Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
beschikking geschillenregeling
[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. A. van Vliet te Breda,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De moeder verzocht om een uitbreiding van de omgangsregeling met haar kind, die momenteel eenmaal per twee weken plaatsvindt. De moeder stelde dat de huidige regeling niet in het belang van het kind is, omdat zij en het kind genieten van het contact en er onduidelijkheid bestaat over het perspectief van het kind. De GI, de gecertificeerde instelling, voerde verweer aan en stelde dat de huidige regeling veilig is, maar dat uitbreiding niet in het belang van het kind zou zijn, gezien de zorgen over de pedagogische vaardigheden van de moeder.
De kinderrechter oordeelde dat het verzoek van de moeder niet onder de geschillenregeling van artikel 1:262b BW valt, omdat de GI niet de juiste procedure heeft gevolgd door geen schriftelijke aanwijzing te geven. De kinderrechter benadrukte dat er een rechtsingang is voor de moeder om haar verzoek te laten toetsen, en verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek. De kinderrechter verwachtte van de GI dat zij op korte termijn een gemotiveerde beslissing zou nemen over de omgangsregeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in zaken die betrekking hebben op de omgangsregeling en de rol van de GI in het waarborgen van de veiligheid van de minderjarige.