffing meegekregen en bovendien had [getuige 3] aangegeven dat het vuurwerk [5] beter weg kon omdat de politie nog bij [medeverdachte] binnen was. [6] Dit had voor verdachte meer dan voldoende aanleiding moeten zijn om te beseffen dat het niet ging om legaal vuurwerk.
De officier van justitie heeft betoogd dat sprake zou zijn van afwezigheid van alle schuld en dat dit reden zou moeten zijn om verdachte vrij te spreken. Verdachte heeft volgens haar zijn best gedaan de situatie te beëindigen en het vuurwerk onschadelijk te maken. De rechtbank ziet dit anders.
Verdachte heeft welbewust een onverantwoord risico genomen door illegaal vuurwerk mee in zijn auto te nemen. Dat hij het vuurwerk na een aantal minuten heeft gedumpt, pleit hem naar het oordeel van de rechtbank geenszins vrij van de foutieve keuze die hij heeft gemaakt door het vuurwerk aan te nemen en in zijn auto te leggen en daarmee te gaan rijden.
Feit 2 kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 1 januari 2018 te Etten-Leur, opzettelijk een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten 57 mortierbommen/shells, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor feit 1 op te leggen een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en voor feit 2 geen straf op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten gunste van verdachte aangevoerd dat hij zelf ook ernstig te lijden heeft onder hetgeen is gebeurd. Hij heeft hulp gezocht en het gaat inmiddels een stukje beter met hem. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt dan zit men aan de ondergrens van schuld, hetgeen volgens de verdediging zou moeten resulteren in een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Het incident met oud en nieuw 2017/2018 heeft voor de bewoners van de [adres18] in Etten-Leur en overige op dat moment aanwezigen een grote impact gehad. Dat blijkt niet alleen uit het strafdossier, maar dit heeft de rechtbank ook kunnen zien tijdens de behandeling ter zitting. Ook thans, bijna twee jaar later, ondervinden veel betrokkenen nog de nadelige gevolgen van deze feestelijke avond met dramatische afloop. Bewoners hebben nog fysieke beperkingen ten gevolge van het incident, zitten nog met niet vergoede materiële schade of worden weer emotioneel bij het idee wat er allemaal nog meer had kunnen gebeuren. Bij hen en bij verdachte is er het besef dat één en ander die nacht nog veel slechter had kunnen aflopen. Kortom, een feestelijke gebeurtenis is die nacht uitgemond in een zaak met louter verliezers.
De eis van 180 uur taakstraf van de officier van justitie was enkel gebaseerd op de onder feit 1 verweten betrokkenheid van verdachte bij de ontploffingen. Nu de rechtbank verdachte hiervan vrijspreekt, zal zij bij de strafoplegging slechts uitgaan van het onder 2 bewezenverklaarde.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte na de ontploffingen niet passend heeft gehandeld toen hij de tas en doos met zwaar illegaal vuurwerk heeft meegenomen in zijn auto. De enige juiste reactie was geweest de betreffende tas en doos aan de politie te geven die ter plaatse kwam. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank een schuldigverklaring zonder straf dan ook niet op zijn plaats.
Vanwege het grote gevaar op dood of letsel worden voor het voorhanden hebben van illegaal vuurwerkbezit doorgaans hoge straffen opgelegd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte echter rekening met de volgende persoonlijke omstandigheden.
Verdachte heeft zelf ook te kampen gehad met de naweeën van hetgeen is voorgevallen. Zo is hij na de jaarwisseling naar de huisarts geweest, omdat hij niet kon slapen. Hij kreeg hier medicatie voor. Ook heeft hij enkele maanden bij een psycholoog gelopen. Hij voelde en voelt zich enorm schuldig over zijn aandeel in het incident. Verdachte lijdt naar eigen zeggen aan ADHD en gebruikt daar ook medicatie voor. Verder heeft verdachte de zorg voor een gezin. Ten slotte is verdachte nooit eerder met politie of justitie in aanraking geweest.
Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde. De rechtbank acht een taakstraf een passende reactie.
De rechtbank acht een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, passend. Gelet op de afkeer van verdachte van vuurwerk en zijn schuldgevoel over wat er op 1 januari 2018 in de [adres18] in Etten Leur is gebeurd, acht de rechtbank een stok achter de deur in de vorm van een forse voorwaardelijke straf niet nodig.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde6] , [benadeelde 1] , [benadeelde2] , [benadeelde 9] en [aangever] vorderen ieder een schadevergoeding ter zake de (im)materiële gevolgen van de vuurwerkontploffing op 1 januari 2018 (feit 1).
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart
de benadeelde partijen [benadeelde6] , [benadeelde 1] , [benadeelde2] , [benadeelde 9] en [aangever] niet-ontvankelijkin hun vorderingen en bepaalt dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Van der Linden en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2018000326 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 546.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 9 oktober 2019.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 133.
4.Het deskundigenverslag van het NFI van 24 maart 2010, pagina 205.
5.Het proces-verbaal van bevindingen mbt herkenning vuurwerk van 21 februari 2018, pagina 184 en verder, en het deskundigenverslag van het NFI van 24 maart 2010, pagina 193 en verder.
6.Zie voetnoot 2.